In Utrecht is een gemeenteraadsvergadering donderdagavond verstoord door pro-Palestijnse demonstranten, dat meldt RTV Utrecht.
De onrust ontstond na een stemming over een motie omtrent het boycotten van Israëlische producten en organisaties. De motie werd niet aangenomen waarop een deel van de aanwezige demonstranten vertrok. De demonstranten die achterbleven in de raadszaal verstoorden vanaf dat moment de vergadering. Daarop waarschuwde burgemeester Sharon Dijksma hen dat ze risico liepen op ingrijpen van de politie en hoge straffen. De burgemeester besloot vervolgens de demonstranten zelf naar buiten te begeleiden.
Eenmaal buiten probeerden demonstranten Dijksma de weg terug het stadhuis in te belemmeren. „Daar vielen ook klappen en daar stond ik tussen,” zegt Dijksma tegen RTV Utrecht. Dijksma werd zelf niet geraakt door de klappen, wel kreeg ze verwijten gericht op haar persoon. Via de achteringang voegde zij zich na de onrust weer bij de vergadering.
Vanwege een gevoel van onveiligheid kiest bijna de helft van de vrouwen tussen de 15 en 25 jaar weleens een andere route in hun eigen buurt. Dat blijkt uit vrijdag gepubliceerd onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), gebaseerd op gegevens uit 2023. Onder jonge mannen doet slechts een op de vijf dit.
Jonge vrouwen nemen eerder een omweg dan oudere vrouwen. In de jongste doelgroep gaat het om 45 procent, bij vrouwen van 65 jaar en ouder zakt dat naar 31 procent.
Niet alleen op straat, ook thuis nemen vrouwen vaker voorzorgsmaatregelen. Zo opent 70 procent van de vrouwen van 65 jaar of ouder ’s avonds niet altijd de deur. Dat geldt ook voor meer dan de helft van de jongere vrouwen. Mannen doen over het algemeen vaker open, al laat een derde de deur soms ook dicht. Bij oudere mannen (65+) loopt dat aandeel op tot de helft.
Criminaliteit in de buurt
Ruim 45 procent van de vrouwen voelt zich weleens onveilig in hun eigen buurt en is bang slachtoffer te worden van criminaliteit. Bij mannen is dat ongeveer een derde. Oudere vrouwen voelen zich minder vaak onveilig dan jongere vrouwen. Bij mannen is het juist de jongste groep – 15 tot 25 jaar – die zich het minst zorgen maakt over de eigen veiligheid.
Waar iemand woont, maakt uit. In grote steden lopen vrouwen vaker om dan op het platteland: 44 procent tegenover 21 procent. Dat heeft een reden: straatintimidatie komt in steden vaker voor dan op het platteland. 28 procent van de mannen in steden loopt soms om, op het platteland is dat 11 procent.
Lees ook
Bizar, maar dit zijn de maatregelen die jonge vrouwen elke dag nemen om zich de enge mannen van het lijf te houden
Nederland gaf na jarenlang overleg 119 van de befaamde Benin-bronzen terug aan Nigeria. Correspondent Eva Oude Elferink was erbij en zag de emotie bij de lokale bevolking. Wat leert deze teruggave ons over de discussie rond roofkunst?
Heb je vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze redactie via [email protected].
Ik besloot binnenlands politiek nieuws te mijden. Een vriend zei: lekker makkelijk nu de kermis met reces is, maar ik was eerder afgehaakt. Om precies te zijn toen landelijke media op Yesilgöz-Douwe Bob doken met een toewijding waarop geen enkel ander onderwerp kan rekenen. Mede dankzij die tomeloze dienstbaarheid bij het versterken van sociale media van populisten, gelooft half Nederland dat asielmigratie het grootste landelijke probleem is. Het enige grote probleem met asielmigratie is dat populisten haar misbruiken om de macht te grijpen. Intussen kunnen onze kabinetten niks anders dan vallen, hebben we zoveel PFAS in ons lichaam dat de zonnebrand niet intrekt en luidt het reisadvies naar Zuid-Europa: wees voorbereid op bosbranden.
Als er in een kop ‘asiel’, ‘Wilders’ of ‘Yesilgöz’ stond, sloeg ik dat artikel sowieso over. Als lezer kon ik redacties heus van onderaf besturen. Niet meer klikken op de bait. Radio verruilde ik voor podcasts. Dat is harder werken voor de mediaconsument, want je moet zelf uitzoeken wat het beluisteren waard is, maar wie zoekt vindt bijvoorbeeld filosoof en zelfbenoemd ‘degrowth communist’ Kohei Saito. Bij de podcast Boontjes doppen besprak hij het kapitalisme als een systeem dat altijd uit is op meer groei en daarom niet houdbaar is op een planeet met gelimiteerde bronnen. Westerse landen berekenen dat hun uitstoot omlaag gaat, maar laten hun overconsumptie intussen in China produceren waardoor de uitstoot daar omhoog gaat. Productie in een kapitalistisch systeem neemt toe, maar salarissen blijven laag: het extra geld gaat naar aandeelhouders. Qua dierlijke producten is Nederland dus klein China, begreep ik. Bedrijven exporteren zich suf, aandeelhouders blij, salarissen laag en de uitstoot is voor het land.
Na Boontjes doppen suggereerde de podcastleverancier De linkse revolte. Kwam Yesilgöz toch voorbij toen werd besproken dat de VVD het altijd over de hardwerkende Nederlander heeft, maar dit exitkabinet de lasten voor werkenden juist verhoogt en die voor vermogens verlaagt. Misschien heeft ze het daarom graag over clickbaitzalige onderwerpen als asielmigratie of Jodenhaat. De podcastdeelnemers stelden dat sociale partijen in het midden tegenwoordig als extreemlinks worden neergezet en rechtse liberalen zichzelf uitroepen tot stil midden. Een hele geruststelling, want ik was al bang dat ik opgeschoven was.
Op woordniveau is het probleem met liberalisme dat het sympathiek klinkt: naar vrijheid, zelfs naar realisme als je drie letters husselt. Socialisme daarentegen klinkt naar maatschappelijke dienstverlening, naar taakstraf, naar corvee. Ondertussen komt liberalisme neer op het recht van de sterkste en socialisme op verdelen, misschien zelfs het weerloze beschermen. Op zo’n kop klikt niemand. Dan liever ophef.
Een paar podcasts later had economist Kate Raworth het ineens over de neef van Freud. Status en ergens toe behoren zijn drijfveren voor de mens, ontdekte Freud. Als je dat gelinkt kreeg aan producten, kon je verkopen als een malle, dacht zijn neef. Zo kwam die uit bij publiciteit. Nu zitten we met mensen die hun gevoel voor status en tot de groep behoren ontlenen aan de dingen die ze kopen. Ik beweer niet dat we aan de klimaatafgrond zijn beland door de neef van Freud, maar wel door het kapitalisme dat ons opjaagt om meer te consumeren, meer te produceren en geen bal te geven om wat we vernielen. Na een weekje nieuwsmijden wil ik niks nieuws meer kopen en moet ik me inhouden om niet vanaf het balkon de Internationale te gaan zingen. Hoogste tijd om weer eens op wat Yesilgöz-, Wilders- of asielbait te klikken.
In Ticino, het zuidelijkste kanton van Zwitserland waar Italiaans de voertaal is, begint het paradijs. Ik besef het weer eens als ik Wandeling lees, de fictieve reisimpressies van de Duits-Zwitserse schrijver Hermann Hesse (1877-1962) uit de laatste jaren van de Eerste Wereldoorlog. Het boekje is onlangs mooi vertaald door Marc Rummens en fraai uitgegeven. De erin opgenomen aquarellen van de schrijver, die was gaan schilderen op aanraden van zijn psychiater, voeren je nog dieper het idyllische landschap van Hesses filosofische louteringstocht binnen.
Net zoals veel van mijn leeftijdgenoten las ik als jongeling in de jaren zeventig Hesses bestseller Der Steppenwolf (1927). Het was het verhaal van een begaafde, overgevoelige man op zoek naar de zin van het leven. Aangezien bijna iedereen in zijn jonge jaren met zingeving bezig is, zijn er van dat boek wereldwijd tientallen miljoenen exemplaren verkocht.
Zelf vond ik Der Steppenwolf behoorlijk zweverig. Ik herinner me er alleen nog van dat de schrijver waarschuwde voor de Tweede Wereldoorlog en zich afzette tegen het nationaal-socialisme en het kapitalisme in de Weimarrepubliek.
In Wandeling wil Hesse ontsnappen aan het kille Duitse missionarissengezin waarin hij is opgegroeid. In het zorgeloze Zuiden hoopt hij de lichtheid en daarmee de zin van het bestaan te vinden.
Hesse snakt dan ook naar de bergpas die hem naar die zuidelijke lichtheid zal voeren. En al wandelend uit hij zijn minachting voor grenzen, die „zijn als kanonnen, of als generaals: zolang de rede, de menselijkheid en de vrede heersen, is er geen glimp van ze te zien, maar zodra de oorlog en de waanzin losbreken, worden ze plotseling heel belangrijk en alomtegenwoordig.” Het is alsof hij over de huidige wereld schrijft.
De wandelende Hesse voelt zich een nomade op zoek naar de waarheid, die wil ontsnappen aan het rationele Noorden. Hij wil kunstenaar zijn, een man van de verbeelding, een non-conformist, die door niets beperkt wordt. In alles wat je leest voel je de onrust in zijn hoofd. Zo schrijft hij over zichzelf en ieder ander die uit een vroom protestant gezin komt: „Hij kent de hel, hij ligt voortdurend overhoop met zichzelf en weet hoe dodelijk dat is, hij kent de innerlijke gespletenheid, hij heeft alle soorten kwellingen en twijfels ervaren.”
Die onrust kan hij alleen bedwingen door naar dat bevrijdende Zuiden te gaan. Hij is een zwerver, die zijn liefde zowel aan een passerende blonde vrouw schenkt, als aan de meren, ravijnen, dorpen, bergen, boeren en kinderen die hij tegenkomt. Maar zodra het regent, komen zijn innerlijke kwellingen bovendrijven, al beseft hij dat iemand die de roes van het bestaan wil beleven ook de erbij horende ellende moet accepteren.
In 1919 gaat Hesse daadwerkelijk op pad en bereikt hij zijn lotsbestemming. De rest van zijn lange leven zal hij in Ticino blijven wonen, in een afgelegen huis in de bergen bij Lugano. Het levert hem inspiratie op voor het schrijven van zijn beroemdste boeken.
In 1949 krijgt Hermann Hesse de Nobelprijs voor Literatuur. Behoefte om nog veel te schrijven heeft hij hierna niet meer. Hij heeft gevonden wat hij zocht: innerlijke vrijheid en rust. In het vervolg wijdt hij zich vooral aan het beantwoorden van de vele troostende brieven van zijn fans.
Bijna zou ik het een lichtpuntje noemen. Vier leden van het Utrechtse corps worden vervolgd voor het verspreiden van een ‘bangalijst’, een onterende vleeskeuring van vrouwen met daarop namen, adressen en telefoonnummers. Nieuws in dezelfde week waarin rechtszaken dienden tegen een man die een bewusteloze vrouw dodelijk verstikte met zijn penis, een man die zijn vriendin in bijzijn van haar baby vermoordde met 258 messteken, en een man die op Koningsdag in Amsterdam midden op straat een vrouw zou hebben verkracht. In een week waarin een vrouw voor de ogen van haar kinderen in Gouda werd doodgeschoten door haar ex, een man die al eerder een ex-partner neerschoot en een ander bedreigde. Bijna zou ik het een lichtpuntje noemen, maar dan wel zo’n flikkerende gloeilamp in een horrorfilm.
Een lichtpuntje, omdat er nu ook mannen in een rechtszaal mogen opdraven vóórdat hun beeld van vrouwen ze tot de ernstigste misdaden drijft. Voordat ze toestemming voor seks na een avondje drinken negeren, voordat ze de rancuneuze ex zijn. Een lichtpuntje, omdat betrokkenen bij eerdere ‘bangalijsten’ hoogstens geschorst werden en, wat in eerste instantie gebeurde toen de Utrechtse zaak naar buiten kwam, „niet mee mochten op skireis”.
Terwijl de schade van zo’n lijst óók enorm is. Studentes die over zichzelf lazen dat ze „ff snel geneukt” moesten worden, „vrij dom” waren of „pffff erg dik”. Ze kregen honderden appjes en belletjes van vreemden, zo zei de advocaat van de studentes tegen het AD.
Maar de echte slachtoffers, dat zijn dus eigenlijk de vier jongens, is de indruk die de advocaat van een van hen bij Nieuwsuur achterliet. Hij vindt de vervolging disproportioneel, want „deze eerstejaarsstudenten zijn niet verantwoordelijk voor de cultuur waarin zij handelden”. Slachtoffers dus, van de cultuur. Ah ja, die prachtige cultuur van ondergekotste stropdassen en overhemden zo strak dat ze de bloedtoevoer naar de hersenen afsluiten, de cultuur van papa’s pandjes, van een dag niet bijna in coma is een dag best wel triest geleefd, de cultuur van door de excessen het bed niet meer kunnen zien, je weet wel, die toch vrij breed gedocumenteerde cultuur van onversneden minachting voor vrouwen, die in bedprestatierecensies samen te vatten wezens. Dat is nou eenmaal de cultuur!
Alsof het hier gaat om vier willoze passagiers, zonder enige verantwoordelijkheid. Vier jongens die niet wisten bij welke ‘cultuur’ ze zich aansloten, voor wie groepsdruk een onbekend fenomeen was. Nee, het OM moet niet deze jongens hebben, maar de mannen hoger in de boom bij het corps! Cultuurverandering, niet vier jongens tot voorbeeld strekken! Natuurlijk, ik zou zelf ook die hele corpswereld voor de rechter willen slepen, maar individuen berechten gaat op de korte termijn nou eenmaal makkelijker dan een ‘cultuur’. Anders had ik zelf allang aangifte gedaan tegen alle Nederlanders die op hun Spaanse vakantieadres kroketten willen halen.
En de cliënt van de advocaat? Die „betreurt” het volgens hem allemaal „ten zeerste”. „Ook voor de vrouwen.”
Gelukkig zeg, óók voor de vrouwen. Dát is pas een cultuur.
Ik had met mijn zoon in Panama een videogesprek op het moment dat zijn drie kinderen uit de schoolbus stappen. Mijn zoon verwelkomt hen uitbundig: „Jullie vakantie is begonnen!” Zijn oudste zoon van acht draait zich om en zegt: „En jouw vakantie is beëindigd!”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
De boekenmarkt zat al sinds 1919 in een ‘zware crisis’ toen op 18 juli 1925 het eerste deel van Adolf Hitlers Mein Kampf op de markt kwam, zo schrijft de Oostenrijkse historicus Othmar Plöckinger in zijn in 2011 verschenen studie Geschichte eines Buches: Adolf Hitlers „Mein Kampf” (1922-1945) waarin de ontstaansgeschiedenis en ontvangst van het boek in Duitsland en andere landen minutieus beschreven wordt.
Gezien de crisis verwachtte de uitgever er niet veel van. Uiteindelijk werden alleen al in Duitsland meer dan 10 miljoen exemplaren van Hitlers boek verkocht, maar ook in andere landen, bijvoorbeeld in de VS, was het een commercieel succes. Zijn uitgever berichtte in 1947 dat Hitler met het boek circa 15 miljoen Reichsmark (zo’n 67 miljoen euro) had verdiend, waarvan 7 miljoen nog niet was opgenomen.
Een van de mythes die Plöckinger met argumenten bestrijdt, onder andere aan de hand van gegevens van bibliotheken in Duitsland, is dat het boek wel verkocht maar niet gelezen zou zijn. In het smeulende puin van de eindtijd zal men te zijner tijd hetzelfde zeggen van de Bijbel. Mein Kampf is gelezen, bekritiseerd en her en der ook toegejuicht.
Het boek werd uitgegeven door de Franz-Eher-Verlag, waar Hitlers voormalige opperwachtmeester uit de Eerste Wereldoorlog Max Amann de scepter zwaaide. De uitgeverij kondigde het boek aanvankelijk aan onder de titel 4,5 Jahre Kampf gegen Lüge, Dummheit und Feigheit – eine Abrechnung von Adolf Hitler.
Met die vierenhalf jaar wordt verwezen naar de Eerste Wereldoorlog, waarin Hitler gediend had als korporaal. Over de vraag met hoeveel moed hij de lafheid precies had bestreden is indertijd veel polemiek gevoerd. Van die werktitel is hoe dan ook weinig overgebleven, wat bleef was de strijd, met dat ene woord werd alles samengevat.
Toen in 2018 in Nederland de vertaling van de wetenschappelijke editie van Mein Kampf verscheen, met een handzame toelichting van Willem Melching, schreef ik in De Groene Amsterdammer dat we dankzij Mein Kampf hedendaagse drogredeneringen en hallucinerende samenzweringstheorieën beter zouden kunnen herkennen.
Dat zou ik nu niet meer zo opschrijven. Niets wijst erop dat er een effectief vaccin bestaat tegen verlossers van bedenkelijk allooi. De herinneringscultuur is niet compleet ineffectief gebleken, maar van halleluja kan geen sprake zijn. Was ik recensent, ik zou de herinneringscultuur twee ballen geven, of drie, als ik in een goede bui ben.
De strijd tegen leugens, lafheid en domheid wordt van alle kanten nog altijd gretig gevoerd, maar men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat dit in veel gevallen vooral gebeurt om zelf wat minder dom, laf en leugenachtig te lijken.
Het verleden creëert het heden, maar het heden creëert ook het verleden, al was het maar omdat ons begrip van het verleden aan continue verandering onderhevig is.
Als het politiek-religieus messianisme van de Israëlische regering zich voortzet zoals het zich nu aan ons toont, is het slechts een kwestie van tijd tot Hitlers massamoord op de Europese Joden in brede kring zal worden begrepen als een preventieve aanvalsoorlog.
Jezus Christus
Hitlers politieke leven begon in München, waar hij zijn redenaarstalent ontdekte en waar, na het bloedige einde van de Radenrepubliek in 1919, de behoefte aan verlossing en verlossers vermoedelijk nog groter was dan elders in Duitsland. Het antisemitisme tierde er sinds die Radenrepubliek ook weliger dan elders. Uit dankbaarheid dat München zo’n mooi decor was geweest van zijn klim naar de macht kroonde Hitler de stad jaren later met de titel ‘Hauptstadt der Bewegung’.
Al begin jaren 20 vergeleek Hitler zich in zijn redevoeringen met Jezus Christus. „Wij zijn weliswaar klein, maar ooit stond er ook een man op in Galilea, en nu beheerst zijn leer de hele wereld”, zei hij. Volgens zijn biograaf Volker Ullrich was zijn stem (bariton) zijn sterkste wapen en daarnaast de zorgvuldige en uitgekiende enscenering van het spektakel dat „het circus en de grand opéra” zou hebben verenigd met het „liturgische ritueel van de kerk”. Sommige toehoorders berichtten dat het luisteren naar Hitler gevoelens van „religieuze bekering” in hen losmaakte, hij zou een „Luther” voor zijn tijd zijn, al merkt Ullrich ook op dat het „rijkelijk getapte bier” het publiek ontvankelijker zal hebben gemaakt voor dergelijke sensaties.
Een decennium later, op 6 april 1933, zou Carl Schmitt, de zogenoemde kroonjurist van het Derde Rijk, in Berlijn een feestje bijwonen van hooggeplaatste nazi’s. Schmitt noteert in zijn dagboek dat hij gechoqueerd was door de blik van Hitler. En ook de geroemde retoriek van de Führer kon op hem weinig indruk maken, er sprongen geen „vonken” over. Allicht zag Schmitt in Hitlers blik niet de verleider maar de waanzinnige, hij had hoe dan ook meer vertrouwen in Hermann Göring. Al zou hij Hitler een jaar later door dik en dun verdedigen na de zogenoemde Nacht van de Lange Messen toen de verlosser in en om Bad Wiessee zijn concurrenten ruw uit de weg had geruimd.
De hoogtijdagen van de verlosser waren toen al over, zou ik zeggen, de Oostenrijkse Messias was een Duitse wreker gebleken. Bij de laatste vrije verkiezingen in november 1932 was de NSDAP van 37,4 teruggevallen tot 33,1 procent. Uit het boek Das Dritte Reich des Traums, waarin de journalist Charlotte Beradt dromen van ‘gewone’ Duitsers verzamelde, weten we dat de dictatuur en de terreur van Hitler zich in 1933 al diep in de dromen van Duitsers bevond. Het Derde Rijk had het onbewuste gepenetreerd. De verleiding was angst geworden, de belofte van verlossing was niets dan terreur. Wat mij betreft begint de ondergang in 1933 en niet pas in 1941, het begin van de oorlog met de Sovjet-Unie, en ook niet op 31 januari 1943 toen het 6de Duitse leger bij Stalingrad vernietigd werd.
Hitlers gevecht tegen leugens, domheid en lafheid zou in 1933 nog twaalf jaar duren, aan het eind van het avontuur waren er tussen de 70 en 85 miljoen mensen gedood, onder wie de beruchte 6 miljoen Joden. Tot de erfenis van dit alles verhouden wij ons nog steeds.
Honden africhten
In het voorjaar van 1945, zo schrijft Ullrich, was het verschil tussen dag en nacht voor de Führer weggevallen. Naast zijn woede-uitbarstingen waren de favoriete gespreksonderwerpen van de gewezen Messias in die laatste dagen van het Derde Rijk „het africhten van honden, voedingsvraagstukken en de domheid en slechtheid van de wereld”. Overigens weten we dat het geloof van veel Duitsers in hun Führer, ook onder Duitse krijgsgevangenen, in het voorjaar van 1945 ongebroken was, dat voorjaar waarin de Duitse steden onophoudelijk werden gebombardeerd, het gebulder van de kanonnen van het Rode Leger in Berlijn al te horen was en de naziterreur onverminderd voortging onder het motto: eerst de terreur, dan de ondergang.
Albert Camus merkt in De mens in opstand op: „Als principes falen, hebben mensen maar één manier om ze te redden, en hun geloof te redden, dat is ervoor te sterven.” Veel mensen nemen liever afscheid van hun geliefde dan van hun principes. De echte eenzaamheid begint kennelijk als je je laatste principe hebt uitgezwaaid. En de moraal is zo rekbaar dat de strijd tegen lafheid, leugens en domheid soms alleen nog maar de vorm van terreur kan aannemen.
Erkennen dat je je vergist hebt is zo pijnlijk dat men het liever niet doet. De jonge Günter Grass diende aan het eind van de oorlog in de tiende SS-Panzer-Division ‘Frundsberg’ en toen ik hem twee jaar voor zijn dood voor deze krant interviewde zei hij dat hij indertijd geloofde „voor een rechtvaardige zaak” te strijden. De waarheid deed hij ook na Duitslands capitulatie aanvankelijk af als propaganda, pas toen Reichsjugendführer Baldur von Schirach in het proces van Neurenberg toegaf weet te hebben gehad van de massavernietiging, kon Grass toegeven zich vergist te hebben. Hij sprak tijdens het interview van „mijn Reichsjugendführer” – alsof een deel van de grote schrijver en Nobelprijswinnaar de Hitlerjugend nooit helemaal had kunnen verlaten. Een moment dat ik niet snel zal vergeten, unheimisch, ja subliem.
Als je niet sterft voor de als leugen ontmaskerde principes dan verworden die principes die geen principes meer mogen zijn tot een wond die zelden echt geneest. Een maatschappelijke wond.
Schutblad van een originele editie van Mein Kampf van Adolf Hitler.
Foto Getty Images
Geldproblemen
Aan het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw moest de Duitse Messias zijn bijbel nog schrijven. Daarnaast had hij geldproblemen, wat des te vervelender voor hem was omdat hij enorm van auto’s hield. Hoe Hitler in die tijd precies in zijn onderkomen voorzag weten historici nog altijd niet, de partijkas van de NSDAP was bijna voortdurend leeg. Ullrich heeft een gedeeltelijke verklaring: er waren „oudere vrouwen die hem aardig vonden en die zich bekommerden om zijn fysieke welzijn. Een van de belangrijksten onder hen was Hermine Hoffmann, de weduwe van een rector op een middelbare school, die hem bij haar thuis in Solln aan de rand van München bemoederde.”
Naast de oudere vrouwen was Hitler ook op zoek naar „kapitaalkrachtige geldschieters” om de problemen duurzamer op te lossen. Hitler weigerde in die tijd zich te laten fotograferen. „Zo vergrootte hij de interesse voor zijn persoon,” schrijft Ullrich. En: „De kunst zich anders voor te doen dan hij was […] werd een van de belangrijkste eigenschappen van de politicus Hitler.”
Nadat begin 1923 Franse en Belgische troepen delen van het Rijnland hadden bezet en de torenhoge inflatie allerlei zogenoemde ‘inflatieheiligen’ had voortgebracht, Jezusachtige figuren die zingend en dansend door het land trokken, vond Hitler, inmiddels voorzitter van de uit een fusie ontstane NSDAP, de tijd rijp voor een putsch in Beieren. De rest van Duitsland zou dan als vanzelf volgen.
Op 8 november 1923 vond die putsch plaats in de Bürgerbräukeller in München, waarvoor Hitler staand op een stoel het startsein gaf met de woorden: „De nationale revolutie is uitgebroken.”
De putsch was „burlesk”, meent Ullrich, en toch ernstig. „Enkele uren lang waanden de stormtroepen zich namelijk al aan de macht en begonnen ze onmiddellijk met hun terreur tegen politieke tegenstanders en Joodse burgers van München.”
Op 9 november marcheerden de revolutionairen door het centrum van de stad en stuitten ter hoogte van de Odeonsplatz op de nationale politie. Wie begon met schieten is onduidelijk, maar er werd geschoten, over en weer, er vielen doden. Hitler wordt door een medestrijder naar de grond getrokken waarbij zijn arm uit de kom raakt, hij vlucht naar het huis van zijn vriend Ernst Hanfstaengl. De vrouw van Hanfstaengl herinnert zich: „Daar stond hij, lijkbleek, zonder hoed, zijn gezicht en zijn kleding onder het straatvuil, zijn linkerarm in een merkwaardige hoek ten opzichte van zijn schouder.”
Even later wordt hij gearresteerd, overgebracht naar een gevangenis in Landsberg aan de Lech, waar niet voor het eerst in zijn leven gedachten aan zelfmoord hem overvallen. Hij begint aan een hongerstaking die meerdere dagen duurt, maar dan herinnert Hitler zich dat hij een roeping heeft.
Het proces tegen Hitler wordt door een journalist omschreven als „politiek carnaval”. Als de rechtsstaat toen beter had gefunctioneerd, waren Hitler en zijn mede-putschisten er niet met lichte straffen van afgekomen en was het Derde Rijk, onder Hitlers leiding althans, ons waarschijnlijk bespaard gebleven. Maar de rechtsstaat functioneerde niet optimaal.
Het gevangeniswezen daarentegen was, in Hitlers geval tenminste, een voorloper van wat nu het Scandinavische model heet. Ullrich: „Inderdaad leken de omstandigheden tijdens zijn gevangenschap in Landsberg eerder op die in een sanatorium dan in een gevangenis. […] Zijn cel op de eerste verdieping was een grote, lichte en comfortabel ingerichte kamer met een weids uitzicht over het land. De voedzame kost uit de gevangeniskeuken werd regelmatig aangevuld met steunpakketten, waardoor zijn vertrek op veel bezoekers overkwam als een ‘winkel in fijne delicatessen’.”
Menig hedendaagse schrijver moet onder minder ideale omstandigheden kond doen van zijn betrokkenheid met de wereld.
In die delicatessewinkel begon Hitler te schrijven aan wat Mein Kampf zou worden. De eerste Hitlerbiograaf meende nog dat Hitler het boek aan zijn vertrouweling Rudolf Hess gedicteerd zou hebben, maar Ullrich stelt dat Hitler zelf achter de typmachine zat, met twee vingers typend, en delen aan Hess zou hebben voorgelezen. (Overigens schreef Hitler niet alleen aan Mein Kampf, hij werkte ook aan ontwerpen voor universiteiten, bibliotheken en theaters en aan decorontwerpen voor opera’s van Wagner en toneelstukken van Shakespeare.)
Massapsychologie
Wie nu de wetenschappelijke uitgave van Mein Kampf leest zal dat met gemengde gevoelens doen. De interessantste passages gaan over Joden en over propaganda. Op grond van een brief die de soldaat Hitler in 1915 schreef concludeert Ullrich dat hij over het „opmerkelijke talent” beschikte om „zijn belevenissen in woorden te vatten”. Dat talent blijkt ook bij vlagen uit Mein Kampf. De interessante passages over propaganda heeft hij wel gestolen van de Franse psycholoog Gustave Le Bon, maar beter goed gestolen dan slecht bedacht. Veel van zijn uitspraken over propaganda zijn in onze massademocratie nog altijd geldig. Zo schreef hij dat de NSDAP „geen hulpje van de publieke opinie” moet zijn, maar een „gebieder”. De partij zou geen „knecht” moeten zijn „van de massa […], maar meester”.
Wie denkt aan gevoelde asielcrisissen beseft dat de politieke partijen, en dat geldt trouwens voor bijna alle politieke partijen, meester van de massa hopen te worden in plaats van knecht.
De meest succesvolle politici zijn ook vandaag de dag gebieders van de publieke opinie, de minder getalenteerde politici geven hun principes op om in het gevlei van de massa te komen. Propaganda is altijd de schijn van moraal.
Wat de Joden betreft voelde Hitler haarscherp aan dat de vereenzaamde, de rancuneuze, de teleurgestelde, behoefte heeft aan gemeenschap en niets creëert een gemeenschap zo stevig als een gemeenschappelijke vijand, een zondebok. In Frankrijk was het vooroorlogse antisemitisme zeker zo virulent als in Duitsland, maar Hitler creëerde een geloofsgemeenschap waarin de Joden zowel bolsjewisten als kapitalisten waren, parasieten en meesters, herkenbaar en onherkenbaar, ze waren overal en nergens maar bovenal oppermachtig. Omdat het ‘Weltjudentum’ in Hitlers ogen een wereldmacht was moest het antisemitisme ook een wereldmacht worden, concludeerde historicus Salo Baron in 1942.
Ook tot die erfenis verhouden wij ons nog steeds. De mythes leven voort, juist ook als we denken die overwonnen te hebben.
De ontvangst van Mein Kampf was niet bijster enthousiast. Zo schreef Rudolf Binding in een bespreking in de Frankfurter Zeitung dat Hitler van niemand houdt en maar één instinct heeft, „de onderwerping van de mensen”.
Hitlers antisemitisme werd vrijwel nergens opgemerkt, of als bijzaak afgedaan, met uitzondering van de christelijke en Joodse pers. Hans von Lüpke noteerde in Kirche und Nationalsozialismus dat de destructieve invloeden van het Jodendom niet bestreden kunnen worden door het „eigen ras als ras te verheerlijken”.
Het Vaticaan kwam met een uitvoerige in het Latijn geschreven analyse van Mein Kampf, maar concludeerde dat het bolsjewisme een groter gevaar was dan het nazisme. De kritiek op Hitlers boek richtte zich vooral op zijn gebrekkige Duits, zijn stijl en op zaken die nu niemand nog interesseren, zoals: moet Südtirol Italiaans blijven of niet?
In een lezenswaardig essay uit 1939, getiteld Broeder Hitler, schreef Thomas Mann: „Beter, oprechter, vrolijker en productiever dan de haat is de herkenning, de bereidheid je te vereenzelvigen met het hatenswaardige.” Mann had de moed en de oprechtheid iets in Hitler te herkennen, wie Ullrich leest zal dat beter begrijpen.
Goed, in 1939 moest Auschwitz nog een lijkenfabriek worden, maar toch, de herkenning dus.
Ullrich eindigt zijn boek met de vaststelling dat we in zekere zin „voor eeuwig” met Hitler verbonden zijn en dat zijn leven een waarschuwing blijft hoe makkelijk „rechtsstatelijke en morele normen buitenspel” kunnen worden gezet. Voor eeuwig, ons aller broeder dus. Reden te meer zijn bijbel te lezen.
De moraal is van elastiek, je zou bijna zeggen, de moraal is een trampoline, hoe harder je erop springt hoe hoger je opveert. Zij die zich vasthouden aan hun principes worden helden of de meest fanatieke van alle massamoordenaars.
Als waarschuwingen hadden geholpen, want er waren genoeg waarschuwers, was ons broeder Hitler bespaard gebleven. Wie meent heden ten dage tegen leugens, domheid en lafheid ten strijde te moeten trekken moet zichzelf even eraan herinneren dat Hitler en Günter Grass dat ook dachten te doen.
Voor hen – ik zou bijna zeggen: voor ons – die zich moeten troosten met de gedachte dat ze Broeder Meeloper zijn, rest slechts één zekerheid: de volgende verlosser zal komen en hij zal de elasticiteit van onze moraal testen.
Tot nu toe kunnen wensouders hun kinderen via een ivf-traject met embryoselectie alleen behoeden voor het krijgen van een erfelijke ziekte. Embryoselectie mag nog niet toegepast worden om te voorkomen dat een kind drager van de ziekte wordt; dan heeft iemand wel de erfelijke aanleg, maar de ziekte uit zich (nog) niet. Dat laatste moet een voorstel van Jan Paternotte (D66) en Harry Bevers (VVD) veranderen. Zij willen de Embryowet wijzigen.
Het voorkomen dat iemand drager van een ziekte is, is bijvoorbeeld relevant bij de spierziekte Duchenne. De ziekte kan worden doorgegeven via een genetische fout op het X-chromosoom, daarvan hebben vrouwen er – over het algemeen – twee en mannen één. Als een van de X-chromosomen bij vrouwen het foutieve gen bevat, kan de ander er nog voor compenseren. Jongens worden met hun ene X-chromosoom zeker ziek. „Al in de kinderjaren gaat hun spierfunctie hard achteruit, vanaf hun tiende hebben ze vaak een rolstoel nodig. In de tienerjaren kunnen ze hun armen niet goed meer gebruiken en later zijn ze afhankelijk van kunstmatige beademing”, zegt Elizabeth Vroom van de Wereld Duchenne Organisatie. Mensen met Duchenne worden vaak niet ouder dan dertig jaar.
Selecteren op een erfelijke ziekte is echt iets anders dan embryoselectie om geslacht of oogkleur te beïnvloeden
Vrouwen worden technisch alleen gezien als dragers van het genetische defect, terwijl ze er wel degelijk klachten van kunnen ondervinden, bijvoorbeeld aan het hart. Nu kunnen wensouders met een hoog risico om de ziekte van Duchenne door te geven, tijdens een ivf-traject alleen selecteren op gezonde jongensembryo’s. Ze mogen er volgens de huidige Embryowet niet voor kiezen om een meisjesembryo met een ‘ongezond’ X-chromosoom te elimineren. Zo kunnen ze ook niet voorkomen dat hun dochter hetzelfde ingewikkelde traject in moet om later zelf een gezond kind te krijgen. Vroom: „Het zou mooi zijn als ouders die keuze wel krijgen. Dat dit niet voor hen wordt beslist.”
Kinderwens
Dat vinden D66 en VVD ook. Harry Bevers noemt het doorgeven van dragerschap een „duivels dilemma” voor ouders. „Je hebt een kinderwens, maar je wil niet dat je kind ziek wordt en je wil de ziekte ook niet doorgeven aan volgende generaties.” Jan Paternotte: „Wij zeggen: laat dit een keuze zijn van wensouders en hun artsen, niet van de politiek. Een erfelijke ziekte is iets wat families generaties lang in de greep kan houden. Als de wetenschap ons in staat stelt om ernstig lijden te voorkomen, dan zijn we het aan elkaar verplicht dat ook mogelijk te maken.”
In 2022 diende Paternotte, toen nog met VVD-collega Sophie Hermans, het eerste voorstel voor de wetswijziging in. Na enkele aanpassingen op advies van de Raad van State is het nu klaar om naar de Tweede Kamer te gaan.
Lees ook
Wat levert het de wetenschap op als het mogelijk wordt om embryo’s te kweken? Een initiatiefwet is in de maak
Een ivf-traject met embryoselectie wordt in Nederland alleen uitgevoerd door het Maastricht UMC, een medisch-ethische commissie bepaalt voor welke ziekten dit is toegestaan. Naast Duchenne zijn dit bijvoorbeeld taaislijmziekte en de bloedstollingsziekte hemofilie. In de afgelopen dertig jaar zijn er zo’n 1.800 kinderen geboren na embryoselectie, staat op de website van het ziekenhuis.
Problematisch
Embryoselectie om dragerschap te voorkomen ligt vooral gevoelig bij de christelijke partijen. Mensen die alleen drager zijn van een erfelijke ziekte, kunnen een relatief gezond leven leiden, vindt bijvoorbeeld het CDA. Het vernietigen van deze embryo’s is daarom problematisch, stelde het wetenschappelijk instituut van de partij in 2022 in een rapport.
Ook andere medisch-ethische kwesties spelen een rol bij de wetswijziging. Want in hoeverre mag je keuzes maken voor een volgende generatie? Ontstaat er door de wetswijziging een maatschappelijke druk voor ouders om voor embryoselectie te kiezen? En wanneer gaat een ivf-traject over in cosmetisch sleutelen aan de mens?
Als je met betrokken ouders hierover spreekt, voel je hoe het dilemma op mensen drukt. Dan snap je waarom ze hun kinderen daarvoor willen behoeden
Volgens de twee Kamerleden is die grens nog niet in zicht. Paternotte: „Selecteren op een erfelijke ziekte is echt iets anders dan embryoselectie om geslacht of oogkleur te beïnvloeden, zoals in de Verenigde Staten gebeurt. Dat willen we niet en sluiten we volledig uit.”
Of het wetsvoorstel op een meerderheid in de Kamer kan rekenen, is nog geen uitgemaakte zaak. Niet in de laatste plaats vanwege de verkiezingen op 29 oktober. Veel partijen kiezen er bij stemmingen over medisch-ethische onderwerpen voor om dit een vrije kwestie te maken, zodat Kamerleden bij de stemming de lijn van hun partij niet hoeven te volgen. Paternotte: „Het zal spannend worden. Als het nodig is, gaan we 148 Kamerleden langs om ze te vertellen waarom dit een belangrijk wetsvoorstel is.” Bevers: „Als je met betrokken ouders hierover spreekt, voel je hoe het dilemma op mensen drukt. Dan snap je waarom ze hun kinderen daarvoor willen behoeden.”
Lees ook
Genetische afwijkingen bij het embryo kunnen met één test in beeld komen
Ze schrokken zich woensdag allemaal rot, toen ze zagen dat het hoofdpodium van dancefestival Tomorrowland in vlammen opging. De tienduizenden bezoekers die donderdag al in Boom, ten zuiden van Antwerpen, arriveerden – een dag voor het begin van het festival – keken die middag nog met enige zorg uit naar de beslissing van de burgemeester. Zou het driedaagse feest mogen doorgaan? Of zou het provisorische podium worden afgekeurd door de brandweer?
Twee vriendinnen uit Taiwan zien hun lang geleden geplande feestweekend al in rook opgaan. „Ik hoop niet dat we spijt krijgen van onze reis.”
Een jonge Duitse vrouw piept: „Ik ben als de dood voor vuur”, voordat ze de bus in glipt.
Een Mexicaan fantaseert over een vorm van compensatie („gratis bier?”) voor de misgelopen hoofdshow.
Dit is iets wat je maar één keer in je leven meemaakt
Een Amerikaan en een Brit maken zich juist op voor de beste editie ooit – ook een vorm van compensatie: „Alle acts zullen nu alles willen geven om de main stage te doen vergeten.”
Twee studentes uit Hasselt verheugen zich op hun vrijwilligersbaantje, waarmee ze vrij toegang krijgen tot het festival. „We hopen maar dat het doorgaat.”
Het hoofdprodium is de grote trekker van het festival. Twee jaar is er aan gewerkt.
Foto Belga/AFP
Even na zessen ’s komt donderdagavond het verlossende nieuws via een persconferentie: burgemeester Jeroen Baert van Boom ziet geen bezwaar, het terrein is veilig. Een woordvoerder van het festival legt uit dat het nog onduidelijk is hoe het verlies van het kolossale podium – het was tweehonderd meter lang en er is twee jaar aan gewerkt – zal worden opgevangen. Misschien komt er één groot noodpodium, zegt ze, of podia verspreid over verschillende locaties.
De oorzaak van de brand is nog niet bekend. Er werd gespeculeerd over vuurwerkkanonnen, over led-schermen, over het alomtegenwoordige piepschuim. Wat wel duidelijk is: het hele decor is verbrand. Belgische media zonden de hele dag beelden uit van graafmachines die met hun grijpers het kale staketsel met de dimensies van een kathedraal neerhaalden.
Rolkoffergeratel
Op donderdagmiddag volgen de treinen uit de richting van Antwerpen elkaar steeds sneller op, en het lijkt wel of uit elke trein méér mensen komen. In de smalle onderdoorgang van station Boom naar de Statiestraat dondert het van het rolkoffergeratel. Met een ijzeren logistiek van bussen en meisjes van de verkenners die de menigte in goede banen leiden, worden deze dag zo’n 38.000 mensen naar de camping gebracht.
Ze zijn schoolvoorbeelden van wat sociologen anywheres noemen, mensen die zich overal thuis voelen. Een dag geleden stond de Taiwanese Tai Chia Wen nog in Beekse Bergen bij Awakenings. Vorige week danste Robby Stewart uit Colorado nog op Ibiza. En vorige maand waren Shalev Shoam en Ilay Cohen nog in een club in Kefar Sava bij Tel Aviv, bij een soort voorpret-feest voor Tomorrowlandgangers.
Veel bezoekers zijn vaste festivalgangers en volgen bedreven de noodzakelijkheden: bandje halen, tent opzoeken en wat eten.
Foto Fred Debrock
Ook de mensen die op Tomorrowland werken zijn blij dat het festival doorgaat.
Foto Fred Debrock
In totaal komen er 38.000 mensen naar het festival.
Foto Tom Goyvaerts / Belga / AFP
Ze werken allemaal even bedreven de festivalroutine af: vervoer nemen, toegangsbandje halen, plaatsje veroveren op de camping. Ze hebben de universele benodigdheden in hun tas: zonnebrand, oordoppen, waaier, nekkussen. Als ze zijn gesetteld, gaan ze naar de omliggende plaatsen – Boom, Rumst, Aartselaar, Reet, Kontich – om flessen water te kopen en te eten.
Ze hebben allemaal een ander bedrag neergelegd voor het toegangsbewijs. Elly Warwick en haar vriend Dan uit Wales hebben ieder 400 euro betaald, plus ieder 300 voor de vlucht uit Bristol. Shalev Soam en zijn vrienden hebben pas in april besloten dat ze zouden gaan, en zij moesten 1.000 euro per persoon betalen, inclusief één hotelovernachting in Brussel. Maar niemand klaagt over de prijzen. „Dit is iets wat je maar één keer in je leven meemaakt”, zegt Ilay Cohen.
Diepere betekenis
Tai Chi Wen denkt dat de bijna-ramp de kwaliteit van het festival alleen maar ten goede zal komen. „Het wordt spectaculair”, zegt de Taiwanese. „Deze editie krijgt vanzelf een diepere betekenis”, zegt de Noorse Jannecke Martinessen, met haar half grijze, half roze haren.
Uriel Dimas, die via New York en Amsterdam uit Mexico is gekomen, trekt op donderdagmiddag nog wel een benauwd gezicht. Áls het festival al doorgaat, zegt hij, zal het absoluut minder zijn dan voorgaande edities. „De main stage is dé plek waar het gebeurt. Ook Lara Thijs en Selena Switten uit Hasselt zijn daar erg teleurgesteld over. „Ik ben heel kunstzinnig”, zegt Thijs. „Ik had me juist verheugd op de schoonheid van het hoofdpodium.”
Ook al weten bezoekers niet of het festival doorgaat, ze reizen op donderdag allemaal af naar Boom.
Foto Fred Debrock
Zaterdag is het alternatieve hoofdpodium beslist klaar, maar vrijdag zal het nog improviseren worden, zegt Debby Wilmsen, woordvoerder van Tomorrowland, op de persconferentie. Ze kan donderdagavond nog geen duidelijkheid geven over hoe dat eruit gaat zien. In het slechtste geval kan het betekenen dat de mensen die een kaartje hebben voor de camping, vrijdag het festivalterrein niet op mogen en zich moeten vermaken met de acts op het campingterrein.
Compensatie? Daar zijn we nu echt nog niet mee bezig
Sofie Laermans uit Tienen zit ’s avonds in een frituur in Reet met een vriend. Die is vooral teleurgesteld dat zijn lievelingsact, de Brit Sub Focus, die voor het eerst op het hoofdpodium zou staan, nu genoegen moet nemen met een minder spectaculaire plek. Hij woont in Rumst en slaapt gewoon thuis tot het festival losbarst, zij verblijft op de camping. „Heel erg”, zegt ze als tot haar is doorgedrongen dat ze vrijdag misschien de hele dag tot haar tent is veroordeeld. „Ik ken daar verder niemand. Zonde van het dure kaartje.”
Op de vraag van een Vlaamse journalist over mogelijke schadevergoeding of compensatie zei Tomorrowland-woordvoerder Wilmsen op de VRT: „Daar zijn we nu echt nog niet mee bezig.”
Lees ook
Drugs horen bij festivals als de nacht bij de dag. Waarom eigenlijk?