Het woord ‘Gaza’ klinkt geregeld bij herdenking van genocide van Srebrenica

Lejla Dervisic (23) is een van de vele jonge Bosnische Nederlanders bij de herdenking van de genocide van Srebrenica, vrijdagmiddag op het Lange Voorhout in Den Haag. Ze komt ervoor uit Roermond, met haar vriendin Selma Spahic (19) uit Venlo. Ze hebben de leeftijd van Lejla’s vader ten tijde van de genocide, precies dertig jaar geleden. In juli 1995 werden ruim achtduizend Bosnische moslims vermoord door Bosnische Serviërs, het dieptepunt van drie jaar oorlog in Bosnië en Herzegovina (1992-1995). Lejla: „Ik heb mijn vader gevraagd of hij me in Bosnië alle plaatsen wil laten zien waar vreselijke dingen zijn gebeurd. Als hij het aankan natuurlijk.”

De grootste moordpartij in Europa na de Tweede Wereldoorlog wordt jaarlijks herdacht, maar een jubileumjaar is bijzonder. Ook vanwege een onthulling die aan de herdenkingsplechtigheid vooraf ging. Op het Haagse Churchillplein, voor het voormalige Joegoslaviëtribunaal, onthulden overlevende Midheta Husejnovic, 28 dagen oud op 11 juli 1995, en Olaf Nijeboer, voorzitter van de Vereniging Dutchbat 3, de ‘plaatsmarkering’ voor een nationaal Srebrenica-monument. De witte steen is gevuld met 8.372 stukjes van dezelfde steen waar ook de grafstenen op de grote begraafplaats in Potocari van zijn gemaakt, en geeft aan waar het echte monument moet komen.

Onthulling van de plaatsmarkering voor het Srebrenica-monument op het Haagse Churchillplein door Dutchbat-veteraan Olaf Nijeboer (l) en overlevende Midheta Husejnovic. Foto Merlin Daleman

Relatie met Gaza

Voor Samir Hajdarevic, voorzitter van de stichting Nationaal Monument Srebrenica Genocide ’95, is de onthulde steen „het begin van een groter geheel, een eerste fase van een breder project”. Of het Srebrenica-monument, inclusief een kenniscentrum annex herdenkingsruimte in het Joegoslaviëtribunaal, er daadwerkelijk komt, hangt af van de toekomst van het wederopbouwmonument. De nieuwe gebruiker, bij voorkeur een internationale organisatie, moet bereid zijn om een deel van het gebouw af te staan of te delen.

Lees ook

Lees ook over de moeizame weg naar een Srebrenica-monument

Nog ingepakt en vrijdag onthuld: de ‘plaatsmarkering’ voor een Srebrenica-monument op het Churchillplein in Den Haag. Op de achtergrond het gebouw van het voormalige Joegoslaviëtribunaal.

Hajdarevic was duidelijk bij de onthulling: „Onze wens – en onze hoop – is dat dit historische gebouw en deze omgeving behouden en toegankelijk blijven. En dat hier in de toekomst een informatiecentrum over Srebrenica en de genocide komt. Zodat we niet alleen gedenken, maar ook blijven leren, onderwijzen en waarschuwen.”

Het laatste punt is een belangrijk argument van de pleitbezorgers voor blijvende aandacht voor Srebrenica en voor een kenniscentrum over genocide. Laten we leren van die tragedie, opdat het niet weer gebeurt, is de gedachte. Meerdere sprekers bij de herdenking verwezen naar Gaza, als wrang bewijs dat de lessen niet zijn geleerd.

Aldin Sahbazovic, hoofdimam van de islamitische vereniging van Bosniakken in Nederland, verwoordde het zo: „In Srebrenica, en ook vandaag in Gaza, Oekraïne, Soedan en vele andere plaatsen, herhaalt de wereld hetzelfde patroon: onrecht wordt eerst genegeerd, daarna gerelativeerd en tenslotte gerechtvaardigd door koude geopolitieke berekeningen. En de prijs betalen altijd dezelfden – onschuldigen. Kinderen, moeders, hulpelozen.”

Bloemen (met elf blaadjes, verwijzend naar 11 juli) bij het voormalige Joegoslaviëtribunaal in Den Haag. Zolang het nationale monument er nog niet is, zullen er jaarlijks bloemen worden geplaatst. Foto Merlin Daleman

Tweede generatie

Veel aanwezigen bij de herdenking in Den Haag namen deel aan de Mars Mira (Mars van Vrede), een wandeling van elf kilometer van Wassenaar via de gevangenis in Scheveningen en het Churchillplein naar het Lange Voorhout. De mars verwijst naar de ‘echte’ Mars Mira in Bosnië, die duizenden nabestaanden deze week liepen om hun dierbaren te eren.

Lees ook

Lees ook deze reportage over de vredesmars in Bosnië

Zo'n zesduizend mensen lopen de driedaagse Mars Mira (Vredesmars) van Nezuk naar Srebrenica, precies de omgekeerde route waaraan zo’n tienduizend mannen op 10 juli 1995 begonnen. Foto Bahrudin Bandic

Amila Emic (22) uit Deventer en Sara Strkonjic (19) uit Maastricht vinden dat Nederlandse leeftijdsgenoten te weinig weten over Srebrenica. Voor henzelf was het ook niet makkelijk om er meer over te weten te komen, hun ouders praten er niet graag over. Amila: „Mijn vader heeft PTSS, dat is pas kort geleden ontdekt.” Sara: „Het past ook wel bij de Bosnische cultuur, om trauma’s te ontkennen.”

De ouders van Sara en Amila zijn er niet bij in Den Haag, ze vinden het te zwaar. De tweede generatie, veelal in Nederland geboren twintigers, lijkt het stokje over te nemen. Hoe Nederlands ze ook zijn, de jongeren houden van Bosnië en gaan er elke zomer heen. Ze hullen zich bij de herdenking zowel in de oude als de nieuwe vlag van Bosnië en Herzegovina. Sara: „Ik zie voor mezelf een toekomst met een Bosnische man, zodat we samen de Bosnische cultuur aan onze kinderen kunnen doorgeven.”

Bij de herdenking in Potocari, nabij Srebrenica, heeft minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken) vrijdag opnieuw excuses aangeboden aan de nabestaanden namens de Nederlandse regering. Defensieminister Ollongren deed dat in 2022 ook al. Nederlandse VN-militairen konden de val van Srebrenica niet voorkomen. Veldkamp: „Ik voel me beschaamd, dat Nederland als deel van de internationale gemeenschap een morele en politieke verantwoordelijkheid draagt voor het niet kunnen voorkomen van de genocide.”


De belofte van 650 miljard: heeft het coronaherstelfonds Europa echt geholpen?

Panos Loutos weet wel hoe hij zich moet redden als de elektriciteit uitvalt. Op Griekse wijze. Een flinke scheut olijfolie, een stuk katoen, een glas en een vuurtje, en je hebt je eigen lamp. Geleerd in het dorp in de Peloponnesos waar hij opgroeide, in een huis zonder stroom. Fonkelende ogen achter een dik montuur: „Ik word er elke keer weer nostalgisch van.”

Het is een handigheidje dat elk jaar wel een paar keer van pas komt op Santorini. Loom rookt hij een sigaretje op het terras van zijn restaurant, vroeg in de middag. Straks zullen de eerste toeristen van de dag zich melden voor de lunch. Met miljoenen komen ze naar Santorini, om de witte huizen te zien met hun blauwe daken, de molentjes en de zonsondergang. Elk jaar kraakt de stroomvoorziening van het vulkaaneiland onder zoveel aircogebruik en al die jacuzzi’s.

Het dorpje Fira, op Santorini.

Foto Louiza Vradi/Reuters

Een cruiseschip komt aan bij Santorini, Griekenland. Elk jaar kraakt de stroomvoorziening van het vulkaaneiland onder al het aircogebruik van de vele toeristen.

Foto Aris Oikonomou/AFP

Als de oude generator op stookolie, die het hele eiland in zijn eentje van stroom voorziet, stilvalt, zit heel Santorini in het donker. Of, wat ook vaak gebeurt, de spanning op het net slaat op hol en de apparatuur brandt door. Vorig jaar, zegt Panos Loutos, kon hij drie airco’s en een koelkast in zijn restaurant wegdoen na zo’n stroomstoring. Vierduizend euro schade. En iedereen herinnert zich de zomer van 2013, toen het eiland vier dagen zonder stroom zat.

Zo gaat het nu, maar het leven op Santorini zal veranderen. Een stuk moderner zal het worden – en iets minder nostalgisch. Naast de walmende schoorstenen van de generator verrijst een glimmend elektriciteitsstation. Via kilometers aan stroomkabels is Santorini straks verbonden met het vasteland. Vanaf volgend jaar moet de stroomvoorziening op het eiland groen, goedkoop en betrouwbaar zijn. Met dank aan de Europese Unie, en aan de coronacrisis.


In de eerste zomer van de pandemie, vijf jaar geleden, zetten de 27 regeringsleiders uit de Europese Unie hun handtekening onder een ongekende economische reddingsoperatie. Samen zouden ze een nieuwe Europese crisis voorkomen door een gigantisch bedrag – uiteindelijk 650 miljard euro – in hun economieën te pompen. Des te harder een land geraakt was door de pandemie, des te groter de bijdrage uit het fonds.

Nederland verzette zich onder toenmalig premier Mark Rutte fel tegen de meest revolutionaire elementen uit het fonds. Meer dan de helft van het uit te delen geld hoefde nooit door de lidstaten te worden terugbetaald, en om dit alles te financieren werd niet de bestaande EU-begroting gebruikt, maar nieuw geld geleend.

Uiteindelijk ging ook Nederland akkoord. Door Ruttes harde eisen aan de onderhandelingstafel kwam daar wel een derde revolutie bij: de landen kregen het geld niet cadeau, maar zouden in ruil hervormingen moeten doorvoeren om hun economie toekomstbestendig te maken.

En toen werd het in Nederland stil. Je moest haast een ingewijde zijn om te weten dat de EU-campagne die dit voorjaar bushokjes in het land sierde – ‘Vaardigheden verbeteren in Europa’, ‘Bedrijven sterker maken in Europa’ – ging over dit veelbevochten coronaherstelfonds.

Elders ging het er anders aan toe. In landen die meer geld ontvingen werden in ijltempo grote plannen bij elkaar gedroomd. En in Brussel barstte de discussie los of dit fonds nu een blauwdruk was voor het nieuwe Europa, of een onverantwoord grote kostenpost. Tijd om na vijf jaar de tussenstand te bepalen. Op reis door Europa stelde NRC de vraag: welke impact heeft het fonds op Europeanen, en op de EU?

De reclameleus ‘Bedrijven sterker maken in Europa’ gaat ook over het coronaherstelfonds.

Foto Laurens van Putten / ANP

Acht haltes, twee tunnels en een brug

Ook drieduizend kilometer verderop, in Porto, galmen de geluiden van bouwverkeer en verandering. Waar je ook kijkt: okergele hijskranen tekenen de horizon. Hier: de omleidingsborden en de hekken voor een grote, afgezette werkplaats met daarop de vier nieuwe metrohaltes van de Linha Rosa van het metronet, een project van vóór het coronaherstelfonds. En daar: de stofwolken van de recente bouwplaats voor de Linha Rubi, de splinternieuwe zevende lijn van het net, mogelijk gemaakt door het herstelfonds.

„Ruik je die bijtende geur?” Tiago Braga, ceo van uitbater Metro do Porto, kijkt op vanonder zijn witte bouwhelm. „Dat komt door de vele explosies die nodig zijn voor het uitgraven van de tunnel.”

Braga wijst naar het gapende gat dat straks het station Campo Alegre van de Linha Rubi moet vormen. Uit een wand van geelgrijze rotsen, oprijzend uit een diepte van 18 meter, steken talloze buizen om het grondwater af te voeren. De Douro, met aan de oevers Porto’s vermaarde porthuizen, stroomt hier niet ver vandaan. Een nieuwe brug moet de rivier overspannen waar de metro overheen kan.

Zes kilometer aan metrospoor, acht nieuwe haltes, twee tunnels én de brug van 845 meter. De ceo glundert van trots, kijkend naar de bouwtekeningen van het herstelfondsproject. „Vorige maand was hier de Noorse transportautoriteit te gast om te zien hoe wij te werk te gaan.”

Zet deze twee bouwputten van Porto naast elkaar, en ze vertellen je het verhaal van de wijze waarop de EU zijn geld verdeelt. De oude stijl, dat is de uitbreiding van de bestaande roze lijn. De regio Porto diende het plan in, Brussel gaf zijn goedkeuring en daarmee was de subsidie binnen – zolang de bonnetjes kloppen. Zo verdeelt de EU al sinds de jaren 90 tientallen miljarden euro’s per jaar, om de groei te stutten en de verschillen op het continent te verkleinen.

De uitbreiding van de reeds bestaande ‘roze lijn’ in Porto wordt nog op de oude manier gefinancierd.

Foto Telmo Pinto / SOPA Images/Sipa USA

De nieuwe stijl, dat is de nieuwe lijn waar ceo Braga zo trots over vertelt. Van de totale kosten wordt liefst 87 procent gedekt door geld uit het coronaherstelfonds, meer dan het dubbele van de bijdrage uit het cohesiefonds voor de verlengde oude lijn.

Daar staat wel iets tegenover. Directeur Braga weet wat er van hem verwacht wordt: alles moet voor het einde van 2026 af zijn, als het herstelfonds afloopt. „Dat is op zijn zachtst gezegd ambitieus, we zetten alle zeilen bij.” Voor dit soort grote infrastructurele projecten moet je al snel uitgaan van een realisatieperiode van acht tot negen jaar, zegt hij. „Dat is nu beperkt tot 5,5 tot zes jaar.”

En Braga heeft niet alles in eigen hand. De Europese Commissie, het dagelijks bestuur van de EU, laat haar goedkeuring ook afhangen van een reeks beloften die de Portugese regering heeft gedaan. Het land moet bijvoorbeeld allerlei beschermde beroepen, zoals notarissen en apothekers, openstellen en de beruchte wachttijden in het rechtssysteem inkorten.

Gaat alles goed, dan krijgt Portugal in totaal ruim 16 miljard euro aan subsidies en bijna 6 miljard euro aan leningen uit Brussel. Maar haalt Portugal zijn doelen niet, dan gaat er een streep door een deel van het toegekende geld.

Een bouwput in Porto, Portugal. Er wordt aan een metrolijn gewerkt die grotendeels wordt gefinancierd met geld uit het coronaherstelfonds.

Foto Metro do Porto

Lange lijst met beloften

Zo is het herstelfonds precies bedoeld. De EU-landen hebben stuk voor stuk lange lijsten met beloften ingediend. Verbeteringen van hun ambtenarenapparaat, een beter werkende arbeidsmarkt, een goedkoop klimaatticket om treinreizen te stimuleren. Zodra ze die waarmaken, komen ze in aanmerking voor het geld uit de kas van het fonds.

Met dit geld kunnen de landen op hun beurt de projecten van hun eigen verlanglijstje financieren. Soms zichtbaar: een groot windpark, een nieuw ziekenhuis, een fietssnelweg voor forenzen. Vaak zijn het ook bureaucratische ingrepen, die al jaren op zich laten wachten, zoals de digitalisering van een belastingsysteem. Samen moeten de projecten en de hervormingen de groei opstoken.

Maar het verhaal van het fonds begint al eerder, voordat de eerste boormachine de grond in ging in Porto en voordat de eerste stroomkabel Santorini bereikte. Het eerste succes werd geboekt zodra de EU-leiders elkaar in die zomer van 2020 de hand schudden, vertelt onderzoeker David Jonas Bokhorst. De aankondiging zélf, zegt hij, was een doorbraak: „De bereidheid om dit te doen was een groots gebaar van solidariteit.” En dat bedoelt hij niet symbolisch.

Toen de pandemie begon, in 2020, werkte Bokhorst als financieel specialist voor de Tweede Kamer. Op de financiële markten, zag hij, ontstond enorme onzekerheid. Paniek. „De banken en toezichthouders zeiden op dat moment: er komt een tsunami van uitstaande leningen aan die nooit zullen worden terugbetaald, nog groter dan in 2008.”

2008 markeerde het begin van de banken- en de schuldencrisis. Meerdere regeringen konden niet meer op de markten terecht voor hun financiering en gingen bijna failliet. Die ellende drukte ook nog jaren op de economie van de meer welvarende landen in Europa. Een herhaling van dat scenario moest in 2020 koste wat het kost voorkomen worden.

En dat kón ook, vertelt Bokhorst, als je zorgde dat de markten erop bleven vertrouwen dat de EU-landen elkaar niet lieten vallen. „De eurocrisis begon niet, zoals vaak wordt gedacht, toen de Grieken moesten bekennen dat hun begrotingstekort vanwege gesjoemel niet 3 maar 10 procent was. Als je goed kijkt, zie je dat het toen nog prima ging met Griekenland op de markt, hun staatsobligaties werden gewoon gekocht. Pas toen vanuit Duitsland het signaal kwam dat Griekenland er alleen voor stond, brak de paniek uit.”

Anders gezegd: het herstelfonds was meer dan solidariteit. Het was welbegrepen eigenbelang, ook voor Noord-Europa. En het werkte: geen enkele regering kwam financieel in grote problemen, zegt Bokhorst. De afgelopen jaren, na zijn werk in de Kamer, onderzocht hij het herstelfonds aan het European University Institute in Florence.

De toenmalige Duitse Bondskanselier Angela Merkel, zegt hij, legde die keuze veel beter uit dan Mark Rutte. „Rutte zei: het moet maar, dus wij gaan de Commissie keihard controleren en ervoor zorgen dat de Fransen hun pensioenleeftijd verhogen. Merkel deed het anders. Zij benadrukte: in Duitsland staan we al garant voor onze bedrijven in deze onzekere tijd. Maar als andere landen dat niet kunnen doen, fragmenteert de interne markt. Dat zal ook onze economie raken.”

Zo had het herstelfonds al effect voordat de eerste euro was uitgegeven. Regeringen in de hele EU konden bij de bank blijven aankloppen. Ook de regeringen in Zuid-Europa, die te maken kregen met de hoogste dodentallen als gevolg van het virus en al met een hoge staatsschuld zaten. Een acute crisis bleef uit.

Maar toen moest de echte miljardenoperatie nog beginnen.

Een fonds voor grote bedrijven

Metrohalte Casa du Música in Porto, tussen de afzethekken en naast een concertzaal naar ontwerp van Rem Koolhaas. Bewoonster Ana Kholkine kijkt naar de bouwdrift in haar stad als architect én als Europeaan. Lovend is ze over het ontwerp van de nieuwe metrolijn, dat beter is dan dat van de metro’s in Londen en Antwerpen. „Veel ruimer en lichter. Heel prettig.”

Als burger heeft ze meer twijfels, zegt Kholkine. De metro vindt ze „een prachtige investering”. Maar de waterstofbus die hier straks ook dankzij geld uit het herstelfonds moet gaan rijden, lijkt haar maar geldverspilling. „We hebben al tig bussen in de stad.”

Bij Panos Loutos op Santorini is de scepsis nog een slag groter. Het herstelfonds kent hij goed, dat haalt het Griekse nieuws met regelmaat. En hij is een trots Europeaan, zegt hij. Maar enthousiast is hij niet: „Dat fonds is voor de grote bedrijven, niet voor ons.”

De argwaan onder de Grieken is er niet minder op geworden sinds eind juni een corruptieschandaal uitbrak rond de verduistering van Europese landbouwsubsidies. Een aantal betrokkenen is inmiddels afgetreden, onder wie de minister van Landbouw.

„Ik snap dat wantrouwen wel”, zegt Achilleas Topas van het Griekse Groeifonds, het overheidsfonds dat de herstelplannen overziet, aan de telefoon. „Omdat niet alles in het verleden goed is gegaan, maar ook omdat de crisis er hard in heeft gehakt bij mensen.”

Om uit het diepe dal van de schuldencrisis te komen stond Griekenland jarenlang onder streng toezicht van het machtige trio van de Europese Commissie, het IMF en de ECB, die Griekenland samen onder curatele hielden. Tegenover elk grammetje steun stonden keiharde eisen om hervormingen af te dwingen. Die vielen de Grieken zwaar. Topas: „Het is geen gemakkelijke geschiedenis, dus ik weet ik dat het even zal duren voordat ook de sceptici overtuigd zijn. Maar geloof me, er is zoveel dat zonder dit fonds niet mogelijk was geweest.”

Sinds de zomer van 2021 komt de ervaring van Athene met Brusselse hervormers ineens goed van pas. Dat was het moment dat het coronaherstelgeld daadwerkelijk ging vloeien. Een jaar nadat de aankondiging van het fonds voor rust op de markten had gezorgd, werden de eerste plannen goedgekeurd. De Europese Commisie pronkt sindsdien met goede cijfers. In de afgelopen vijf jaar is de werkloosheid in de EU gedaald en zijn de overheden meer gaan investeren. Vooral dat laatste wordt binnen de Commissie gevierd. Meestal vallen de investeringen in crisisjaren juist ver terug.

Exacte cijfers zijn lastig vast te stellen. De Commissie verwacht zelf dat de projecten uit het fonds de economie van de EU met 1,4 procent zullen laten groeien tot 2026, maar economen wagen zich niet aan zo’n precieze schatting. Daarvoor zou je niet alleen de effecten van alle projecten, maar ook van de hele kluwen van hervormingen moeten optellen.

Feit is wel dat veel van de economische groei in de EU de afgelopen jaren plaatsvond in de landen die tot de grootste ontvangers van het herstelfondsgeld behoorden. En wie kijkt naar de financiële markten, ziet dat beleggers steeds meer vertrouwen hebben in de Zuid-Europese economieën. Portugal, Italië, Griekenland en Spanje lenen nog niet zo goedkoop als Duitsland, maar het ooit zo grote verschil is de afgelopen jaren sterk teruggelopen. Datzelfde Duitsland is inmiddels zelf op grote schaal geld aan het lenen om nieuwe investeringen te doen, alsof het de insteek van het fonds heeft omarmd.

Functionarissen in Brussel stellen intussen tevreden vast dat er meer naar hen geluisterd wordt. Ineens heeft de EU een aantrekkelijk middel om hervormingen in gang te zetten. Al sinds jaar en dag stelt Brussel per land een lange rij aanbevelingen op. De meeste hoofdsteden schoven hun lijstje schouderophalend terzijde. Tot vijf jaar geleden. Nu vinken steeds meer landen de ene na de andere hervorming van hun lijstje.

„Een enorme stap vooruit”, zegt Elisabetta Cornago over deze koppeling van hervormingen en subsidies. Cornago is senior onderzoeker bij het Centre for European Reform, een denktank in Brussel. „Door de subsidies aan hervormingen te koppelen en door op grote schaal te werken, zorg je ervoor dat het geld de Europese prioriteiten voor de lange termijn ondersteunt én je werkt efficiënter. Zie het als een collectief richtingsgevoel.”

Brussel hoeft de landen daarvoor niet eens per se te dwingen. Landen willen zelf ook hervormen, zegt Bokhorst, maar zulke hervormingen gingen in het verleden vaak gepaard met bezuinigingen. En dan doen ze veel pijn. „Spanje heeft eens de pensioenleeftijd verhoogd bij hoge werkloosheid, met veel weerstand tot gevolg. Onlangs heeft de Spaanse regering een nieuwe pensioenhervorming doorgevoerd, maar nu gecombineerd met investeringen waardoor ouderen langer aan het werk blijven. Dat is veel makkelijker te verkopen.”

Bokhorst haalt de planbureaus in Nederland aan, die voortdurend naar de lange termijn kijken. „In veel andere Europese landen had je zo’n traditie niet. Ik heb met ambtenaren gesproken in Slowakije en Kroatië, die zeiden: we zijn nu veel minder aan het zigzaggen met ons beleid.”

Eerst nog even de pensioenen hervormen

Coronaherstelfonds? Vereiste hervormingen? Op de werf van Schiedam hebben de handenschuddende technici, bouwers en managers er op deze hete junidag geen boodschap aan. Hun stemming is opperbest.

Daar is ook reden voor. In de fabriekshal wordt het eerste staal gesneden voor een nieuw onderdeel van een kunstmatig ‘energie-eiland’ dat, eenmaal afgerond, op de Noordzee voor de Belgische kust zal komen te liggen om de energie van windparken op zee naar het vasteland te brengen. Moeiteloos baant de lasermachine zich door het staal dat straks de stroomvoorziening op het eiland zal huisvesten. En dat wordt gevierd. Vol lof zijn de sprekers over de samenwerking van Nederlandse bedrijven met het Belgische energiebedrijf – en over de kroketten.

Op het eerste gezicht is de bouw van het Prinses Elisabeth-Eiland al net zo’n paradepaardje voor het herstelfonds als de bouwplaatsen van Santorini en Porto. Het eiland, twaalf voetbalvelden groot, zal uiteindelijk de energievoorziening van heel Europa gaan vergroenen. En als bonus wordt door Nederlandse bedrijven volop meegeprofiteerd van dit project van de Belgische regering. In Nederland vielen maar weinig opdrachten binnen te halen. Het kabinet koos veelal projecten die al (bijna) voltooid waren. Weinig ambitieus, maar zo kon men wat gaten op de begroting vullen.

Het Prinses Elisabeth-Eiland wordt gefinancierd vanuit het coronaherstelfonds. Nederlandse bedrijven profiteren volop mee van het project.

Foto Jonas Roosens/Belga Photo

Dat de Nederlandse economie alsnog zal groeien door het fonds, is te danken aan bedrijven die de aanbestedingen voor buitenlandse projecten hebben gewonnen. Deze indirecte impact van het herstelfonds is voor Nederland twee keer zo groot als het hele bedrag dat de Nederlandse overheid zelf kan ontvangen.

Maar intussen bezorgt het eiland de Belgische regering de nodige kopzorgen, en dat heeft niets te maken met de werf in Schiedam. De Europese Commissie was bereid 100 miljoen euro bij te dragen uit het herstelfonds, maar trapte vorig jaar op de rem. Een door België beloofde pensioenhervorming was nog niet naar wens voltooid, waardoor het land een deel van de subsidies uit het fonds misliep. Inmiddels dreigt elders bij de bouw ook nog eens vertraging op te treden, waardoor de strenge deadline van het fonds in 2026 gevaar loopt en onduidelijk is of de subsidie wel komt.

De komende maanden onderhandelen Belgische ambtenaren opnieuw met de Commissie om te zien of de subsidie toch kan worden veiliggesteld. Het illustreert hoe de koppeling van projecten en beloften, gecombineerd met strakke deadlines, tot problemen kan leiden. „Die einddatum komt voor veel investeringen te vroeg”, zegt onderzoeker Cornago.

Het Belgische energie-eiland staat daarin allesbehalve alleen. In Italië bijvoorbeeld, dat met 200 miljard euro aan subsidies en leningen de grootste afnemer van het fonds is, lopen meer dan 280.000 projecten. Een berekening van Openpolis, een stichting die toeziet op publieke aanbestedingen, stelde vast dat slechts een derde van het geld inmiddels is uitgegeven, met nog maar een jaar te gaan.

De Europese Rekenkamer, de Brusselse toezichthouder, ziet een fundamenteler probleem. Het herstelfonds, zo schreven de accountants van de Rekenkamer de afgelopen jaren in rapport na rapport, maakt zijn belofte om geld alleen over te maken als er resultaten zijn geboekt maar half waar. Als een land duizenden ic-bedden financiert met behulp van het fonds, kijkt Brussel wel of de bedden zijn gerealiseerd, maar niet of de volksgezondheid ook evenredig is verbeterd. Dat kun je geen écht oordeel over de resultaten noemen.

„De Rekenkamer heeft gelijk dat de evaluatie van de projecten en de doelen beter kan”, zegt Bokhorst. „Maar ik zou ze wel willen vragen: wil je dan terug naar de oude situatie, met tal van versnipperde projecten en verschillende fondsen? Of zeg je: er kan nog veel beter, maar dit is een stap vooruit?”

Wie krijgt de rekening?

Met het einde van het fonds in zicht beginnen de losse eindjes te wringen. Hoe moet het met die deadlines? De Europese Commissie benadrukte vorige maand nog dat het fonds volgend jaar echt afloopt, maar nu al wordt er in Brussel rekening mee gehouden dat landen toch de kans krijgen hun onvoltooide projecten af te ronden, desnoods met geld uit andere potjes.

En er is nog een cruciale vraag die onbeantwoord is. Wie krijgt de rekening van 650 miljard euro? Voor de goedkope leningen, bijna de helft, ligt het simpel: die moeten worden terugbetaald door de landen die ze afnemen. De subsidies, die feitelijk door de Commissie zijn voorgeschoten door het geld op de kapitaalmarkt te lenen, zullen door alle landen gezamenlijk worden terugbetaald. Maar hoe? DeCommissie heeft daar nooit een oplossing voor bedacht, en heeft de rente flink onderschat.

Het bedrag zal, inclusief rente, neerkomen op een jaarlijkse kostenpost van 24 tot 30 miljard euro die nog zeker dertig jaar op de begroting van de EU drukt. Vergroot de begroting dan maar, zegt een aantal landen, maar daar verzet onder meer Nederland zich fel tegen. Als compromis zou de Commissie kunnen voorstellen om het fonds buiten de begroting te houden en te financieren via andere inkomstenbronnen, zoals de reeds aangekondigde klimaatbelasting voor bedrijven.

Toch zijn het niet alleen de kosten die nagalmen in Brussel. De keuzes uit 2020 hebben een belangrijke rol gespeeld in het denken van de Europese Commissie, die komende week haar openingsbod presenteert voor de nieuwe EU-begroting. Over de begroting, die in één keer voor zeven jaar (2028-2034) wordt vastgesteld, zal nog zeker twee jaar onderhandeld worden. Maar nu al is duidelijk dat het herstelfonds als een inspiratiebron zal gelden. Oude subsidiepotjes worden gebundeld. En de uitruil van subsidies tegen hervormingen wordt de norm.

„Oké, het is niet in alles een onverdeeld succes gebleken”, glimlacht een van de bij het fonds betrokken ambtenaren van de Europese Commissie in een restaurant tussen de kantoortorens van Brussel. „Maar we hebben toch iets moois neergezet.”


Met de verkiezingen op komst: hervorm! Anders gaat Nederland eraan

De verkiezingen zijn nog drie maanden weg. De partijen moeten hun verkiezingsprogramma’s deze zomer nog schrijven. Maar nu al is duidelijk wat er moet gebeuren de komende vier jaar: Hervorm! Anders gaat Nederland eraan.

De afgelopen dagen werden de financieel-economische kaders duidelijk waarbinnen de politiek zich de komende jaren zal kunnen begeven. De eerste ramingen van het Centraal Planbureau voor de middellange termijn voor de groei, de overheidsfinanciën en de werkgelegenheid verschenen. Die vormen de basis voor een nieuwe regeerakkoord. Het CPB maakte deze week ook bekend hoe ze de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen (die dat willen) gaan doorrekenen op weg naar 29 oktober, verkiezingsdag.

En vrijdag was het de beurt aan de Studiegroep Begrotingsruimte én aan de Centraal Economische Commissie, twee topzware adviescomités van de overheid met daarin topambtenaren, vertegenwoordigers van de planbureaus en De Nederlandsche Bank, om de begrotingskaders en de economische uitdagingen voor de komende jaren op een rij te zetten.

Het beeld dat verrijst uit deze stapel rapporten en adviezen, is op z’n minst ambivalent te noemen. Toevallig publiceerden ook economen van de OESO, de club van rijke industrielanden, een landenrapport over de stand van de Nederlandse economie. Die staat er op het oog prima voor, maar in de nabije toekomst doemen problemen op op het gebied van de vergrijzing, het complexe fiscale stelsel, personeelskrapte, het volle stroomnet en op de huizenmarkt. En precies dat ziet ook de voorzitter van de 18de Studiegroep Begrotingsruimte, secretaris-generaal van het ministerie van Financiën Bas van den Dungen, zo zei hij bij de presentatie van het rapport De toekomst begint nu.

Het goede nieuws is: de economische uitgangspunten voor het komende kabinet zien er nu nog goed uit. De staatsschuld is met 43,7 procent van het bruto binnenlands product in 2024 historisch laag. Het begrotingstekort zit met 2,5 procent in 2030 ook de komende jaren nog aan de goede kant van de Europese streep. Hoeveel huishoudens te besteden hebben, groeit. En de economie groeit naar verwachting dit jaar met 1,7 procent en volgend jaar met 1,3 procent. Al is het wel ongelooflijk onzeker hoe lang dit blijft, gezien de geopolitieke onrust.

We zijn ons ervan bewust, dit raakt altijd mensen en bedrijven

Bas van den Dungen
secretaris-generaal

Tegelijkertijd, zei Van den Dungen, kunnen we „feitelijk constateren” dat het nu demissionaire kabinet geen grote hervormingen heeft doorgevoerd. En daarmee zijn problemen blijven liggen, die Nederland op termijn doen vastlopen. Klimaat vraagt om keuzes om de afgesproken doelen te behalen. Het onopgeloste stikstofprobleem zorgt er nog altijd voor dat er weinig gebouwd kan worden. Het ingewikkelde belastingstelsel is aan een grondige hervorming toe. Defensie vraagt om veel geld, nu een nieuwe NAVO-norm is overeengekomen. En door vergrijzing lopen de kosten voor zorg en sociale zekerheid de komende jaren enorm op.

‘Dit raakt mensen en bedrijven’

En ja, harde keuzes hierin zal als gevolg hebben dat de politieke partijen voor ingewikkelde opgaven staan. „We zijn ons ervan bewust”, zegt Van den Dungen, „dit raakt altijd mensen en bedrijven.”

Eerste opgave: op dit moment geeft de overheid te veel geld uit ten opzichte van wat er binnenkomt, berekende de studiegroep. Om de staatsschuld in de komende jaren niet te hard te laten oplopen, moet het komende kabinet hoe dan ook 7 miljard euro besparen. Op die manier houdt een nieuw kabinet het tekort op de begroting rond de 2 procent. Dat is volgens de studiegroep genoeg afstand tot de Europese norm van 3 procent.

De bezuinigingsopdracht van 7 miljard is kleiner dan de opgave die de studiegroep berekende voor het vorige kabinet. Die lag twee jaar geleden op 17 miljard euro. Dat komt volgens Van den Dungen gedeeltelijk doordat het beter gaat met de economie dan verwacht, waardoor de staatsschuld als percentage van de economie automatisch krimpt. Voor een ander deel komt dat doordat het huidige demissionaire kabinet-Schoof vorig jaar de eerste stappen heeft gezet om het gat tussen de uitgaven en de inkomsten te verkleinen.

Belangrijke kanttekening voor de politieke partijen die met plannen moeten komen: de studiegroep gaat er wel vanuit dat kabinetsplannen die in de boeken staan voor de komende jaren (en die naar verwachting geld opleveren) doorgaan. Denk aan de forse bezuinigingen op onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Willen politieke partijen of het nieuwe kabinet die voorgenomen plannen terugdraaien, dan kost dat geld, dat op andere plekken moet worden gevonden.

Prioriteiten stellen en kiezen

Het eerste en belangrijkste dossier dat aangepakt moet worden is de vergrijzing, stelt de studiegroep. De bevolking wordt steeds ouder, en de verhouding tussen werkenden en gepensioneerden wordt zo in elk geval tot ver na 2040 scheefgetrokken. Het vergrijzingsprobleem is daarmee een potentiële bom onder de overheidsfinanciën. Als er niet wordt ingegrepen, stijgt de staatsschuld van minder dan 50 procent nu naar 126 procent van het bbp in 2040.

De studiegroep ziet voldoende mogelijkheden om dit probleem aan te pakken. De uitgaven in de zorg en de sociale zekerheid zouden beperkt kunnen worden. Een verschuiving van de lasten op arbeid naar de lasten op consumptie, vermogen en kapitaal kan de economie weerbaarder maken tegen de krimp van de beroepsbevolking. Ook zouden welvarende ouderen meer bij kunnen dragen aan de kosten van de oudedagsvoorzieningen en kan de AOW-leeftijd sneller omhoog. Een nieuw kabinet hoeft niet de hele toenemende kosten voor de vergrijzing op te lossen (begroot op 13 miljard euro), maar moet wel zijn ‘fair share’ nemen, vindt de studiegroep.

Bovenop de oplopende kosten voor de vergrijzing komen ook de hogere defensieuitgaven, zoals afgesproken op de recente NAVO-top. Die zijn in het rapport van de studiegroep nog niet gedekt. Om in 2035 op de afgesproken 3,5 procent bbp uit te komen voor defensie, moet er nu begonnen worden met extra uitgaven. Dat zal realistisch moeten, want de afgelopen jaren is al gebleken dat geld reserveren in de begroting niet hetzelfde is als dat geld ook daadwerkelijk uit kunnen geven. Personeelskrapte, stikstofbelemmeringen en materieeltekorten staan een al te snelle groei van het krijgsmacht in de weg. De studiegroep denkt dat in 2030 ongeveer 0,75 procent bbp extra aan defensie uitgegeven zal moeten worden om het doel in 2035 te halen. Die ongeveer 9 miljard euro moet ergens vandaan komen: bezuinigingen elders of hogere lasten.

Ter inspiratie ligt er een berg aan eerdere ambtelijke rapporten waar vooralsnog weinig mee is gedaan

En dan is er nog het dossier klimaat en energie. Als gevolg van de stikstofwetgeving kan er nauwelijks gebouwd worden in Nederland. Het stroomnet zit zo vol dat nieuwe bedrijven in de rij moeten voor een aansluiting. De wettelijke doelen die de overheid zich gesteld heeft om klimaatverandering tegen te gaan, zijn nog niet in beeld, ziet de studiegroep. Ook hier zijn dus forse investeringen nodig. Een betere mix van beprijzen, normeren en subsidiëren om de samenleving in de richting van een klimaatbestendige toekomst te dirigeren is dringend gewenst.

CPB stimuleert hervormingen

Welke concrete maatregelen politieke partijen willen nemen om de genoemde problemen op te lossen, daar gaan alle planbureaus en ambtenaren niet over. Wel wijzen ze ter inspiratie op de berg aan eerdere ambtelijke rapporten (zoals hervormingsvoorstellen voor een beter belastingstelsel) waar vooralsnog weinig mee is gedaan. En op de eveneens vrijdag gepubliceerde ‘Ombuigingslijst’ van het ministerie van Financiën. Die biedt een staalkaart aan keuzes om te bezuinigen om zo geld vrij te maken voor nieuwe doelen (bijvoorbeeld: afschaffen Koninklijk Huis levert 61 miljoen euro op). Dergelijke keuzemenu’s zijn er ook op fiscaal terrein.

En ook het CPB heeft de regels voor de doorrekeningen van de programma’s aangepast waardoor hervormingen ‘beter’ in beeld komen in hun analyse. Voor het eerst kijkt het planbureau naar de gevolgen van beleidskeuzes op langere termijn dan alleen de huidige kabinetsperiode. En het berekent de gevolgen van keuzes die partijen maken voor klimaat, stikstof, het verdienvermogen van Nederland, investeringen in onderwijs en de gevolgen voor de zorg. Tegelijkertijd zal het CPB minder uitvoerige koopkrachtplaatjes publiceren. Uitgebreide koopkrachtanalyses zijn afgelopen jaren een perverse prikkel gebleken om consumptieve uitgaven te doen voor de korte termijn in plaats van investeringen voor de lange termijn.

De boodschap van ambtelijk en adviserend Den Haag is helder: economisch moet er wat gebeuren, anders loopt het echt spaak in Nederland. En economisch kan het ook, een begin maken met aanpakken van problemen. De komende weken moet duidelijk worden of naast de economische mogelijkheden ook de politieke wil er is om Nederland van het slot te krijgen.


Verpleegkundige Vivian Hard: ‘Sinds ik dit werk doe, ben ik niet meer bang voor de dood’

Vivian Hard (61) is sinds veertien jaar verpleegkundige voor dag en nacht, bij mensen thuis. Bij een tosti in restaurant HarborHouse in Almere Duin vertelt ze:

„Cliënten vragen me weleens welke crème ik voor mijn gezicht gebruik – ‘je hebt helemaal geen rimpels’ – en dan zeg ik: gewoon goedkope van de Lidl, hoor, en alleen overdag. Mijn moeder heeft ook zo’n huid en ze is al tachtig. Wil je een foto van haar zien? Kijk, hier staat ze naast de burgemeester van Almere. Dat was vorig jaar met Keti Koti. Zij werkte ook in de zorg, bij mensen thuis, zeven keer vierentwintig uur achter elkaar en dan een week vrij. Ze heeft het tot haar 77ste volgehouden. Toen zeiden mijn broer en ik dat het niet meer kon. Haar ogen gingen achteruit en dan moet je geen medicijnen meer uitdelen. Nu zorgen we voor haar. Ze heeft beginnende alzheimer, waardoor ze de hele dag wil lopen en steeds dunner wordt.

„Ik ben geboren in Paramaribo en tot mijn tiende ben ik opgevoed door mijn grootouders. In Suriname was dat heel normaal. Er waren geen crèches en mijn moeder was toen ook al een hardwerkende vrouw. ’s Avonds haalde ze me op, maar ik wilde nooit mee. Het was fijn bij mijn grootouders. Mijn opa was douanier en we woonden buiten de stad aan de rivier, in een huis op dikke stenen palen – er waren daar veel slangen. Mijn tante woonde er ook, met vier kinderen, we waren altijd aan het spelen. De school was een uur lopen, maar dat hadden we helemaal niet door, want onderweg speelden we ook altijd. We kregen les van de nonnen. Alle schoolkinderen in Suriname droegen toen nog een uniform: dan zag je geen onderscheid tussen rijk en arm. Ik droeg een donkergroen geruite rok tot over de knieën, een lichtgroen bloesje en een strik in het haar. Op maandagochtend werden we gecontroleerd. Schoenen gepoetst? Bloesje gestreken? Oren? Nagels? Achteraf ben ik er blij om. Goed voor een ander zorgen begint met goed voor jezelf zorgen. Schoon en netjes zijn.

Foto Merlijn Doomernik

„Toen ik tien was, kwam mijn oma te overlijden. Ze had een hoge bloeddruk en diabetes, zoals veel Surinaamse mensen. In datzelfde jaar ging mijn moeder naar Nederland. Ze wilde een nieuw leven opbouwen, zonder mijn vader, en na anderhalf jaar zou ze mijn broertje en mij laten overkomen. Wij bleven zolang bij een tante, maar toen bleek dat we ongelukkig waren en we haar misten, heeft ze ons eerder naar Nederland gehaald.

„Ik weet nog dat we in het vliegtuig chocoladetaart kregen. Ik was niet gewend aan chocoladetaart. We woonden op Gliphoeve, in de Bijlmer, waar alle Surinamers woonden. Het was daar klein Suriname. Overal kinderen, altijd buitenspelen. We stookten vuurtjes en dan kookten we eten in zo’n blik waar bruine bonen in gezeten hadden. Op een dag zei mijn moeder dat we naar Groningen gingen verhuizen. Daar was vuurtje stoken verboden. Je mocht niet zomaar een peer plukken als je een boom met peren zag. Er waren bijna geen donkere mensen. Blanke mensen dachten dat donkere mensen altijd wilden vechten. Ik wilde nooit vechten. Ik heb van mijn leven nog nooit gevochten. Ik was lief, braaf. Ik ging naar school en spaarde bij de Walra voor mijn uitzet. Ik zorgde voor mijn zusje en de twee broertjes die er bij waren gekomen toen mijn moeder was hertrouwd. Ik zorg altijd voor iedereen, ik denk dat het in mijn genen zit. Als we nu bij mij thuis zouden zitten, zou ik ook voor jou zorgen. Heb je genoeg te eten? Heb je genoeg te drinken? Het is maar goed dat we hier zitten. Ik zou aan praten niet toegekomen zijn.

Nooit meer afhankelijk van iemand

„Ik heb mavo gedaan, daarna de modevakschool, de meao en de opleiding tot medisch secretaresse. Ik heb bij een bank gewerkt en in het VU-ziekenhuis, achter de balie bij neurologie, bij cardiologie en bij oogheelkunde. Mijn moeder zei altijd: je diploma is je man. Ze had gelijk. Ik trouwde op mijn vijfentwintigste en na drie maanden dacht ik al: dit huwelijk voelt niet goed. Ik werd beperkt. Ik mocht geen rokken aan, geen vriendinnen ontvangen, geen lippenstift op, geen los haar. Je trouwt voor je leven, vind ik, en toch heb ik een scheiding aangevraagd. Hij wou de helft van de spullen hebben en het huis, een huurhuis toen nog. Maar ik had ervoor gespaard. Ik had er hard voor gewerkt. Dus dat is niet doorgegaan en ik heb mezelf toen bezworen dat ik me nooit meer van iemand afhankelijk zou maken.

„Mijn grootste verdriet was dat ik geen kinderen kreeg. Ik werd onderzocht in het VU-ziekenhuis, maar een oorzaak werd niet gevonden. Ik kon het niet verwerken. Een vriendin zei dat ik erover moest gaan praten met een psycholoog. De dokter zei dat ook. Ik moest in therapie om me te leren uiten, want dat kon ik niet. Ik droeg mijn verdriet alleen. De therapeut vroeg waarom dat was en ik zei: als ik over mijn verdriet praat, heeft de ander ook verdriet. Jaja, zei ze, wie ben jij om voor een ander te bepalen wat die voelt? Ze was hard hoor, die therapeut. Ze vond ook dat ik moest leren om mijn grenzen aan te geven. Ze zei: je moet nee zeggen als je iets niet wilt. En als iemand toch doorgaat, vraag je: welk deel van het woord ‘nee’ begrijp je niet?

De werkkleding van verpleegkundige Vivian Hard.

„In 2011 ben ik de basisopleiding voor de zorg gaan doen. Eerder wilde ik nooit de zorg in, want bloed en ontlasting, maar na die therapie wilde ik het wel. Ik wilde doen wat mijn moeder deed, en haar zusje, en mijn zusje. Ik wist nu hoe ik mijn grenzen moest aangeven. Wat je moet doen is dit: beleefd blijven en duidelijk zijn. Ik heb ook mannen als cliënt en die willen soms eh, laat ik het zo zeggen: ze willen soms dat je bij ze in de slaapkamer komt, bij ze in bed. ‘Ik heb nog nooit een donkere minnares gehad.’ Heel brutaal, hoor. Dan zeg ik: nee, meneer, en nu stopt u. Ik wil alles voor u doen, maar dit hoort er niet bij. Voor de veiligheid draag ik in mijn werk geen aanstootgevende kleding. ’s Nachts altijd een lange T-shirtjurk en daaronder een lange broek, bij iedereen, al maak je dit soort dingen bij vrouwen nooit mee.

Goed voor een ander zorgen begint met goed voor jezelf zorgen. Schoon en netjes zijn

„Ik heb oude cliënten en jonge cliënten, te jong om te sterven. Er was een jonge man die zwaar spastisch was. Hij is komen te overlijden. Er was een jonge vrouw met een hersentumor. Zij is komen te overlijden. Haar kinderen, kleine kinderen, heb ik al die tijd verzorgd. Ik heb cliënten die vermogend zijn en de zorg zelf bekostigen. En ik heb cliënten die me betalen uit hun persoonsgebonden budget of via de sociale verzekeringsbank. Ik heb cliënten bij wie ik weken of maanden blijf, of jaren. Soms doe ik diensten van een paar uur, of nachtdiensten waarin je amper aan slapen toekomt. Vaker doe ik diensten van vierentwintig of achtenveertig uur achter elkaar. Nooit langer, zoals mijn moeder. Dat wil ik niet.

„Bij mijn eerste dode, veertien jaar geleden, wist ik niet wat ik moest doen. Ik zat bij zijn bed en hij ging steeds zwaarder ademen. En opeens ademde hij niet meer. Ik belde mijn moeder, het was vier uur in de nacht. Mama, volgens mij is mijn cliënt dood, wat nu? Je mag de dienstdoende huisarts niet bellen als je het niet zeker weet. Voel dan, zei mijn moeder, voel dan. Nee, mama, dat durf ik niet! Toen heb ik zijn vrouw geroepen, ze lag in de andere kamer te slapen. Zij durfde wel te voelen. Mijn moeder leerde me toen dat ik altijd een spiegeltje bij me moest hebben. Bij twijfel houd je het onder de neus van de cliënt en als het spiegeltje niet beslaat, is de cliënt overleden.

Allemaal in dezelfde grond

„In de coronatijd heb ik voor het eerst een dode helpen afleggen. Het was een man en de uitvaartondernemer kwam alleen, met z’n tweeën werken mocht toen niet. De kinderen durfden hem niet te helpen en toen heb ik het gedaan. Een horrorfilm! De harde lenzen die in de ogen gaan. Het vastnaaien van de mond, zo met een grote naald door de neus heen. Het tillen van het lichaam om het in de kist te leggen – zo zwaar, zo stijf, zo koud. Ik heb er weken van moeten bijkomen. Maar de kinderen waren me dankbaar en dat was het me waard. Ik maak mee dat kinderen bij het sterfbed van hun ouders ruziemaken. Of ze gaan al in alle kasten kijken voordat hun vader of moeder is overleden. Ik maak mee dat cliënten tegen hun kinderen zeggen dat je hun sieraden steelt. Er was een man, een baron, die de politie wou bellen toen hij mij zag. ‘Ik heb een huis vol zwarten hier.’ En: ‘Weet je wel wie ik ben?’ Ja, meneer, dat weet ik, maar u bent niet meer dan ik. We gaan allemaal in dezelfde grond. Na drie dagen waren we de grootste vrienden.

„Dat geeft me de meeste voldoening: vertrouwen winnen en iets voor iemand kunnen betekenen. Ik ben nu bij mensen die zeer vermogend zijn, een echtpaar dat ik dag en nacht met alles help. Hij valt overdag weleens in slaap en dan ga ik met haar series kijken, of films. Dat is ook een deel van mijn werk: gezelschapsdame zijn, mee naar het theater, naar vrienden. Deze mensen gaan ’s avonds vaak uit eten in dure restaurants en dan ben ik erbij. In die restaurants zie je nooit getinte mensen en toch – ik zei het dit weekend nog tegen mijn vriend, hij is blank – merk ik daar nooit iets van racisme. Iedereen praat tegen me, is aardig en zegt me gedag.

„De meeste mensen zijn bang om te sterven, totdat ze zich eraan overgeven. Daar help ik ze bij. Ze wachten op iemand van wie ze nog afscheid willen nemen, op iemand met wie ze het nog goed willen maken. Zelfs als die persoon niet komt, zien ze hem of haar soms toch aan hun bed verschijnen. Dat zijn natuurlijk wanen en ik weet dan: nu gaat het niet lang meer duren. De neus wordt spits, de onderkaak gaat hangen, de ogen worden waterig. Stervende mensen grijpen in de lucht, je ziet het leven letterlijk uit ze trekken. Vaak hebben ze dan al morfine. Er zijn ook cliënten die euthanasie laten plegen. Die zijn net zo bang, maar ze zien er nooit van af. Ik heb nog nooit meegemaakt dat iemand op het laatste moment zei: toch maar niet. Soms vragen ze me om erbij te zijn en eerlijk, dat vind ik een eer.

„Sinds ik dit werk doe, ben ik niet meer bang voor de dood. Je gaat naar een betere wereld en je kunt zo mooi gaan, zo waardig. Mocht ik alzheimer krijgen, zoals mijn moeder, dan zal ik zeker euthanasie laten plegen. Mocht ik pijn lijden, pijn die niet bestreden kan worden, dan wil ik ook euthanasie. Een vriendin, mijn leeftijd, had opeens uitgezaaide longkanker. Nooit gerookt, altijd gesport, gezond gegeten. Zij heeft ook euthanasie laten plegen. Gewoon bij haar thuis op de bank, niet eens in bed. Ik belde haar op een vrijdag: zal ik maandag langskomen? Nee, zei ze, dat kan niet, want dan ben ik er niet meer. Ik vond dat heel erg, maar ik begreep het. Iemand laten gaan is ook liefde.”


AI van eigen bodem begint in Groningen

Je ruikt het nog een beetje als je door de gangen loopt. De Groningse Niemeyer-fabriek stopte weliswaar in 2023, de geur van tweehonderd jaar shag en pijptabak is niet zomaar verdwenen. Hier, uit de as van de voormalige tabaksfabriek, moet de eerste Nederlandse AI-Factory verrijzen.

Dit wordt geen schuur vol computerservers met AI-chips, maar een plek waar softwareontwikkelaars, onderzoekers en start-ups werken aan kunstmatige intelligentie. In de voormalige bedrijfskantine prijkt nog reclame voor Samson, „een leeuw van een shag”. Over twee jaar is dit een broedplaats die algoritmes en AI-modellen oplevert. Ergens in de buurt – waar precies, is nog niet bekend – komen een supercomputer en een datacenter om alle gegevens op te slaan.

Nederland maakt vaart om een eigen AI-industrie te beginnen, een markt die nu wordt gedomineerd door grote Amerikaanse spelers. Terwijl het investeerdersgeld in Silicon Valley tegen de plinten klotst, moet er in Groningen eerst overheidsgeld bij. Voor de AI-Factory trekken meerdere ministeries, vooral Economische Zaken en Defensie, 70 miljoen euro uit. De noordelijke regio betaalt 60 miljoen en de EU draagt 70 miljoen euro bij – het besluit daarover wordt na de zomer verwacht.

Achterstand

Je zou denken dat een AI-centrum in de Randstad of Eindhoven thuishoort, waar al veel technische kennis zit. Maar Groningen heeft iets in te halen. De provincie leverde decennialang aardgas en kreeg er aardbevingen voor terug. Nu de gaskraan eindelijk dicht is, moet Groningen op zoek naar nieuwe economische activiteit.

„Onze achterstand geeft ons een voorsprong”, zegt Anne-Wil Lucas van de regionale ontwikkelingsmaatschappij NOM. Terwijl de rest van Nederland kampt met gebrek aan capaciteit op het stroomnet, is hier nog plek voor nieuwe aansluitingen voor bedrijven. Technische kennis levert de Rijksuniversiteit Groningen, waar ook ingenieurs afstuderen.

Een deel van de subsidiegelden voor de AI-Factory komt uit de herstelfondsen van Nij Begun, bedoeld om de schade van Groningse aardbevingen te compenseren. Best een lastig verhaal, vindt Lucas, dat je die middelen inzet voor „iets abstracts” als algoritmes. Maar nu de onberekenbare Trump in het Witte Huis zit, is het volgens Lucas makkelijker uit te leggen wat het strategische belang is van AI van eigen bodem.

Gezonde mensen

De AI-Factory wil kunstmatige intelligentie ontwikkelen voor de Grote Thema’s: energie, landbouw en zorg. Op de plek waar ongezonde tabak werd geproduceerd, gaan onderzoekers straks medische modellen ontwikkelen. Bijvoorbeeld met het Lifelines-project, dat al meer dan tien jaar data verzamelt van 167.000 mensen in Noord-Nederland. Gegevens van zieke én gezonde mensen, compleet met hun dna en voedingspatronen. Wiro Niessen, decaan van het Universitair Medisch Centrum Groningen: „AI kan uit die data destilleren wanneer en hoe iemand bijvoorbeeld een chronische darmziekte ontwikkelt, en of je dat zou kunnen voorkomen.”

„Patiëntengegevens zijn extreem gevoelig. Die data wil je niet bewaren op Amerikaanse servers”, zegt Ronald Stolk van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is de oprichtingsdirecteur van de AI-Factory en zijn stokpaardje is digitale soevereiniteit. Stolk weet dat Europese data niet immuun zijn voor buitenlandse wetten, ook al staan de datacenters in de EU. Via de CLOUD Act hebben Amerikaanse opsporingsdiensten in theorie toegang tot Europese gegevens. „Nederlandse bedrijven moeten hun intellectuele eigendom beschermen, en je wilt niet dat iemand daar de stekker uit kan trekken”, zegt Stolk. Dat is ook de reden dat Defensie geld steekt in de AI-Factory: met kunstmatige intelligentie kun je militaire drones en satelliettechniek moderniseren; die kennis wil het Nederlandse leger in eigen handen houden.

Datakolonie

In Groningen weten ze wat het is om een kolonie te zijn: ruim een halve eeuw was dit het wingewest voor Nederlandse welvaart. Nu dreigt Europa te veranderen in een Amerikaanse datakolonie, afhankelijk van hyperscalers als Microsoft, Google en Amazon en leunend op Amerikaanse AI-bedrijven als OpenAI en Anthropic. Die trainen hun AI-modellen op alle gegevens waar ze de hand op kunnen leggen, onder het mom van fair use.

Het Amerikaanse Google runt inmiddels twee grote datacenters, in Eemshaven en Winschoten. Die slaan data op en draaien clouddiensten, het zijn geen AI-datacenters die rekenwerk verrichten voor algoritmes. Google is welkom om mee te doen aan de AI-Factory in het Niemeyer-complex, maar op afstand. Als ‘soeverein’ project is het niet handig al te nauw samen te werken met de bigtechbuurman, vinden de Groningers.

De AI-Factory in Groningen is stap één, maar om echt los te komen van de Amerikaanse techhegemonie, wil de EU ook eigen AI-datacenters bouwen: gigafactories. Dit is het Europese antwoord op Trumps StarGate-project van 500 miljard dollar. De EU trekt 200 miljard euro uit voor AI, waarvan 20 miljard is bestemd voor de aanleg van vijf rekencentra vol snelle, peperdure Nvidia-chips. Het grootste deel van die investering moet van het bedrijfsleven komen.

Deze gigafactories zijn nog werk in uitvoering. Een eerste oproep leverde vorige maand 76 belangstellenden op. Vanuit Nederland doet onder andere serieondernemer Han de Groot samen met energiebedrijf Eneco en internetknooppunt ASM-IX een gooi naar het Europese subsidiegeld, voor een datacenter in Rotterdam. Daar zouden meer dan 100.000 AI-chips hun tanden moeten stukbijten op kunstmatige intelligentie.

Hoe realistisch zijn die plannen? De Groot denkt dat de eerste twee gigafabrieken sowieso in Frankrijk en Duitsland zullen starten – die landen steken nu eenmaal meer geld in hun eigen industrie. Nederland heeft minder diepe zakken, maar wel twee troeven: snelle dataverbindingen via de ASM-IX én een windmolenpark op zee dat makkelijk de 150 megawatt vermogen kan leveren om de hongerige AI-chips aan de praat te houden.

Als de vergunningen meezitten, kan zo’n datacenter binnen drie jaar beginnen. De Groot stelt wel twee eisen: hij wil het AI-datacenter in fases inrichten – afhankelijk van de vraag. En hij zou de deur graag openhouden voor de software van Microsoft, Amazon en Google. Soeverein ben je niet van vandaag op morgen, zegt De Groot. „Het gaat om fysieke controle. Nu gaat elke AI-vraag nog via een glasvezelkabel naar de VS en terug. Het belangrijkste is dat straks de aan-uitknop en de updateknop niet langer in Amerika staan.”


Hoe veilig is het nog om door Iran te fietsen? ‘Iedereen staat er op scherp’

Bij de ideale bestemming voor een fietsvakantie zullen niet veel mensen meteen aan Iran denken. Het land heeft bijna geen fietspaden, een zeer wisselend klimaat en een gevarieerd landschap, met drukke steden, bergen en woestijnen – en dat is nog los van het strenge regime. Toch is Iran een populaire bestemming voor fietsers, zegt de ervaren reiziger Jeroen Kleiberg, die het land twee keer bezocht. „Het landschap, de historie en de cultuur maken Iran een geliefde reisbestemming”, zegt Kleiberg.

Er is ook een praktische reden. „Als je naar de kaart kijkt is Iran eigenlijk de enige optie als je naar Centraal-Azië wil fietsen, of verder naar Japan of Singapore. De noordelijke route door Rusland is al jaren dubieus, de situatie in Afghanistan is instabiel”, zegt Kleiberg.

En dus blijft Iran over, voor wie het aandurft. „Fietsen in Iran is een bijzondere onderneming en vereist een avontuurlijke inzet, een goede conditie en behoorlijk wat flexibiliteit. Het is geen route voor beginners”, staat in het fietsblog Escaper Travels.

Dat er ook veiligheidsrisico’s kleven aan een fietstocht door Iran, werd deze week opnieuw bevestigd. Donderdag gaf de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken Abbas Aragchi in een schriftelijk interview met de Franse krant Le Monde toe dat de Frans-Duitse fietser Lennart Monterlos is opgepakt vanwege „het plegen van een misdaad”. Zijn familie had al sinds 16 juni niets meer van de 18-jarige vernomen. Om wat voor misdrijf het zou gaan, lichtte Aragchi niet toe.

‘Willekeurige arrestaties’

Monterlos begon op 13 augustus vorig jaar aan een fietstocht van Frankrijk naar Japan: 35.000 kilometer door 35 landen. Tussendoor keerde hij even terug naar huis, maar eind mei kwam hij aan in Iran. Hoewel zijn Instagrampagina inmiddels offline is, schrijven internationale media dat hij zijn volgers op het platform uitgebreid op de hoogte hield over zijn ervaringen. In zijn laatste bericht, op 15 juni, zou hij hebben verteld over zijn bezoek aan de duinen van Varzaneh, een woestijngebied in de provincie Isfahan waar het 40 graden was. Zodra zijn Iraanse visum zou verlopen, op 25 juni, wilde Monterlos zijn reis in Afghanistan vervolgen.

Maar na de duinen van Varzaneh bleef het stil. Zijn familie vreesde dat hij was omgekomen in de woestijn of dat hij was opgepakt. Nu blijkt hij al bijna een maand vast te zitten.

Lees ook

Iran verdenkt Franse docenten van spionage voor Israël, Frankrijk spreekt van ‘gijzeldiplomatie’

Foto’s van de twee docenten  hangen  bij de Nationale Assemblee in Parijs. Foto Betrand Guay/AFP

Volgens het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken beoefent Teheran ‘gijzeldiplomatie’: door westerlingen op te pakken en van spionage te verdenken, hoopt Iran gevangenen te kunnen ruilen of druk te zetten op het Westen, bijvoorbeeld om de sancties te verlichten of onderhandelingen over Irans nucleaire programma te beïnvloeden.

Frankrijk raadt zijn inwoners al langer af naar Iran te reizen, vanwege „het risico op willekeurige arrestaties” en heeft die oproep na het nieuws van donderdag weer herhaald. Twee andere Franse burgers, de docenten Cécile Kohler en Jacques Paris, zitten al meer dan drie jaar vast in Iran. Vorige week maakte Teheran bekend hen te verdenken van spionage voor de Israëlische geheime dienst Mossad.

Onbegrepen land

Kleiberg noemt de arrestatie van Monterlos „verdrietig”. Tijdens zijn bezoeken aan Iran heeft hij geen bedreigende situaties meegemaakt, hij heeft er ook geen andere fietsers over gehoord. Specifieke voorbereidingen voor zijn veiligheid trof Kleiberg niet. „Natuurlijk weet je dat er een risico is. Maar Iran is in mijn beleving een van de meest onbegrepen landen. Het beeld dat wij hier krijgen is zo anders dan wat je daar ziet: iedereen was aardig, zocht contact, veel mensen wilden op de foto – zelfs politieagenten – en nodigden mij thuis uit.”

Grafisch vormgever Robin Héman, die ook voor NRC werkt, fietste in vierhonderd dagen van Amsterdam naar Australië en maakte tekeningen van zijn reis.Tekening Robin Héman

Robin Héman

Héman kwam terug met vier grote volgetekende hardcover-schetsboeken. Deze tekening maakte hij bij zijn vertrek uit Teheran. Tekening Robin Héman

Robin Héman

Héman tekende iedere dag tijdens zijn reis.Tekening Robin Héman

Robin Héman

Op dag 102 probeert Héman al fietsend een gesprek te voeren in Tabriz, in het noordwesten. <p> Tekening Robin Héman</p>

Robin Héman

Op dag 107 van zijn reis wordt Héman door Rahil en haar familie uitgenodigd in Yazd, een plaats in het midden van het land.Tekening Robin Héman

Robin Héman

„Er is altijd veel ruimte op de Iraanse wegen”, schreef Héman bij deze tekening.Tekening Robin Héman

Robin Héman

Ook grafisch vormgever Robin Héman, die vorig jaar van Nederland naar Australië fietste, zei in een interview in NRC „totaal geen dreiging in de zin van sociale onveiligheid of geweld” te hebben meegemaakt tijdens zijn reis. In Iran werd hij zeer gastvrij ontvangen, vertelde Héman, en uitgenodigd om te komen logeren. Uiteindelijk ging Héman naar een stel met een amandelboomgaard net buiten Teheran, waar hij hielp met de oogst.

Lees ook

Robin Héman fietste van Nederland naar Australië: ‘Tekenen hielp me het ijs te breken’

Robin Héman

Tijdens zijn meest recente reis, in 2018, fietste Kleiberg in een maand vanuit het noordwesten naar de grens met Turkmenistan in het noordoosten, zijn tent achterop, als onderdeel van zijn tocht langs de Zijderoute. „Mijn fietstocht begon in Koerdistan, een regio waar de situatie gespannen is. Maar wat ik zag was helemaal niet gespannen: er waren vooral Iraanse toeristen, veel vrouwen zonder hoofddoek, die dansten en zaten te picknicken.”

Vanwege de vele vooroordelen die in Nederland heersen én de positieve verhalen van andere fietsers, heeft Floor Pekelharing al jaren de wens om naar Iran te fietsen. Een vertrekdatum heeft ze nog niet, maar het plan krijgt steeds meer vorm. Vrijdagochtend stuurden verschillende vrienden het nieuws over de arrestatie van Monterlos naar haar door. Het is lastig, zegt ze: „Iran wordt omschreven als een gevaarlijk land, maar ook geroemd om zijn gastvrijheid en de mooie bergen. Waar vertrouw je op?”

Iran wordt omschreven als een gevaarlijk land, maar ook geroemd om zijn gastvrijheid en de mooie bergen. Waar vertrouw je op?

Floor Pekelharing
wil met de fiets naar Iran

Kleiberg zou op dit moment niet door het land fietsen. „De dreiging hing al een tijd in de lucht, maar de Israëlische en Amerikaanse bombardementen hebben de situatie veranderd. Iedereen in Iran staat op scherp en het wantrouwen naar buitenlanders is toegenomen, want iedereen zou een spion kunnen zijn.” Het zou Kleiberg ook niet verbazen als de gastvrije opstelling van Iraniërs ten opzichte van toeristen veranderd is, omdat veel westerse landen hun steun hebben uitgesproken voor de bombardementen van Israël en de Verenigde Staten.

Pekelharing heeft haar plannen niet afgeschoten door het nieuws. „Ik wil gewoon gaan fietsen en zie wel hoever ik kom, de beste informatie krijg je van de mensen die je onderweg tegenkomt. Dit is voor mij een van de argumenten in een al ingewikkelde risico-afweging.”


Waarom het preutse prinsesje Charlotte uit Sex and the City nu ineens zo populair is

Nieuw licht op gedane zaken is altijd opwindend. Daar stond het, met grote letters in het Amerikaanse tijdschrift Rolling Stone: „Charlotte York is het coolste en meest herkenbare personage van Sex and the City.”

De hitserie van 94 afleveringen, oorspronkelijk uitgezonden tussen 1998 en 2004, heeft vier hoofdpersonages: Carrie Bradshaw, Miranda Hobbes, Samantha Jones en Charlotte York. Charlotte, gespeeld door Kristin Davis, was eerder nooit de publiekslieveling. Nu wel. Gen Z’er Alaina Demopoulos schreef in The Guardian dat de „onderschatte steunpilaar” van de groep de wijste van het hele stel is. Volgens modetijdschrift Glamour is 2025 hét jaar van het Charlotte-kapsel.

Sinds de originele serie een tweede leven kreeg op de streamingdiensten – samen met het vervolg And Just Like That… (2021) – wordt ‘meisjesmeisje’ Charlotte op socialemediakanalen geprezen om haar positieve blik en vrouwelijkheid. „Ze is precies zoals ik”, echoot het op TikTok. Of: „Charlotte leeft haar leven als een romcom. Wat een icoon!” „Ik zit in mijn Charlotte York-fase”, schrijft de Deense influencer Freya Bryndorf op Instagram. Sommige filmpjes oogsten een half miljoen likes. Meesurfend op al die nieuwe belangstelling, besloot actrice Kristin Davis in januari de podcast Are You a Charlotte? te beginnen.

Buitenbeentje

Toen de HBO-serie Sex and the City in 1998 het licht zag, was het ingetogen personage Charlotte een buitenbeentje. The New York Times zette haar weg als een „traditionele vrouw, die doodsbang is dat ze geen man kan vinden en vervolgens oud en alleen achterblijft”. Net als bij een kind bevolken sprookjesachtige, maar vaak onrealistische ideeën over de toekomst de wereld van Charlotte. Ze kent maar één doel: het huwelijk. Onvermoeibaar speurt ze cocktailbars, huisfeestjes en countryclubs af op zoek naar de perfecte echtgenoot.

Cynthia Nixon, Kristin Davis, Kim Cattrall en Sarah Jessica Parker in 1999, tweede seizoen van Sex and the City, 1999.

Foto Paramount Pictures

Als eerste-generatiekijker wilde je beslist geen Charlotte zijn. Haar preutse, statusgerichte personage paste niet bij het postfeminisme dat de show destijds zoveel succes bracht: die draaide geheel om de seksuele escapades en de garderobes van de vier vrolijke, vrije New Yorkse vrouwen.

Bij Gen Z (geboren tussen 1997 en 2012) lijkt dat anders. Deze jongere kijkers identificeren zich met Charlotte, haar klassieke wereldbeeld en haar zweverige hartstocht.

Waarom? De droom die Charlotte najaagt lijkt veel onbereikbaarder voor deze generatie. Haar ‘lang en gelukkig’ is een anachronisme. Al jaren neemt in het Westen het aantal mensen zonder partner toe, het is de bevolkingsgroep die het hardst stijgt. Scandinavische landen als Zweden staan in de top van de ‘sololanden’, maar ook in Nederland is de liefde steeds vaker een nevenkwestie.

Deze ‘singleficatie’ zorgt dat de vraag naar geschikte woningen toeneemt. Alleen zijn die er amper, onder meer omdat de maatschappij nog steeds ingericht is op het klassieke gezin. En de huizen die er zijn, zijn vaak onbetaalbaar. Ruim 10 procent van de jongeren in de Europese Unie spendeert 40 procent van hun inkomen aan hun huis. De weelde aan late etentjes, Cosmopolitans en Upper East Side-appartementen die voorbijkomen in Sex and the City is voor Gen Z’ers onhaalbaar en onbetaalbaar.

De genderkloof komt daar nog bij. Algoritmes duwen jonge mannen en vrouwen tegengestelde kanten op. Dat maakt relatievorming moeilijker, want manfluencer Andrew Tate en feministisch actrice Emma Watson tref je nu eenmaal niet snel samen op een kussen. Mannen stemmen vaker rechts; vrouwen stemmen juist (veel) progressiever dan voorgaande generaties. Deze trend staat haaks op het Oilily-conservatisme van Charlotte, een ‘tradwife light’ uit een Republikeins gezin.

Puppy-ogen

Het lijkt paradoxaal dat juist een generatie vol progressieve jonge vrouwen die brave, conservatieve Charlotte verheerlijkt. Waarom blijven deze vrije vrouwen achter Charlottes puppy-ogen, witte kraagjes en hallucinante droomwereld aanlopen?

Zou het kunnen dat jongeren dagdromen nodig hebben? Gen Z is een generatie die moeilijk aansluiting lijkt te vinden bij de maatschappij. Ze zijn idealistisch (denk aan thema’s als het klimaat), maar zien hun ideeën niet terug in de politiek. Dit voedt politieke apathie. Slechts 12 procent van de Amerikaanse jongeren heeft vertrouwen in het parlement. Een luttele 15 procent vertrouwt de media.

Of het nu gaat om de huizenmarkt, mentaal welzijn of sociale armoede: Gen Z wordt weinig gehoord. Cultuurcriticus Rayne Fisher-Quann (geboren in 2001) spreekt in The New York Times van opkomend ‘Gen Z-nihilisme’. Door ideële en financiële tegenslag denkt deze generatie allang niet meer dat ‘normale dingen’ als een huis en een partner mogelijk zijn. Wat ligt dan meer voor de hand dan maatschappelijke onthechting en escapisme?

Kristin Davis, circa 1986.

Foto Getty Images

En dan herkennen Gen Z’ers zich nog in Charlottes terughoudendheid qua seks („mannen trouwen niet met het ‘up the butt’-meisje”). Deze generatie is conservatiever. Jongeren worden steeds moralistischer over seks, blijkt bijvoorbeeld uit een recente enquête van The Times. De Gen Z-generatie begint later met seks en heeft minder behoefte aan naakt op tv.

Het personage Charlotte, eerder verguisd om haar preutsheid, past daar wonderwel bij. Kuis of niet, zij wil als vrouw zelf haar seksleven kunnen begrenzen. Je kunt deze seksuele omslag zien als herpakte autonomie, schrijft journalist Sophie Gilbert in The Atlantic: „Deze generatie hunkert weer naar echte intimiteit.”

De nieuwe generatie vindt Charlottes zachte ziel niet verwerpelijk, maar ontwapenend. Wat maakt het uit dat zij haar leven romantiseert? Dat ze zich al zwijmelend verzet tegen de morsige realiteit waarin het vinden van een liefdespartner lastiger is dan ooit? Smachtende Charlotte belichaamt de onvervulbare verlangens van hun generatie.

Ja, slecht nieuws en tegenslagen zijn alomtegenwoordig. En nee, op Park Avenue (waar Charlotte resideert) zullen Gen Z’ers niet snel belanden. Maar zijn de onvervalst hartstochtelijke dromen van Charlotte niet gewoon verrukkelijk?


Kleptomaan of hysterisch? Een ziektebeeld kan iemand reduceren tot een label, laat Fiona Tan in Rijksmuseum zien

Het olieverfschilderij Portret van een kleptomaan (1820-1824) van Théodore Géricault toont een man met een rommelig baardje en een stuurse mond. Het meest intrigerend zijn de ogen, die naar een punt rechts achter de kijker staren. Hierdoor is het onmogelijk om contact te maken of tot zijn innerlijk door te dringen. Zien we zijn obsessieve neiging om te stelen? Of komt het door het label ‘kleptomaan’ dat we geneigd zijn dat erin te zien?

Dit schilderij vormt het uitgangspunt van de door Fiona Tan gecureerde expositie Monomania. De Nederlandse kunstenaar (1966) raakte gefascineerd door ‘de kleptomaan’ en probeert te ontrafelen wie hem zijn label heeft gegeven.

Het portret is onderdeel van de reeks Les Monomanes (‘monomanie’ was in de 19de eeuw een term voor mentale ziekte): tien portretten door de Franse schilder Géricault (1791-1824). De ontstaansgeschiedenis is omgeven met mysterie. Veertig jaar na Géricaults overlijden herontdekte dokter Adolphe Lachèze de helft van de reeks op een zolder (de overige worden als verloren beschouwd). „Ze zijn authentiek, heel goed geschilderd, lelijk en extreem moeilijk om te verkopen”, schreef een kunstcriticus in die tijd. Lachèze had een ronkend marketingverhaal nodig om de schilderijen te verkopen. Zo ontstonden titels als Portret van een kleptomaan, Een gokverslaafde vrouw en Kinder-kidnapper.

Théodore Géricault, ‘Portret van een kleptomaan’ (1820-1824). Foto Hugo Maertens/ Museum voor Schone Kunsten Gent

Het beestje een naam geven, is een poging om grip te krijgen op de geest. Tegelijkertijd was de opkomst van de psychiatrie een krachtig middel waarmee werd bepaald wie en wat normaal was en wat als krankzinnig gold, zoals filosoof Michel Foucault in Geschiedenis van de waanzin in de 17de en 18de eeuw (1961) beschreef.

De expositie Monomania is een mix van geschiedenis, wetenschap en kunst. Fiona Tan dook ervoor in de collectie en archieven van het Rijksmuseum en nam de verbeelding van mentale ziektes en psychiatrie onder de loep. Zo zien we een plattegrond van de eerste psychiatrische inrichting, en verschillende methoden waarop artsen probeerden vat te krijgen op de geest.

Een verloren vrouw

Een ziektebeeld kan iemand reduceren tot een label, zoals in het geval van het portret van ‘de kleptomaan’. Maar ze kunnen iemand ook vrijspreken van verantwoordelijkheid.

Intrigerend is de rechtszaak van de huishoudelijke hulp Henriette Cornier in 1825. Op haar zevenentwintigste stond ze terecht voor het onthoofden van het negentien maanden oude kind van haar bazin. Het verhaal werd breed uitgemeten in de pers. Omdat er geen afbeeldingen van Cornier zijn overgebleven, wordt het verhaal gereconstrueerd aan de hand van rechtbankverslagen, krantenberichten en de analyse van psychiater Etienne-Jean Georget. Georget, nu beschouwd als een van de grondleggers van de psychiatrie, liet drie experts als getuige optreden. Hij bepleitte samen met de experts dat Cornier leidde aan monomanie. Ze zou dus niet onder het strafrecht moeten vallen. Het werd de eerste zaak waarin een persoon werd gevrijwaard van verantwoordelijkheid door een mentale ziekte. Cornier werd veroordeeld tot levenslang, anders was ze onder de guillotine beland.

Corniers levensverhaal wordt aangrijpend verteld in de begeleidende publicatie, waarin wordt uitgelegd hoe destijds met name vrouwen en mensen uit de arbeidersklasse vanwege hun leefomstandigheden een groter risico liepen als ‘mentaal ziek’ te worden gediagnosticeerd. Cournier werkte al vanaf haar twaalfde als huishoudelijke hulp. Ze was op haar twintigste getrouwd en gescheiden, daarna raakte ze twee keer zwanger en moest beide baby’s afstaan voor adoptie. „Ik ben een verloren vrouw”, riep ze tijdens haar arrestatie.

Edvard Munch, ‘Staand naakt met rood haar’, 1902. Foto Rijksmuseum

Vrouwen hadden in de 19de eeuw weinig rechten. In die krappe bewegingsruimte kon het een uitdaging zijn niet door te draaien, en daardoor als ‘hysterisch’ of ‘melancholiek’ te worden bestempeld. De tentoongestelde witte kanten doopjurken (1800-1900) werken daardoor als babyspoken. Eronder liggen gehandwerkte merklappen uit de vorige eeuw: bezigheidstherapie voor huisvrouwen. Vervolgens zoomt Tan in op de criminele klasse, aan de hand van politiefoto’s van zakkenrollers die actief waren op de Wereldtentoonstelling in 1889. Zij krijgen elk een gefictionaliseerd audioverhaal. Vooral het verhaal door schrijfster Sacha Bronwasser bij de foto van Emelie Olzewska beklijft: in kort bestek weet ze een ontroerende liefdesgeschiedenis neer te zetten. Het verhaal dat door Fiona Tan is geschreven, balt het thema van de expositie veelzeggend samen: een foto is altijd een momentopname die nooit volledig lijkt samen te vallen met wie je echt bent. Het is een constructie.

Gelaat

Wat weten we van wat er werkelijk achter iemands gelaat schuilgaat? Tan speelt in meer zalen met het idee van zien en gezien worden. Dat benadrukken ook Japanse en Javaanse maskers met hun uitvergrote emoties en gelaatstrekken (1600-1800), die werden gedragen bij theaterstukken. In een fotografisch zelfportret bedekt Tan met zo’n masker ook haar eigen gezicht. Niet alleen de ziel van de ‘kleptomaan’ blijft ondoordringbaar door zijn masker, ook haar eigen wezen wordt door een masker afgedekt, lijkt ze hiermee te willen zeggen.

Franz Xaver Messerschmidt (1736-1783), een van de 64 beelden met grimassen waarvoor de beeldhouwer zelf model stond.Foto Rijksmuseum/ Albertine Dijkema

De kleine zaal met cyaan-blauwe afdrukken van kant (een fotografisch proces) blijken een subtiele voorbode van Tans eigen videowerk Janine’s Room. Tan maakte het als sluitstuk voor de expositie. In een loop zien we Janine. Ze doet onderzoek naar de menselijke geest in een kamer die is volgestouwd met boeken. Ze leest er de verhalen van gediagnosticeerde mensen. Neerdalend zand symboliseert de ongrijpbaarheid van de materie. Maar door de hoge mate van contemplatie – Janine doet het rustig aan, valt in slaap, droomt – krijg je niet het idee dat er iets op het spel staat, dat ze een urgentie voelt. Dat is een gemiste kans. Waar de historische verhalen van Cornier en de kleptomaan zo aangrijpend zijn, lijkt Janine’s Room een ivoren toren die is losgezongen van de wereld.

Een diagnose kan houvast bieden om ons gedrag te verklaren voor onszelf en aan anderen. Tegelijkertijd herinneren de portretten en verhalen ons eraan, hoe tijd- en trendgevoelig mentale ziektebeelden zijn. En dat er nu eenmaal een machtsverschil is tussen arts en patiënt, tussen kijker en geportretteerde. Monomania is een oefening in empathie, voorbij het label en het eerste gezicht.


Tientallen PKK-strijders verbranden hun wapens, ‘zeer symbolische’ stap richting ontwapening

Zo’n dertig strijders van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK), de groep die in mei besloot zichzelf op te heffen, hebben vrijdag een aantal van hun wapens verbrand. Dat is te zien op beelden die internationale persbureaus hebben gepubliceerd. Op een plek in de bergen bij de stad Sulaymaniyah, gelegen in de autonome Koerdische regio van Noord-Irak, zouden enkele tientallen PKK-strijders een voor een hun geweer in een bassin hebben gegooid. Vervolgens werd deze hoop in brand gestoken.

Onder de PKK’ers die hun wapen inleverden, bevonden zich volgens persbureau AFP ook vier commandanten. Een aanwezige journalist van Al Jazeera noemt de ceremonie een „zeer symbolische” stap richting ontwapening van de PKK. Bij de plechtigheid waren zo’n driehonderd personen aanwezig. Persbureau AP benadrukt dat menig journalist geen teostemming kreeg om verslag te doen van de gebeurtenis.

In de strijd tegen Turkije laveerde de PKK, opgericht in 1978, jarenlang tussen geweld en diplomatie. Het ene moment werd opgeroepen tot een wapenstilstand, het andere moment mislukten onderhandelingen en werden aanslagen gepleegd. In vier decennia tijd zijn bij de strijd tussen Koerden en Turken zo’n veertigduizend personen gedood.

Vraag is of met de symbolische wapenverbranding ook de overige PKK-strijders hun wapens zullen inleveren – en in hoeverre dat een opmaat naar Turks-Koerdische verzoening is. Daar is er de kwestie of de Turken de Koerden ruimte zullen bieden om zichzelf in de toekomst te ontplooien.

Lees ook

Nadat de PKK had aangekondigd zich op te heffen, trok NRC naar Diyarbakir, vaak beschouwd als de hoofdstad van de Turkse Koerden. Een verzoening is daar nog ver weg

Een barricade in de binnenstad van Diyarbakir in oktober 2015, toen Turkse troepen een operatie uitvoerden tegen de PKK. Foto Anadolu / AFP


Pogacar wint zevende etappe in de Tour en neemt gele trui over van Van der Poel

Tadej Pogacar heeft vrijdag de zevende etappe van de Tour de France in Mûr-de-Bretagne gewonnen. Mathieu van der Poel van Alpecin-Deceuninck moest de gele trui afstaan aan de Sloveen van UAE Team Emirates. Pogacar won in de sprint van Jonas Vingegaard van Visma-Lease a Bike.

Het peloton vertrok vanuit Saint-Malo voor een heuvelachtige rit van 197 kilometer naar Mûr-de-Bretagne. Van der Poel won vier jaar geleden in de finishplaats voor het eerst een Tourrit en veroverde daar zijn eerste gele trui. Nu raakte Van der Poel in dezelfde plaats zijn trui kwijt. Van der Poel kon niet meesprinten om de zege.

Van der Poel had aan zijn ploeggenoten van Alpecin-Deceuninck gevraagd om de etappe zoveel mogelijk te controleren. Dat lukte. Al waren er wel verschillende ontsnappingen. Aan het begin plaatste Wout van Aert van Visma-Lease a Bike een aanval, maar de Belg werd op 177 kilometer van de streep ingehaald. Later probeerde Van Aert opnieuw weg te komen. Weer tevergeefs.

Eindsprint

Na ruim een uur koers slaagde een groepje van vijf renners erin een gat te slaan. De Fransen Ewen Costiou (Arkéa-B&B Hotels) en Alex Baudin (EF Education-EasyPost) kregen samen met de Brit Geraint Thomas (INEOS Grenadiers), de Oostenrijker Marco Haller (Tudor Pro Cycling Team) en de Spanjaard Iván García (Movistar) een maximale voorsprong van 1.40 minuut. Haller moest als eerste passen. Maar ook de vier anderen werden uiteindelijk ingerekend door het peloton.

Op 12 kilometer van de finish begon een grote groep met renners onder wie vrijwel alle toppers aan het slot van de etappe. Van der Poel moest in het zicht van de finish afhaken en moest toezien hoe hij de leiding in het klassement kwijtraakte. Pogacar won zijn tweede etappe deze Tour.