Bij de pro-Palestijnse demonstratie in Amsterdam zijn 36 arrestaties verricht en zeker tot donderdagochtend vastgehouden. De politie verdenkt hen van vernieling, opruiing en openlijke geweldpleging. Het is aan justitie om te bepalen of de groep strafrechtelijk wordt vervolgd. Dat heeft Frank Paauw, korpschef van de Amsterdamse politie, donderdagochtend bekendgemaakt op Radio 1.
Volgens Paauw zijn ook vijf agenten gewond geraakt bij de protestacties van woensdag op donderdag. „Eentje heeft ammoniak in zijn ogen gehad. Voor de rest zijn het lichte verwondingen”, aldus Paauw. De korpschef beschreef het ammoniakgebruik als ‘straaterreur’. De schadepost ligt volgens Paauw zeker boven de 100.000 euro. Hij gaf verder aan dat de politie, OM en burgemeester Femke Halsema donderdagmiddag in gesprek gaan met het bestuur van de Universiteit van Amsterdam.
Lees ook Premier Rutte spreekt zich uit over studentenprotesten Amsterdam
Demissionair premier Mark Rutte (VVD) heeft voor het eerst gereageerd op de pro-Palestijnse studentenprotesten op de Universiteit van Amsterdam (UvA). Volgens Rutte gaan de acties „duidelijk over grenzen heen”. „Demonstreren mag. Altijd. Maar geweld tegen politie en vernielingen aanrichten mag nooit”, schrijft hij donderdag in een bericht op X.
Rutte kondigde ook aan in gesprek te gaan met organisaties over het toenemende antisemitisme in Nederland. „Steeds vaker en met steeds hardere woorden wordt het geweld in Gaza in de schoenen geschoven van Joodse Nederlanders. Onterecht! Het is een vorm van antisemitisme die we luid en duidelijk moeten blijven bestrijden. Niet zwijgen, niet wegkijken. Maandag spreek ik daarover verder in het Catshuis met tal van maatschappelijke organisaties.”
Acties De afgelopen nacht waren pro-Palestijnse betogingen in Utrecht en Amsterdam. De betogers, veelal studenten, eisen dat hun universiteiten de banden met Israël verbreekt. In Amsterdam werden afgelopen nacht 32 demonstranten opgepakt op verdenking van geweldpleging, mishandeling, opruiing en vernieling.
Het Binnengasthuisterrein van de UvA, de plek waar de betogers zich hadden verschanst, werd eerder op de dag ontruimd door de politie en de Mobiele Eenheid. De politie sleepte de actievoerders van de locatie weg. Honderden betogers verplaatsten zich naar het nabijgelegen Rokin. Delen van het universiteitsterrein zijn veranderd in een ravage: zo zijn veel straatstenen verwijderd en leuzen op de muren geklad. Ook binnen in de universiteit is de schade groot.
Naast Amsterdam kwamen betogers ook in Utrecht in actie voor de Palestijnse zaak. Daar hielden ze de universiteitsbibliotheek bezet. Het ging om honderden betogers. Ze zijn rond 01.00 uur ‘s nachts vertrokken van de betogingslocatie, maar kondigden aan donderdag opnieuw actie te voeren. De politie verplaatste zo’n veertig demonstranten die zelf weigerden te vertrekken. Volgens de politie zijn er geen aanhoudingen verricht.
Lees ook Premier Rutte spreekt zich uit over studentenprotesten Amsterdam
Als de politieauto’s voorrijden weet hoefsmid Jan Grootenhuis nog niet dat zijn laatste minuutje rust is aangebroken. Misschien is het nooit zo goed gegaan als nu, kort voor zijn 70ste verjaardag.
Ja, zijn heup is versleten. En hij is net zo doof als zijn bejaarde hondje Tommie, waarmee hij wat door de keuken scharrelt. Maar voor mensenoren zijn er gehoorapparaten, en ondanks zijn wankele lichaam kan Grootenhuis op verzoek nog steeds een paard beslaan. Dan houdt iemand anders de benen vast terwijl hij het ijzer met de precisie van een gewoonte op de hoeven tikt.
Grootenhuis is het type pensionado voor wie niets meer moeten vooral betekent dat nu alles kan. En dus staan er in de tuin een roestige Cadillac en een Duitse trekker uit 1954, die hij geduldig naar hun zoveelste leven sleutelt.
Achter het huis graast een voormalig dressuurpaard, dat door een Amsterdamse taxichauffeur aan zijn zorgen is toevertrouwd. En dan is er nog de vakantiewoning die hij bouwde in de oude koeienstal van zijn vader. Elk weekend volgeboekt voor de rest van het jaar – Grootenhuis is er trots op.
Het is precies vijf over vijf ’s middags, 28 augustus 2022. Er is vast weer een ongeluk gebeurd, denkt hij als de agenten bij hem aanbellen. Zijn dorpje Den Nul ligt tussen Deventer en Zwolle: de auto’s rijden vaak te snel over de kronkelige dijkweg die de steden verbindt. Grootenhuis draait het vuur onder de aardappelen lager en schuifelt naar de voordeur.
Als hij opendoet, kijken zes agenten hem aan. Er is een melding binnengekomen: of ze even een kijkje mogen nemen achter zijn huis?
Grootenhuis deinst een beetje terug.
„U bent geschrokken”, constateert een van de agenten.
„Ik ben niet geschrokken”, zegt Grootenhuis. „Meer verbaasd.”
Hij gaat aan kop en dus beweegt de optocht met een haast statige traagheid richting de zonnige tuin.
Ze lopen langs de vier trampolines die klaarstaan voor zijn kleinkinderen. Tien heeft Grootenhuis er, en hij probeert ze allemaal om de week te zien. Tijd is, zoals alles, het waardevolst zodra het op begint te raken.
Die avond moeten veel dorpelingen toevallig nog hun hond uitlaten
Bij de hooischuur vlak achter het huis vindt de politie alleen het grote bruine pensioenpaard, dat dommelt in de schaduw. Dan wijst een van de agenten naar het weiland verderop. Het is door een groepje bomen bijna aan het zicht onttrokken.
„Is dat echt nodig?”, vraagt Grootenhuis als ze ook daar willen kijken. Er ligt alleen wat oud materiaal, zegt hij. Bovendien heeft hij eten opstaan en komt zijn vrouw zo thuis van werk.
Toch schuifelt de optocht verder richting het weiland, driehonderd passen over het gele gras en dan door het hek dat Grootenhuis voor de agenten losknoopt.
Achter de bomenrij staan drie zeecontainers en een witte paardentruck. De geur van kuilvoer en door de zon verwarmde stro is er vermengd met een meer chemische, zoetige lucht.
In de containers liggen blauwe vaten en jerrycans. Om precies te zijn tellen de agenten na het opentrekken van de deuren 386 jerrycans met restjes vloeistof erin, en een grote zilveren reactieketel. Ze draaien zich om en kijken Grootenhuis aan.
„U bent vanaf nu verdacht”, zegt er een.
„Het lijkt me onwaarschijnlijk dat u hier niets van wist”, zegt een ander.
We kennen Grootnhûs toch?
Die avond moeten veel dorpelingen toevallig nog hun hond uitlaten. En dat natuurlijk precies op het stuk dijk vanwaar je de wei van de hoefsmid kunt zien.
Een drugslab in Den Nul. Sommigen geloven het pas als de rechercheurs gehuld in witte plastic pakken samenvlokken rond de containers. Of als er aan de andere kant van het dorp niet meer gezwommen mag worden in het meertje, dat met linten is afgezet. De gemeente Olst-Wijhe, waar Den Nul met zijn 550 inwoners onder valt, vreest een verband tussen het lab en de vele vissen die de laatste tijd zijn komen bovendrijven.
Ook zou het kunnen dat er drugsafval is doorgesijpeld tot grondwaterniveau. En dus krijgen mensen met grazende dieren een waarschuwing: besproei je gras niet met het water uit de bron. De paarden zouden er doodziek van kunnen worden, licht wethouder Marcel Blind later toe. „Of juist heel vrolijk.”
Het is „crisismodus” voor Blind (60), die zich namens het gemeentebestuur bezighoudt met de lange nasleep van het drugslab. Ruim een week na de inval organiseert hij samen met de politie een informatieavond in het restaurant van de familie Ripperda. Zo’n vijftig Nullenaren komen samen op het terras met uitzicht over de IJssel om te horen wat er over het lab bekend is. Dat is niet veel, klagen sommigen na afloop – het onderzoek is nog in volle gang.
Terugblikkend verbaast het Blind hoe nuchter en gelaten de inwoners op het drugslab reageren. Er zijn vragen over de verontreiniging van het water, maar verder lijken de inwoners zich weinig zorgen te maken over de eigen veiligheid. Een jager wiens huis driehonderd meter verderop staat, noemt het een „ver-van-mijn-bed-show”.
Tijdens de informatieavond zijn er vooral veel vragen over wat er met Grootenhuis gebeurd is. Restauranteigenaar Leon Ripperda zegt tegen een journalist van de regionale krant De Stentor dat hij vermoedt dat het lab de hoefsmid „is overkomen”. Of dat hij daar in ieder geval op hoopt.
En Blind vertelt dat de mensen zich verbaasd afvragen: „We kennen Grootnhûs toch?”
Foto’s: Sake Elzinga
Paardenjacht
Dat Grootenhuis er niet meer is, merkt zijn directe buurman Stef Wijnberg (34) als hij opkijkt van zijn laptop en paarden door de uiterwaarden van de IJssel ziet draven. Het zijn de paarden van de hoefsmid.
Iemand moet zijn vergeten om het hek dicht te doen, denkt Wijnberg. En vooral: iemand moet achter ze aan.
Wijnberg is een import-Nullenaar en een softwarebouwer. Hij komt geregeld bij Grootenhuis over de vloer. De twee helpen elkaar met waar de ander niet zo goed in is. Zo zorgt Wijnberg ervoor dat de wifi bij de hoefsmid werkt en stort Grootenhuis compost en houtsnippers in de moestuin van de software-expert.
Maar dan komt het moment dat Grootenhuis in de cel blijkt te zitten en Wijnberg zijn paarden langs de rivier ziet rennen. Dan wordt de burenrelatie echt getest.
Wijnberg heeft niets dan zijn gevoel om op te varen als hij hoort over wat er op een paar honderd meter van zijn slaapkamer in de wei van zijn buurman gebeurde. Heeft Grootenhuis daar nou al die tijd een drugslab gehad? Of gedoogd misschien?
Het is de vraag die meer buren stellen in de dagen nadat het lab is opgerold en de hoefsmid als ‘verdachte Jan G.’ in De Stentor verschijnt. Zijn wazig gemaakte portret staat afgedrukt onder koppen als ‘Breaking Bad in Den Nul’.
„Joseph, ik wil je laten weten dat ons leven nu helemaal kapot is. Hebben jullie lekker veel geld verdiend?”
Overbuurman Jim van der Zanden (64) zegt dat hij Grootenhuis niet altijd goed heeft kunnen peilen. Van der Zanden is voormalig therapeut en woont aan de andere kant van de dijkweg. Hij vindt dat de montere hoefsmid de dingen soms mooier voor lijkt te doen dan ze in werkelijkheid zijn. „Maar Grootenhuis een crimineel? Nee. No way. Ik dacht eigenlijk alleen: holy shit, wat ben jij naïef geweest.”
Voor Van der Zanden speelt mee dat het terrein van de hoefsmid altijd al „een beetje een rommeltje” is geweest. „Een beetje een vrijstaat.”
„Gescharrel” is de term die softwarebouwer Wijnberg daarvoor gebruikt. „Er is altijd gescharrel bij Grootenhuis.” Als het niet de vakantiegangers zijn, dan is het wel een klusser, of anders iemand die een boormachine of ontwormingsmiddel voor een paard komt lenen.
Dat het lab op het terrein van de hoefsmid staat, betekent voor Wijnberg dus niet meteen dat zijn buurman het ook gedaan heeft. En dus klapt hij na de politie-inval zijn laptop dicht en stapt op de fiets richting de uiterwaarden. Voor het eerst in zijn leven gaat hij op paardenjacht.
Familievriend
Slapeloze uren duren langer, weet Grootenhuis. In Zwolle woelt en piekert hij zich door zijn eerste gevangenisnacht.
„U wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en van het produceren van harddrugs”, krijgt Grootenhuis de dag erna te horen. Met een inderhaast opgetrommelde advocaat neemt hij plaats voor het verhoor.
„Ik denk er iets anders over”, begint Grootenhuis.
Inderdaad, de containers staan op zijn terrein. Voor een goed stel benen is het drie minuten lopen vanaf de achterdeur; voor de zijne zijn het er misschien zeven.
Maar wat er daar gebeurde – dat heeft hij gedaan noch geweten. Dat weet hij nog steeds niet.
Grootenhuis vertelt dat hij de containers en de paardentruck verhuurt aan iemand die Joseph heet. Dat is een goede vriend, voegt hij toe. Een „fijne jongen” die hij al meer dan twintig jaar kent. Grootenhuis houdt Joseph verantwoordelijk voor wat er gebeurd is, zegt hij tegen de agenten.
Als hij later terugblikt, weet Grootenhuis te vertellen dat Joseph uit Sierra Leone komt. Dat hij kindsoldaat is geweest, zich op een dag verstopte in een schip en zo naar Nederland vluchtte, waar zijn tijd in het asielzoekerscentrum eindigde met een verblijfsvergunning. Verder dan de basale brokstukken van dat verleden is Grootenhuis nooit gekomen. Maar wie vraagt er op zo’n geschiedenis door?
De twee ontmoetten elkaar in 2000 via een gedeelde kennis uit Burundi. Grootenhuis’ vrouw is kraamverzorgster, en hielp die kennis na haar bevalling toen zij in hetzelfde azc als Joseph woonde.
Joseph is dan 25 en zit vaak om werk verlegen, terwijl Grootenhuis op zijn grote terrein altijd klusjes te over heeft. En dus vinden de twee elkaar ruim twintig jaar lang in vraag en aanbod.
Soms is Joseph er eens per maand, soms een tijdlang wekelijks. Hij hooit het gras en maakt de paardenstal schoon. Hij hamert hekken de grond in en snoeit de heg. Hij weet binnen een mum van tijd hoe je ‘hamer’, ‘stro’ en ‘voederbak’ in het Nederlands zegt.
De afgelopen tijd leerde hij van Grootenhuis ook hoe de vakantiewoning klaargemaakt moet worden voor nieuwe gasten. Voor als die vermaledijde hoefsmidheup het voorgoed begeeft.
„Maar we hadden ook gewoon lol”, zegt Grootenhuis.
Foto’s: Sake Elzinga
Joseph wordt een soort familievriend, een graag geziene gast die tussen de klusjes door in de keuken een eitje eet of thee drinkt.
„Hij was altijd vrolijk”, zegt Grootenhuis’ jongste dochter Hendrike (38) over die momenten. „Heel goedlachs. En hij stond altijd voor mijn vader klaar.”
Anderzijds is Grootenhuis er ook voor Joseph. Hij geeft hem zijn kleine Mitsubishi-auto in bruikleen en schrijft hem tijdelijk in op zijn adres als hij in de problemen zit.
Want Joseph kent veel tegenslag. Hij verliest zijn werk, hij scheidt van zijn vrouw, en vanwege wat wietplantjes in zijn tuin wordt hij uit zijn sociale huurwoning in Deventer gezet. Hij krabbelt weer op, om in 2019 opnieuw ontslagen te worden bij zijn volgende baan bij een energiebedrijf.
„Racisme”, denkt Grootenhuis daarover. Hij vindt dat er in de streek veel racisme is. Een buurvrouw belde volgens hem zelfs een keer de politie omdat ze iemand in zijn tuin zag lopen. Maar dat was een vriend van Joseph, die door Grootenhuis gevraagd was het Jakobskruid, een giftige plant voor paarden, te plukken.
„Dat soort dingen komt gewoon vanwege de huidskleur. Joseph heeft daar geen geduld voor. Hij heeft een kort lontje als het om racisme gaat. En je wordt er bij zo’n bedrijf om het minste of geringste uitgezet.”
Na zijn laatste ontslag wordt het schrapen voor Joseph, die inmiddels in de veertig is. Hij maakt hier en daar wat schoon, en verzamelt oud ijzer en aluminium in Deventer en Assen om het in bulk verder te verkopen. Een nieuw huis komt er niet. Slapen doet hij bij vrienden.
Maar al die tijd heeft hij wel een doel voor ogen, vertelt Grootenhuis.
Joseph wil met een eigen bedrijfje spullen naar Ghana exporteren. En dus verzamelt hij oude autobanden, koelkasten, kleding en versleten buitenboordmotoren.
Joseph laat Grootenhuis op zijn telefoon weleens filmpjes zien van wat hij met de in Nederland verdiende euro’s in Afrika zou willen doen. De gedroomde stap twee: een groter bedrijf in Ghana zelf opzetten – iets met dieren, een viskwekerij bijvoorbeeld.
„Voor die droom had ik respect”, zegt Grootenhuis. „En daar wilde ik wel een beetje bij helpen.”
Voor het exportbedrijfje heeft Joseph wel een opslag nodig. En dus nam Grootenhuis zo’n twee jaar geleden het besluit om zijn containers aan hem te verhuren.
En ja, bekent Grootenhuis in de verhoorkamer: er is een moment geweest, ergens afgelopen zomer, waarop hij naar de wei liep en zag dat de deuren van een van de containers openstonden. Misschien vanwege de hitte, want meestal zaten er hangsloten op.
Er hing die dag bij de paardentruck een man rond die hij niet kende, en in de open container zag Grootenhuis Joseph zitten, met naast hem een gasbrandertje waarop een ketel stond.
Grootenhuis zegt tegen de agenten dat er volgens Joseph wietolie in de ketel zat. En dat wietolie volgens Joseph „niet illegaal” is. „Je kunt het zo uit Zwitserland importeren”, zei Joseph volgens Grootenhuis.
„Ik zei op dat moment dat het allemaal weg moest, en toch gingen ze door”, vertelt Grootenhuis de verhoorders. „Ik geloofde dat het legaal was, maar het werd mij te groot. Ik twijfel nu wel omdat jullie hier zo serieus mee omgaan en ik hier nu zit.”
„Wij hebben het vermoeden dat het om een amfetaminelab gaat”, klinkt het vanaf de andere kant van de tafel.
„Dat meen je niet.” Grootenhuis wordt nu korter van stof.
„Ook lijkt het erop dat er afval in de grond is geloosd. Dan is er echt een heel groot probleem.”
„O.”
Noaberschap
In het gemeentehuis van Olst-Wijhe schudt wethouder en loco-burgemeester Marcel Blind zijn hoofd. Blind was altijd van het bouwen; van het botvieren van zijn technische kennis op vergunningen, bestemmingsplannen en ontwerpen.
Tegenwoordig lijkt het wel of hij wethouder harddrugs geworden is. In zijn kantoor met uitzicht op de IJssel kan hij begin 2024 de incidenten nog net op één hand tellen.
Eerst was er het lab bij Grootenhuis, daarna nog een bij Heino, toen was er een afvaldumping in een bos, en ten slotte werd er een drugsopslag gevonden op een nogal provocerende afstand van het gemeentehuis in Wijhe. Op tweehonderd meter van het bureau waar hij nu aan zit, ja.
Vier keer in anderhalf jaar tijd kwam de harddrugswereld in de gemeente en de directe omgeving bovendrijven. Voor 28 augustus 2022, de dag dat het lab in de wei van Grootenhuis werd ontdekt, was er in Olst-Wijhe volgens Blind bijna nooit iets aan de hand.
Het is een landelijke trend: de afgelopen jaren worden er in Nederland steeds meer harddrugslabs gevonden. Waar er in 2021 een daling leek te zijn ingezet met 93 ontmantelde labs, lag dit aantal in het afgelopen jaar met ruim 120 weer aanzienlijk hoger.
In de meeste labs wordt net als in de containers van Grootenhuis amfetamine, oftewel speed gemaakt. Nederland is de grootste amfetamineproducent ter wereld. Het is een van de bestandsdelen van xtc.
En hoewel de meeste labs nog altijd in Brabant worden gevonden, trekken harddrugsproducenten steeds vaker naar het noorden en het oosten van het land, waaronder Overijssel. Dat merken experts als Anton Jansen, manager van het Platform Veilig Ondernemen (PVO) in Oost-Nederland, dat ondermijning in deze regio in kaart brengt en probeert tegen te gaan.
Daarbij baseert Jansen zich niet alleen op de data van opgerolde drugslabs, maar ook op het afvalwater en het prijspeil van de drugs in de provincie. Want hoeveel laboratoria er door de politie worden gevonden hangt volgens Jansen in grote mate samen met of de bevolking bereid is om verdachte zaken te melden.
In Oost-Nederland zijn de inwoners minder alert op drugscriminaliteit dan in Brabant, en daarom wordt er minder gemeld. Het is de reden dat Jansen door het gebied trekt met vaatjes vol geurkorrels om mensen op voorlichtingsbijeenkomsten de geur van een lab te leren herkennen.
Maar er zijn ook andere redenen dat het ‘vestigingsklimaat’ voor criminelen in Overijssel goed is, zegt Jansen. Zo staan er – mede door de stikstofcrisis – veel stallen en schuren leeg. Ook zijn er veel uitvalswegen naar Duitsland, waar een xtc-pil twee keer zoveel waard is als in Nederland. De jaaromzet van drugscriminelen in Oost-Nederland schat het PVO op 3 miljard euro. Dat is meer dan de omzet van Bolletje, Johma en Grolsch samen.
Het confronteert kleine gemeentes als Olst-Wijhe met de vraag wat zij tegen de oprukkende drugscriminaliteit kunnen doen. In de gemeenteraad wordt geroepen om een extra wijkagent, en wethouder Blind vertelt dat ook het idee van cameratoezicht bij de toegangswegen is geopperd.
Maar net als Jansen komt Blind tot de conclusie dat het belangrijkste is dat de inwoners verdachte signalen eerder gaan melden via de politie of Meld Misdaad Anoniem. „Dan heb je meteen honderden extra wijkagenten.”
Foto’s: Sake Elzinga
Nu gebeurt het melden volgens hem te weinig omdat mensen elkaar vanwege een gevoel van noaberschap niet in de problemen willen brengen. Blind draait die gedachte graag om: is nabuurschap niet samen ervoor zorgen dat het buitengebied voor iedereen veilig blijft?
Ook is het een probleem dat bewoners vreemde geluiden of gekke geuren niet ervaren als mogelijke indicaties van een drugslab. Het bewustzijn dat harddrugs niet alleen onder de rivieren, maar misschien ook in de schuur van de buurman in Olst-Wijhe worden gemaakt, daalt volgens Blind nu langzaam in.
Het heeft iets paradoxaals, zegt hij. Voordat de gemeenschap de signalen herkent moet het eerst een keer fout zijn gegaan.
Want nadat het lab bij Grootenhuis was opgerold, waren er veel Nullenaren voor wie verwaarloosbare stukjes herinnering opeens voelden als een beloftevol puzzelstukje.
„Ik zag een keer een witte bestelbus het erf oprijden”, liet een buurman van even verderop na de politie-inval aan een rechercheur weten.
„Ik zag meerdere keren per week een witte bestelbus het erf oprijden, met twee mannen erin”, vulde iemand een paar deuren verderop aan.
En ook Blind werd na de informatieavond in Den Nul aangeklampt door mensen die iets hadden gemerkt. Iemand vertelde over een scherpe zure lucht, en weer een ander zei dat hij een hele nacht een trekker of een ander soort motor had horen lopen.
Die man had gedacht dat het een waterpomp was, zegt Blind, of een besproeiingsinstallatie. „Niemand legt bij zoiets de link met een mogelijk delict. Maar als je al die losse signalen bij elkaar optelt, dan had de puzzel gelegd kunnen worden door een specialist – als er meldingen van gedaan waren.”
Lekker veel geld verdienen
Een week nadat het lab is opgerold viert Grootenhuis zijn 70ste verjaardag in de gevangenis in Almelo. Hij leert die dag om saldo op de kaart te zetten die hij nodig heeft om naar huis te bellen.
In totaal zit Grootenhuis achtentwintig dagen vast. Ergens in die septembermaand van 2022 vindt zijn onrust vorm in het weifelende handschrift waarmee hij zelfmoordbriefjes opstelt, geadresseerd aan zijn vrouw en zijn vier dochters. Dat zijn precies degenen vanwege wie hij de stap van gedachte naar daad nooit zal zetten.
Eenmaal terug in Den Nul ziet Grootenhuis dat het stuk weide rondom de containers met hekken is afgesloten door de politie. Alleen het hondje Tommie komt daar soms nog. Die kruipt gewoon onder de spijlen door, doof voor de mensen die hem achtervolgen tot aan het vergrendelde hek vanwaarachter ze tevergeefs zijn naam roepen.
Foto’s: Sake Elzinga
Al die tijd is Joseph de grote afwezige. Tijdens de politieverhoren klaagde Grootenhuis al dat de recherche niet goed naar hem heeft gezocht. Dat ze in hadden moeten gaan op zijn aanbod om daarbij te helpen.
De vrouw van Grootenhuis stuurt Joseph af en toe een appje. Eerst houdt ze het praktisch: ze vraagt waar de Mitsubishi staat en waar de sleutel ligt. Daar antwoordt Joseph nog op: „De sleutel is bij een friend in Deventer”, stuurt hij. „Ik ga him bellen voor je.”
Maar een dag later appt ze Joseph om acht uur ’s ochtends:
„Zo erg dat je met die gevaarlijke stoffen bent gaan werken bij ons in de wei. Tommie komt helemaal ziek terug als hij in die gele doekjes heeft gesnuffeld.”
Om weer een dag later te vervolgen:
„Joseph, ik wil je laten weten dat ons leven nu helemaal kapot is. Hebben jullie lekker veel geld verdiend? En wij draaien ervoor op, wat ontzettend gemeen.”
Na die berichten blijft het van de kant van Joseph stil.
Maar iemand anders krijgt nog wel antwoord van hem. Het is de vrouw uit Burundi via wie Grootenhuis en Joseph elkaar twintig jaar geleden leerden kennen in het azc.
Ze is bevriend met Joseph, maar nu is ze vooral boos. Ze appt Remke, de oudste dochter van Grootenhuis, dat ze denkt dat Joseph het gedaan heeft. En dat ze wil helpen omdat het gezin van de hoefsmid voor haar „een soort familie” is.
Volgens haar is er ruzie ontstaan in de vriendengroep van Joseph nadat Grootenhuis hem zag zitten met de ketel en hem vroeg om de containers te ontruimen. Daarna zou iemand uit het groepje hebben besloten om het lab te tippen aan de politie.
Terwijl de politie meeluistert belt ze Joseph op. In dat gesprek laat hij vallen dat hij in Ghana is. Nee, vluchten was het niet, claimt Joseph: hij was al op weg voor het lab werd ontdekt. En hij zal terugkomen om zichzelf aan te geven.
Trammelant
De eerste keer dat Grootenhuis en Joseph elkaar weer zien is in de rechtbank in Zwolle, als Joseph geflankeerd door agenten de zaal wordt binnengeleid. Nu hebben ze behalve hun gevoel voor humor ook gemeen dat ze verdacht zijn van betrokkenheid bij een drugslab.
Tegen Joseph eist het Openbaar Ministerie (OM) een celstraf van vijf jaar voor het produceren van amfetamine. En Grootenhuis hangt voor medeplichtigheid een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een halfjaar boven het hoofd.
De officier van Justitie vat het allemaal samen: het gaat om een drugslab waar een jaar lang amfetamine-olie is gemaakt, in totaal minimaal 1.800 liter. De politie heeft berekend dat daar ruim anderhalf miljoen euro mee verdiend is. „Het is geen simpel lab geweest”, concludeert de officier. Het is een lab uit de zwaarste categorie.
Ook horen Grootenhuis en Joseph dat er een opvallend kleine hoeveelheid afvalstoffen is gevonden. En dat hun een milieudelict ten laste wordt gelegd omdat de rest van de honderden liters afval via speciaal daarvoor aangelegde slangen diep de grond in zijn geloosd.
Er zitten slechts een paar meter tussen de stoelen van Grootenhuis en Joseph, maar als ze over elkaar praten blijven ze in de richting van de rechters staren. Geen van beiden doet tijdens de rechtszaak de moeite om het hoofd een halve slag te draaien en de ander in het gezicht te kijken. Er wordt alleen gewezen.
Joseph heft zijn linkerhand in de richting van Grootenhuis als hij zegt dat hij schulden bij hem had. Dat hij de Mitsubishi op de pof gekocht had, de aflossing niet kon betalen, en dat Grootenhuis toen aan hem had gevraagd om met vrienden wietplantjes te gaan verbouwen. En dat Grootenhuis akkoord ging toen die vrienden langskwamen met het voorstel om iets te maken waar je meer geld mee kon verdienen.
Joseph zelf was bij dat alles maar een hulpje, zegt hij. En dus niet de kok of de organisator. Hij haalde voedsel en regelde het water. „Omdat ik lang bij Jan woonde wist ik hoe alles zat”, legt hij uit.
Josephs advocaat betitelt de relatie tussen Grootenhuis en Joseph als een „baas-knechtverhouding”. Ook zegt hij in zijn pleit dat Joseph de dupe is van een dossier dat incompleet is vanwege het capaciteitsgebrek van het OM.
Voordat het lab in de wei van Grootenhuis werd ontdekt was er in Olst-Wijhe bijna nooit iets aan de hand
Want van Grootenhuis zijn er nul dna-matches gevonden, en van Joseph meer dan dertig. Maar ook van zeven andere mannen, onder meer van iemand die zich „de professor” noemt, waren er veel sporen in het lab. Dat benadrukt zowel de advocaat van Joseph als die van Grootenhuis. De zeven lieten hun dna achter op blikjes cassis en weggegooide peuken, maar ook op laarzen, handschoenen en mondkapjes. Zij zijn door het OM niet vervolgd.
Grootenhuis wijst op zijn beurt naar Joseph als hij het beeld schetst van die zomerdag waarop hij hem met een ketel in de weer zag. Grootenhuis benadrukt dat hij toen zei dat hij „geen trammelant” wilde. Dat ‘het’ allemaal weg moest. En dat hij dat later nog eens heeft herhaald.
„Nu probeert Joseph me erbij te lappen”, zegt Grootenhuis tegen de rechter.
Verder heeft hij weinig doorgehad, is de gemene deler van Grootenhuis’ antwoorden op de vragen die de rechters op hem afvuren. De vreemde geur – dat was vast de wietolie. En het witte busje dat af en aan reed? Daarvan dacht Grootenhuis altijd dat het oude autobanden voor Josephs export kwam brengen.
Ten slotte geef hij toe: ja, hij schrok toen de agenten aanbelden op die 28ste augustus en over zijn containers begonnen. Maar dat was alleen omdat hij toen besefte dat het met die wietolie van Joseph toch niet in de haak was.
Rechter: „Bent u niet heel erg naïef geweest?”
Grootenhuis: „Dat zou u wel kunnen zeggen.”
Afpakken
Als de hoefsmid eind oktober 2023 van de vrijspraak hoort verandert er weinig.
Verdachte Jan Grootenhuis is „onzorgvuldig en naïef” geweest, schrijven de rechters in het vonnis. Het is volgens hen echter niet bewezen dat hij zich bewust was van het risico dat er in de containers harddrugs werden gemaakt. Joseph E. daarentegen wordt wel schuldig bevonden: hij krijgt drie jaar cel.
De uitspraak heeft iets wrangs, zegt Grootenhuis. Het afgelopen anderhalf jaar is voor hem een hoogstpersoonlijke, intensieve cursus geweest in het verschil tussen strafrecht en bestuursrecht.
Want ja, hij is blij dat de strafrechters hebben erkend dat hij van het lab niets afwist. Maar volgens het bestuursrecht is hij als eigenaar van het terrein wel aansprakelijk voor wat er met de bodem gebeurt. Voor vervuiling door drugsafval bijvoorbeeld.
In De Stentor las Grootenhuis voor het eerst over de hoeveelheid werk die het door de gemeente ingehuurde bedrijf aan de sterk verontreinigde bodem dacht te gaan hebben. Kostenplaatje: tussen 700.000 en 1 miljoen euro.
En omdat Joseph wel is veroordeeld maar geen geld heeft, en er geen andere verdachten zijn vervolgd, kunnen die kosten op niemand anders worden verhaald.
„Acht daders hebben het gedaan”, is Grootenhuis’ beduusde samenvatting van de zaak.”En ik moet het gaan betalen.”
Als hij rondloopt over zijn erf wordt zijn frustratie snel duidelijk. „Mooi hè?” zegt hij over zijn Duitse trekker, over zijn paardenstal en meermaals over de vakantiewoning.
Maar daar komt wel een zinnetje achter: „Dat gaan ze dus van me afpakken.”
De sfeer kantelt
‘Ze’: dat is de gemeente Olst-Wijhe. En achter de schermen is ‘ze’ vooral wethouder Blind, die zich – bijgestaan door een juridisch medewerker – met de sanering bezighoudt.
Want hoewel het meeviel met de verontreiniging van het bronwater in de rest van het dorp, en de dode vissen in het zwemwater gewoon aan good old blauwalg te wijten waren, werd snel duidelijk dat het op het terrein van Grootenhuis goed mis was.
Een zeiknatte, zurige bodem aan het einde van een van de droogste zomers ooit. De hoefsmid wilde kort nadat hij uit de gevangenis kwam een gespecialiseerd bedrijf snel de grond laten afgraven, voordat het drugsafval zich door het stijgende grondwater verder zou verspreiden. Volgens de gemeente was er eerst meer onderzoek nodig. Nu wordt de sanering door Blind en zijn collega’s aangestuurd.
Blind heeft het stappenplan van de schoonmaak in zijn hoofd zitten alsof het een van zijn bouwprojecten is.
Eerst moet je wachten tot juni 2024, vertelt hij, want in die maand is het grondwaterpeil het laagst. Dan pomp je – net als bij een bouwput – het grondwater weg, dat nog ergens weggezuiverd moet worden. Pas dan kan je gaan graven.
En dat is nog niet alles, zegt Blind. Er moet overlegd worden met omwonenden, Rijkswaterstaat en het waterschap. En als er voor het afgraven straks een boom moet wijken, moet je niet vergeten om voor het kappen op tijd een vergunning aan te vragen.
Het is veel voor Olst-Wijhe, zegt Blind, en dat terwijl er toch al heel wat van gemeentes gevraagd wordt. „Dit is niet iets dat je er even bijdoet. Het kost zoveel uren dat we er ander werk voor laten liggen.”
Na de vrijspraak van Grootenhuis is er dan ook geen moment overwogen om de kosten kwijt te schelden. Ja, het is een drama voor de hoefsmid, zegt Blind. Maar de gemeente heeft gewoon geen andere keus. „Want wie moet het anders betalen? De gemeenschap?”
De gemeente kan aanspraak maken op een overheidssubsidie voor het opruimen van drugsafval. Die is vanwege de vele dumpingen verruimd tot een bijdrage van maximaal twee ton. Maar als het straks tegenzit met het grondwaterpeil kan het zijn dat Olst-Wijhe alsnog opdraait voor een deel van de kosten. Ook als het huis en het terrein van de hoefsmid zijn verkocht.
De sfeer rond Grootenhuis is in het dorp gek genoeg „wat gekanteld” sinds de vrijspraak, meent Blind. De gemeente krijgt belletjes en zelfs een Woo-verzoek (Wet open overheid) van inwoners die over de dure sanering hebben gelezen in De Stentor. Ze vrezen dat daardoor hun belastingen omhoog zullen gaan.
De verandering van het sentiment is misschien juist ingegeven door die vrijspraak, suggereert Blind. „Want het is een complex verhaal. En nu mensen lezen dat hij is vrijgesproken, denken ze wellicht: dan hoeft hij ook niet te betalen.”
Erin gestonken
Het jaar is 2024 en Grootenhuis is constant aan het opruimen. De kamers boven zijn al wat meer aan kant, en nu is het oud ijzer aan de beurt. Hij heeft er „een beetje erg veel van”, zegt Grootenhuis. Dat soort dingen kan beter alvast weg, voor als straks de sanering begint en ze bij de gemeente „doorpakken” met de verkoop van het huis.
Van het weekend komt Yaya helpen om de boel naar de schroot te rijden. Dat is een oorlogsvluchteling uit Ivoorkust. „Een goede jongen”, noemt Grootenhuis hem. „Heel technisch, en met veel mooie ideeën.”
Yaya wil terug naar Ivoorkust om zijn familie te helpen en doet dus niet aan rustdagen. Doordeweeks ligt hij als elektricien op de daken van de IJsselstreek om zonnepanelen aan te leggen. En in de weekenden is hij manusje-van-alles bij de hoefsmid om wat extra’s te verdienen.
„Die wil ik een beetje helpen”, zegt Grootenhuis. „En ik kan zelf niet zoveel meer. Dus ik heb hem ook nodig.”
Wel is Grootenhuis een stuk voorzichtiger geworden. Toen Yaya laatst samen met hem een bus naar Afrika wilde exporteren, heeft hij het aanbod toch maar afgeslagen.
„Onzin eigenlijk”, zegt hij over die beslissing. Want Yaya is Joseph niet. En zonder vertrouwen is een mens alleen. Maar het rijmde even te veel met het verleden.
Grootenhuis heeft Joseph nooit meer gesproken. Natuurlijk, hij denkt nog veel aan wat er tussen hen gebeurd is. De realiteit die sanering heet dwingt hem om er voortdurend aan te denken.
Want waar moet hij naartoe als het huis door de gemeente verkocht wordt? Misschien lukt er iets via de crowdfunding die de buren op gaan zetten. En met een schuin oog kijkt Grootenhuis alvast naar campertjes.
Tot de eerste factuur op de mat ploft, is het wachten voor Grootenhuis: het tergende gewacht van iemand die zeker weet dat er een klap gaat komen, alleen niet precies wanneer.
Toch vertaalt het troebele toekomstbeeld van de 71-jarige hoefsmid zich niet in boosheid op Joseph. Of ja, soms welt de woede even op, zegt Grootenhuis, maar meestal voelt hij iets dat op medelijden lijkt.
„Joseph is niet de slimste en ik geloof niet dat hij helemaal in de gaten had waaraan hij begon. En toen er eenmaal geld was geïnvesteerd kon hij er niet meer uitstappen. Dat denk ik. Joseph is er net zo hard ingestonken als ik.”
Toch knaagt het inmiddels, na zoveel verhalen over vaders en grootouders in de oorlog. Was mijn vader eigenlijk wel ‘moreel ambitieus’ genoeg, toen hij op 10 mei 1940 aan de Maas in Limburg zijn manschappen het vuur liet openen op de Duitse rubberboten die ze in de ochtendnevel zagen naderen? Of toen hij – terug van zijn eerste buitenlandse reis, naar een gevangenenkamp in Polen – aantrad bij de brandweer in Rotterdam, waar genoeg werk aan de winkel was? Of toen hij met illegale krantjes door de stad fietste of later stadskinderen begeleidde naar Friesland, waar de aardappelen en kaas nog niet op waren?
Zelf zou hij het hebben ontkend, vermoed ik. „Je bent jong en je denkt er niet bij na”, was zijn standaard-antwoord op vragen naar de oorlog. Hij had er allemaal niet om gevraagd, maar hij deed mee – met alle risico’s. Was hij soms aangestoken door „het virus” van verzet en bezig met „topsport”, zoals Rutger Bregman het noemt in zijn veelbesproken boek Morele ambitie. Of was hij een „dienstbaar radertje”, zoals Floor Rusman schreef in kritiek op Bregman.
Misschien wel beide. Zijn biografische timing (1914-1996) hielp in elk geval een handje mee: heel de rampzalige eeuw meebeleefd, van Eerste Wereldoorlog door een diepe crisis naar de Tweede en de wederopbouw. Rake beroepskeuzes ook: eerst militair, daarna brandweerman in die andere stad aan de Maas, waar genoeg werk aan de winkel was. Na kantoor illegale overuren maken: stempels stelen voor vervalste persoonsbewijzen, verboden kranten rondfietsen.
Gelukkig beleefde hij later óók, nu achter een net bureau bij de ROTEB, het welvaartsoptimisme van de jaren zestig (in achtereenvolgens een DAF 33, 44 en 55), tot en met de goedgemutste eerste Paarse jaren, nog zonder Pim.
Met de hoofdstuktitel Nee, je bent niet goed zoals je bent in Bregmans boek zou hij het, als gereformeerde Fries, overigens van harte eens zijn geweest. Zij het met verwijzing naar een wat oudere tekst, die over de mens die geneigd is tot alle kwaad en niet in staat tot enig goed. Niettemin, woekeren met je talenten hoorde er bij, net als je plicht doen. Zonder filantropische bonuspunten.
In De Volkskrant stond onlangs een lange reportage over supermarkt-klanten die bij de zelfscanner stiekem een paar boodschappen in hun tas laten glijden. Oef! De smoesjes waarmee ze hun illegale arbeid rechtvaardigden waren behoorlijk ambitieus: protest tegen het kapitalisme, een middelvinger naar de rijken, solidariteit met kassières. Weg met de slavenmoraal van braaf betalende sukkels! Ziedaar Nietzsche anno 2024: een banaan jatten bij de zelfscanner.
Maakte mijn vader het verschil? Hij geloofde er niks van. Maar hij was er wel bij, aan de Maas.
Sjoerd de Jong schrijft elke donderdag op deze plek een -column.
Lois van Thiel (75) is bekend in Rotterdam, en niet alleen omdat hij een baaierd aan speciaalbieren verkoopt en er vrijwel alles vanaf weet. Niet omdat hij vroeger manager was van een popband en door Europa toerde. En ook niet omdat hij drie keer is overvallen, één keer door een man in pak met een mitrailleur.
Hij is in Rotterdam vooral bekend geworden omdat hij werd geïnterviewd door de jongens van PowNews.
Dat zit zo: in zijn bierspeciaalzaak, zoals in zoveel zaken, staan koelkasten met het logo van Heineken, van Grolsch en Bavaria. Er stonden twee rooie van Coca-Cola. Ze hebben een glazen deur, die de klant zelf kan opentrekken. Zo kunnen ze naast lauw bier en frisdrank ook een koud drankje kopen om meteen te nuttigen. Van Thiel vulde de koelkasten zoals het uitkwam. Dus er stonden flesjes bier in de Coca-Cola-koelkast en andersom. Bedrijven moeten kijken naar de omzet, niet hoe je je zaak inricht, bromt Van Thiel.
Toen kwam er vertegenwoordiger van Coca-Cola kijken. Die wilde alleen zijn eigen merk in zijn eigen koelkast. Thielen was pissig en gooide die rode koelkasten de deur uit. Huis-aan-huisblad De Ster schreef erover en ook PowNews kwam langs. Die filmde hoe Van Thiel in zijn eentje een prijzenoorlog begon en flessen en blikjes Coca-Cola voor dumpprijzen ging verkopen. „Een A-merk voor B-merkprijzen!”
Na het filmpje schoot de verkoop van zijn toch al goedlopende speciaalbierenzaak omhoog. Scholieren van scholen in de buurt kwamen langs om met hem op de foto te gaan.
Van Thiel’s speciaalbierenzaak had de wind in de rug. Alles op biergebied werd in de afgelopen halve eeuw steeds bijzonderder en specialer. Bier ging wijn achterna. Begin jaren tachtig van de vorige eeuw was Nederland nog een pilsland. „Pils is bier dat je naar binnen gooit”, zegt hij. Er waren toen slechts vijf Belgische bieren op de markt. Nu zijn dat er meer dan 700. En als je in dat woud van flesjes iets van je gading wil vinden, dan moet je Van Thiel hebben.
Het zijn vooral mannen tussen de 30 en 70 jaar die langskomen. Mannen die iets te besteden hebben. Die houden van afwisseling en van imago. Ze komen bijvoorbeeld voor het speciaal biertje dat drugsbaron Ferry Bouman (onverschrokken uitstraling, zachtlederen jas met bontkraag) drinkt in de Netflixserie Undercover.
En hoe liep het af met de fittie van Lois van Thiel met Coca-Cola? De douane viel binnen na de PowNews-uitzending. Een busje met acht mannen stopte voor zijn zaak. Ze dachten dat hij geen accijnzen betaalde omdat hij de frisdrank zo goedkoop verkocht. Hij liet hen de facturen zien. Verlies maakte hij niet. Hij kende de adresjes. „Kwestie van scherp inkopen.”
Een keurig meisje uit Heemstede, gereformeerd grootgebracht, maar niet al te gereformeerd. Moeder huisvrouw, vader werkzaam op een ingenieursbureau, één broer. Ze ging naar het Eerste Christelijk Lyceum in Haarlem en haalde goede cijfers, maar het kwam niet in haar op naar de universiteit te gaan. En niemand die haar op het idee bracht. Vriendinnen deden de inserviceopleiding verpleegkunde in het Diaconessenhuis en dat leek haar ook wel wat: leren en werken, een eigen kamer. Ze begon in 1982, met alleen maar meisjes zoals zij. „Jong, wit, uitgekozen om de degelijkheid die ze uitstraalden.”
Nu is Frederique Paulus (60) de eerste IC-verpleegkundige die hoogleraar werd, hoogleraar intensive care in Amsterdam UMC. Ze is gespecialiseerd in de beademing van ernstig zieke patiënten. Begin april hield ze haar inaugurele rede, Baat het niet, dan schaadt het wel. Ze had het over door IC-verpleegkundigen uitgevoerde behandelingen die vanzelfsprekend lijken, maar die na onderzoek niet blijken te werken. En die wel schade aanrichten. Ze had het over de Covid-pandemie en hoeveel over beademen is geleerd van de duizenden patiënten in Nederland met ernstig zieke en ontstoken longen.
Dit gesprek is op haar kamer in Amsterdam UMC, locatie AMC in Zuidoost, na een ronde over de IC-afdeling. Vier units met elk acht bedden, twee per kamer. De patiënten bijna onzichtbaar te midden van de apparaten die een deel van hun lichaamsfuncties hebben overgenomen en bewaken. Sinds 2020 weet iedereen wel hoe dat eruitziet. Op elke twee patiënten is er een IC-verpleegkundige die medicijnen toedient, infusen en katheters controleert en continu kijkt of de beademing goed gaat, of er alweer iets van bewustzijn is, of er alweer een pink beweegt, of er onrust is, pijn, angst, een mogelijk delier. Zo was het al, zegt Frederique Paulus, toen ze hier in 1989 kwam om de opleiding tot IC-verpleegkundige te volgen. En zo is het nog steeds. „Zwaar werk, veel lopen en staan. Ik zou het niet meer kunnen.”
Lees ook Voor het eerst is de intensive care coronavrij
Kritisch
Amsterdam was voor haar een „cultuurshock”. In Heemstede had ze misschien twee of drie patiënten met een niet-Nederlandse achtergrond verpleegd, hier lag de hele wereld. Er waren patiënten met aids, patiënten die door hun hoofd waren geschoten, patiënten die probeerden drugs te dealen vanuit hun bed. Na een halfjaar was ze gewend en toen ze na twee jaar haar diploma had, begon ze zich af te vragen of alle behandelingen op de IC wel zo effectief en veilig waren als iedereen dacht. „Vooral behandelingen die op gevoel werden gedaan en waarvan de uitkomst steeds anders was.” Ze is kritisch, zegt ze. Altijd al geweest.
In haar oratie vertelt ze hoe verpleegkundigen probeerden om patiënten aan de beademing te laten hoesten: door te balloneren. „Patiënten liggen daar met een buis in hun keel, waardoor de luchtwegen en het slijmvlies geïrriteerd raken. Er ontstaat veel slijm, ook door de droge lucht, en dat moet eruit, want het belemmert de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide in de longen en het slijm kan besmet raken met bacteriën. Dus zijn de mensen aan het bed de hele tijd bezig om dat slijm eruit te krijgen. Dat deden we door met een ballon langzaam lucht in de longen te blazen en de patiënt dan snel te laten uitademen – een soort hoest. En dat zag ik soms gebeuren met een volume en een druk waarvan ik dacht: oeh, je blaast die longen op. En vaak hielp het niet eens.”
In 2000 – ze had twee jonge kinderen – spijkerde ze haar schoolwiskunde bij en begon ze aan de masteropleiding epidemiologie: wat is goed voor groepen patiënten en hoe bewijs je dat? Voor haar scriptie deed ze onderzoek naar dat balloneren, waarvan ze dus al tien jaar dacht dat het geen goede behandeling was. Daarna werd het een promotieonderzoek – een idee van de IC-arts en hoogleraar Marcus Schultz – en toonde ze aan dat de luchtstroom, de druk en het volume bij het handmatig balloneren in de praktijk nooit gemeten werden, dat die daardoor ongemerkt hoog en onveilig konden worden. Hoestmachines die alles gecontroleerd doen – lucht inblazen, slijm wegzuigen –, lijken veiliger en werken goed bij mensen met ALS of een andere neurologische ziekte.
Maar het is de vraag, zegt ze, of dat ook zo is voor IC-patiënten. „Dat moet goed worden onderzocht voor we een batterij hoestmachines de IC op rollen.” Het is een utopie, zegt ze, dat je al dat slijm eruit kan krijgen. En misschien hoeft dat ook niet altijd. „In Nederland geven we patiënten aan de beademing preventief antibiotica, rechtstreeks in de darmen. De groei van schadelijke bacteriën wordt geremd en zo beperk je het risico op een longontsteking.”
Nachtmerries
Ze vertelt dat patiënten soms terugkomen naar de IC om te zien waar ze gelegen hebben en dan blijken ze daar geen enkele herinnering aan te hebben. Maar in hun nachtmerries horen ze een prullenbak die dichtvalt: een bom. Of alarmen die afgaan: een mitrailleur. Ze voelen slangen die in hun keel worden gestopt en de angst die dat oproept, zonder dat ze geluid kunnen maken. Op veel IC’s, zegt ze, is het de gewoonte om de luchtwegen van beademde patiënten vier keer per dag te vernevelen met slijmverdunners – „vies en stinkend spul” – en het slijm daarna met een slang weg te zuigen.
Naar het nut van die behandeling heeft ze ook onderzoek gedaan, na haar promotie, en daaruit bleek dat verneveling voor de patiënt geen voordelen heeft. Wel nadelen. Vaker complicaties als hartritmestoornissen en die angst dus, die traumatiserende angst. „Het was een grote studie”, zegt ze. „Duizend patiënten, in no time uitgevoerd, met andere UMC’s. Je doet zoiets altijd in teamverband, maar de studie stond op mijn naam en toen we de resultaten hadden, zei Marcus Schultz dat we moesten kijken of die konden worden gepubliceerd in JAMA. Ik zei: ‘JAMA’? Hij zei: ‘Ja, JAMA.’” Die afkorting staat voor Journal of the American Medical Association, internationaal een van de meest gerenommeerde medische tijdschriften.
Het artikel werd geaccepteerd en toen stond ze opeens in Texas op het podium van de Star at Night Ballroom van het Convention Center San Antonio haar resultaten toe te lichten. Dat was in 2018. „De avond ervoor zeiden verpleegkundigen tegen me: as a nurse? Ja, as a nurse. Ze waren flabbergasted. De volgende dag zaten ze met z’n vijftigen op de eerste rij. Het was voor mij een tipping point. Het heeft me vleugels gegeven. Ik dacht: nu stap ik uit die schuchtere rol van de verpleegkundige die mag meedoen in de wereld van de artsen en wetenschappelijk onderzoek doet, een witte raaf. ‘Jij bent bijzonder, jij kan dat’. Nee, als ik het kan, kunnen andere verpleegkundigen het ook. Je moet ze er alleen wel in opleiden. Je moet ze kansen bieden.”
Toch gebeurt dat vernevelen met slijmverdunners nog steeds. Meer dan de helft van de IC-verpleegkundigen en artsen in Nederland gelooft dat het een gunstig effect kan hebben en dat de bijwerkingen zeldzaam zijn. Dat bleek uit een enquête die twee jaar na de publicatie in JAMA werd afgenomen. „Een behandeling implementeren is al een hele uitdaging”, zegt ze. „Een behandeling afschaffen is nog lastiger. Het heeft tien jaar geduurd voordat we ophielden met het dagelijks maken van een röntgenfoto van alle IC-patiënten.” Ze leidt nu een onderzoek naar hoe je dat doet: een onzinnige behandeling de-implementeren. Alleen al op de IC waar ze werkt, scheelt het jaarlijks 4.800 uur verpleegtijd, zegt ze. Bijna drie fulltime verpleegkundigen.
Corona
En dan de Covid-pandemie, wat daarvan is geleerd voor de manier waarop patiënten worden beademd. Beademen, zegt ze, geeft altijd schade, ook bij patiënten die geen zieke longen hebben en op de IC liggen na een operatie of een ongeluk. Door de druk waarmee de lucht naar binnen gaat, ontstaat al gauw een ontstekingsreactie en daarom wordt die druk zo laag mogelijk gehouden. Maar hoe laag is het best? En de ademteugen, hoe klein kunnen die zijn? En de frequentie? „Alles hangt met elkaar samen. Bij grotere teugen kan de frequentie omlaag, maar neemt de druk toe, en zo ben je continu aan het wikken en wegen. En als je een patiënt iets geeft tegen de angst of de pijn moet je opnieuw gaan wikken en wegen.”
In 2020 lagen de IC’s opeens vol met patiënten die allemaal ernstig zieke longen hadden en niemand die precies wist, zegt ze, hoe bij hen de beademing het best kon worden ingesteld. Ze initieerde twee grote studies met elk meer dan duizend patiënten, afkomstig van twintig IC’s. Er kwam uit dat iedereen longbeschermende beademingstechnieken toepaste, en toch varieerde dat nog behoorlijk. De resultaten zijn gepubliceerd The Lancet Respiratory Medicine, internationaal ook zeer gerenommeerd. Frederique Paulus is alweer aan een vervolgstudie begonnen.
Lees ook De ontslagsoftware zegt dat de patiënt van de IC mag
Het is een duidelijke belofte die de 52-jarige Willem P. uit Lemsterland doet als hij in september 2020 zijn handtekening zet onder een kroongetuigenovereenkomst. Hij moet de „volledige waarheid” vertellen over de gebeurtenissen die in de zomer van 2012 hebben geleid tot de gewelddadige dood van de veertigjarige Jan Elzinga bij het zwembad in Marum. Maar Willem P. liegt, zonder dat justitie en politie het aanvankelijk in de gaten hebben.
De deal met Willem P., die samen met de schutter al eerder is veroordeeld voor zijn rol bij de moord, heeft een serie uitzonderlijke gebeurtenissen in gang gezet in deze zaak, die in de volksmond bekend staat als de Zwembadmoord.
Ondanks het feit dat de kroongetuige heeft gelogen komt het hof in Leeuwarden in april dit jaar tot de conclusie dat vier medeverdachten ook moeten worden veroordeeld. Het gaat om de leverancier van het moordwapen en de drie opdrachtgevers: de partner van slachtoffer Jan Elzinga, haar broer en haar moeder. Zij krijgen celstraf in de wetenschap dat het belangrijkste bewijsmateriaal tegen hen nooit vergaard had kunnen worden als justitie en politie de verklaringen van kroongetuige goed hadden onderzocht.
Het verhaal van de Zwembadmoord gaat over falend opsporingsonderzoek naar een leugenachtige kroongetuige wiens verklaringen toch tot bewijsmateriaal zijn gepromoveerd. En over een fout van het hof in Leeuwarden dat eind april van dit jaar het arrest in deze zaak al online zette voordat de uitspraak was voorgedragen. Daardoor is die uitspraak uitgesteld, maar dankzij een attente verslaggever van nieuwssite NU.nl, die een podcastserie heeft gemaakt over de zaak, ligt de inhoud van het arrest toch op straat.
Lees ook Onafhankelijk onderzoek Hoge Raad naar inzet kroongetuigen door OM
Een bijzondere getuige
Willem P. is een bijzondere kroongetuige, dat leidt geen twijfel. Hij is in 2016 definitief veroordeeld tot een straf van 19 jaar en 7 maanden voor het organiseren van de moord op Jan Elzinga. Niet lang nadat zijn straf onomkeerbaar is geworden, meldt hij zich bij de politie met de mededeling dat hij informatie heeft die nieuw licht kan werpen op de zaak.
Nadat P. tussen oktober 2017 en november 2019 vier verklaringen heeft afgelegd en de benodigde instemming van de onderzoeksrechter is verkregen, wordt de deal in 2020 gesloten. Het is de eerste keer dat justitie een deal sluit met een kroongetuige die al is ‘afgestraft’ en dat is geen detail, vindt het hof.
Voor Willem P. gaat het om een deal zonder nieten. De kans dat hij een hogere straf krijgt is nul terwijl de deal hem ruim vier jaar strafkorting oplevert. In ruil voor zijn medewerking zegt het OM een positief advies toe bij een verzoek om gratie. Vanwege de bijzondere positie van Willem P. vindt het hof dat het OM zijn verklaringen nog zorgvuldiger moet onderzoeken dan gebruikelijk. En daar is ook tijd voor geweest: tussen zijn eerste verklaring en het sluiten van de deal zit twee jaar.
Het risico dat voor P. overblijft is een vervolging voor het plegen van meineed, liegen onder ede. Maar dat durft hij wel te nemen. Het is de politie namelijk niet opgevallen dat hij cruciale details heeft verzonnen. Het gaat om sms-berichten die afkomstig zouden zijn van een familielid van het slachtoffer. Die berichten heeft Willem P. echter zelf gefabriceerd om zijn versie van de feiten rond de moord te onderbouwen.
Uit het oordeel van het hof blijkt dat het onderzoek naar de telefoons waarmee die berichten zijn verstuurd zeer krakkemikkig is uitgevoerd. Er zijn weliswaar twee telefoons gevonden met de sms-berichten, maar naar de authenticiteit van die berichten is géén onderzoek gedaan.
Als dat wel was gedaan was volgens het hof aan het licht gekomen dat het hier om gefingeerde berichten gaat. De chronologie klopt simpelweg niet. Er zijn op de ene telefoon antwoorden gevonden die al waren verstuurd voordat de vragen met de andere telefoon waren gesteld.
Harde conclusie
Over deze gang van zaken zijn diverse getuigen gehoord. Op basis daarvan concludeert het hof dat justitie en politie „op teleurstellende wijze hebben gefaald” bij „het verifiëren van de door de kroongetuige verstrekte informatie”. In een aparte strafzaak is Willem P. inmiddels veroordeeld voor liegen onder ede.
Nog erger is volgens het hof dat twijfels van sommige opsporingsambtenaren over de authenticiteit van de sms-berichten niet zijn gemeld bij de onderzoeksrechter die de betrouwbaarheid van de kroongetuige moet beoordelen. Daardoor is het oordeel van de onderzoeksrechter „gebaseerd op gebrekkige en onvolledige informatie” en dat is volgens het hof te wijten aan het OM.
Deze harde conclusie betekent dat de verklaringen van de kroongetuige niet voor het bewijs mogen worden gebruikt omdat ze „onrechtmatig verkregen” zijn. Volgens het hof is de kroongetuige een rechtmatig middel voor opsporing van ernstige criminaliteit, maar de inzet wordt „ondermijnd” als het OM geen „uitgebreid onderzoek doet naar de betrouwbaarheid van dergelijke getuigen”.
Basis voor nieuw onderzoek
Maar falend opsporingsonderzoek naar een liegende kroongetuige betekent volgens het hof niet dat de hele strafzaak op de juridische schroothoop moet. Niet-ontvankelijkheid van het OM kan volgens het hof sinds 2020 alleen worden uitgesproken als een verdachte geen eerlijk proces heeft gehad. En daar kan volgens jurisprudentie van de Hoge Raad alleen sprake van zijn als de belangen van de verdachte doelbewust en onherstelbaar zijn geschonden.
Het arrest laat zien hoe dat in de praktijk werkt. Zo is de opname van de allereerste verklaring van Willem P. uit 2017 gewist door een fout van de politie. Wat hij toen heeft gezegd, is niet meer te vast te stellen. Maar is dat een onherstelbare schending? Nee, stelt het hof. De verdachten en hun advocaten hebben Willem P. over deze gewiste verklaring kunnen ondervragen. Dat is een vorm van compensatie waardoor er volgens het hof geen sprake is van een onherstelbare schending.
Een betrouwbare leugenaar
Het hof in Leeuwarden gaat in zijn arrest nog een stap verder. Tijdens het opsporingsonderzoek, dat is begonnen op basis van de leugenachtige verklaringen van Willem P. over de sms’jes, is nieuw bewijsmateriaal over de rol van de vier verdachten vergaard. Dat bewijsmateriaal was er niet geweest als justitie en politie de verklaringen van de kroongetuige goed hadden getoetst, stelt het hof vast. Maar dat betekent niet dat dit bewijsmateriaal óók onrechtmatig is verkregen en niet mag worden gebruikt.
Lees ook Straf verhoogd in hoger beroep Groningse zwembadmoord
Een soortgelijke redenering past het hof toe op de verklaringen van Willem P. Het deel dat is afgelegd voordat duidelijk werd dat hij had gelogen, mag volgens het hof niet worden gebruikt als bewijs. Maar verklaringen van Willem P. die daarna op zitting zijn afgelegd, gebruikt het hof wel voor het bewijs als die overeenkomen met ander bewijsmateriaal. Een kroongetuige kan dus bewust liegen én ook de waarheid spreken.
Via deze juridische constructie wordt de leugenachtige kroongetuige, die een centrale rol speelde in de Zwembadmoord, weer in genade aangenomen om de opdrachtgever van de moord te kunnen veroordelen.
Ondanks de harde tik op de vingers heeft het OM wat het wil: de vier verdachten van de moord op Jan Elzinga worden alsnog veroordeeld, al krijgen zij vanwege de gang van zaken wel een lagere straf dan eerder geëist. Ook Willem P. komt ondanks zijn veroordeling voor meineed heel goed weg: ondanks zijn leugens komt hij jaren eerder vrij. De enige vraag die nog rest is of het hof een tik op de vingers krijgt voor de te vroege publicatie van het arrest. Daarover beslist een speciale wrakingskamer van het hof na een zitting die op 15 mei staat gepland.
Hij hield zich als officier van justitie jarenlang bezig met de georganiseerde misdaad, maakte jacht op criminele motorbendes en was in 1999 persofficier in de zaak van de weerzinwekkende moord op Marianne Vaatstra. Maar het „massieve verzet” waar de partijloze Oebele Brouwer (64) eind april als burgemeester op stuitte in Harkema, één van de twaalf dorpen in zijn gemeente Achtkarspelen, maakte hij nog niet eerder mee.
Tientallen boze bewoners verweten hem in een grimmige sfeer een „PvdA-burgemeester” te zijn. Bepaald geen compliment in het Friese dorp waar de PVV vorig jaar veruit de meeste stemmen haalde. De gemeente heeft plannen om veertig asielzoekers op te vangen in een pand op een bedrijventerrein. Brouwer: „Of ik ze niet gewoon het land uit kon knikkeren, opperde iemand.” Hij zucht. „Daar sta je dan als burgemeester, je best te doen om Nederland en Ter Apel te helpen.” Voor de aangedragen oplossingen („Grenzen dicht”) moeten jullie bij de formerende partijen in Den Haag zijn, hield hij ze voor. „Maar ja”, zegt hij bij een kop soep op zijn werkkamer op het gemeentehuis, „Geert kennen ze alleen van tv en Oebele kun je aan zijn jasje trekken.”
Toch heeft hij ook begrip voor de heersende onvrede in zijn gemeente. Een gebied met een geschiedenis van achterstelling, een laag opleidingsniveau en hoge werkeloosheid. Al formuleert Brouwer het chiquer. „De drang om jezelf te verheffen is hier soms wat beperkter.”
Ruim vijf jaar is hij er nu burgemeester. Een „schitterende tijd” waarin hij naar eigen zeggen genoot van het contact met de 28.000 inwoners, hun vaak mooie of juist aangrijpende verhalen en de onderlinge saamhorigheid. „Want die is er.” Toch stopt hij ermee. De reden? Hij wil nog iets anders doen, iets juridisch. En: „De politiek is vaak een gedoetjesfabriek.” Het dieptepunt daarvan beleefde hij buitenshuis.
Tot zijn verbazing werd hij in maart 2023 gebeld door een oud-klasgenoot, een voormalig CDA’er en inmiddels een actief BBB’er. Of Brouwer een nieuw provinciebestuur wilde formeren. Verbaasd: „Dat bleek ik ook te kunnen.”
Althans, dat leek zo na wéken onderhandelen. Want de ochtend nadat hij met BBB, PvdA, CDA en ChristenUnie had geproost op een akkoord trok de PvdA zich plots terug. „Zogenaamd vanwege de cultuurparagraaf.” Zelden in zijn leven voelde hij zich zo „gepakt”.
De PvdA werd daarna snel gewisseld voor de Fryske Nasjonale Partij waarna er alsnog een bestuur was. Dat maakte Brouwer niet meer mee, klaar als hij was met de gedoetjesfabriek. Kort daarna kwam de BBB („Met vier man”) bij hem thuis langs met excuses, een grote bos bloemen en een dinerbon. En de PvdA? „Nooit meer iets van gehoord.” Na een slok karnemelk: „Ja, dat vind ik nog steeds heel erg.”
De psychiater is moe. „Ik liep met gebalde vuisten en opgetrokken schouders te marcheren; ontspannen lukte me niet meer”, vertelt de 41-jarige Laudine Fuld. Ze had nooit verwacht een burn-out te krijgen. „Ik dacht altijd: stel je niet aan. Als je dagelijks te maken hebt met patiënten met ernstige depressies of psychoses, lijkt je eigen stress al snel niks voor te stellen.” Maar toen ze zelf thuis kwam te zitten met een burn-out, besefte ze dat het „geen aanstellerij is, maar echt heftig”.
Tijdens de lunchpauze maakte Fuld vaak een wandeling, om even te ontspannen: „Ik moest echt het pand verlaten en mijn telefoon achterlaten, anders werd ik aangesproken of gebeld.” Na een halfjaar was alle werkplezier weg bij Fuld. „Ik vond er helemaal niks meer aan, ik zat nog liever achter de kassa dan dat ik psychiater was.”
Bijna de helft van de psychiaters in Nederland is emotioneel uitgeput, zo blijkt uit een rapport van De Jonge Psychiater (zie kader). Het aantal psychiaters dat kampt met deze uitputting is afgelopen jaren toegenomen. Onder meer door een overmaat aan administratieve taken en een gebrek aan autonomie.
Bovendien, zegt voorzitter Niels Mulder van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, stappen veel psychiaters door hun „sterke verantwoordelijkheidsgevoel” te snel over hun eigen stressgevoelens heen.
3.590
Vooral jongere psychiaters, waartoe de onderzoekers psychiaters onder de vijftig jaar rekenen, raken snel uitgeput. Momenteel telt Nederland 3.590 psychiaters. Uit het rapport blijkt dat 97 procent voldoening uit het werk haalt. Met de psychiater zelf gaat het echter een stuk minder goed.
Lees ook Steekspel van wantrouwen en gedoe over wie verantwoordelijk is: ‘Laat me mijn werk doen!’, zegt de gefrustreerde psychiater
„Je kunt een patiënt die jouw hulp nodig heeft niet laten zitten”, zegt Laudine Fuld. „De lange wachtlijsten, de vele onvervulde vacatures en de hoge werkdruk met bijbehorende stressklachten, daar is de patiënt uiteindelijk de dupe van. Hier zijn we ons van bewust en daarom zetten we allemaal een stapje extra.”
Fuld dacht haar roeping te hebben gevonden: „Anderen helpen in hun meest moeilijke momenten.” In 2021 voltooide ze haar opleiding en begon ze in de geestelijke gezondheidszorg. Haar enthousiasme werd al snel op de proef gesteld toen twee van haar directe collega’s binnen acht weken vertrokken en ze plots alleen de verantwoordelijkheid had over zestien patiënten, waar tien gebruikelijker is.
Een werkdag voor Fuld begon om half negen met de overdracht, gevolgd door een reeks patiëntafspraken vanaf negen uur. Vaak waren dat de enige momenten waarop ze daadwerkelijk patiënten sprak, maar zelfs deze werden frequent onderbroken door noodgevallen, zoals een onwelwording of een bezoek van de rechtbank omwille van een onverwachte gedwongen opname. „Het was zo druk dat ik de zieke patiënten soms maar eens per maand sprak. Intussen is het aantal mensen dat wacht op behandeling in de geestelijke gezondheidszorg gestegen tot bijna honderdduizend, met een gemiddelde wachttijd van negentien weken.
Papierwerk
Ondanks de overvolle agenda voelde Fuld de druk om meer patiënten te behandelen. „Als ik aangaf dat het echt niet meer lukte, werd er niet naar me geluisterd.” Daarbij kwam een overvloed aan papierwerk en dat deed de druk echt overlopen.
Fuld kon wel wat hulp gebruiken, maar het lukte niet om een openstaande vacature te vullen. Bij de 1.250 onvervulde vacatures voor psychiaters in het eerste kwartaal van 2023, kwam er nog één toen ook Fuld anderhalf jaar later moest stoppen vanwege een burn-out.
„Om emotionele uitputting te voorkomen, hebben psychiaters meer autonomie nodig”, stelt Mulder. „Met voldoende zeggenschap over de hoeveelheid en indeling van je werk voel je je minder snel een slachtoffer. Daarnaast moeten we de administratieve last verminderen en waar dat niet kan ondersteuning bieden om psychiaters te ontlasten.” Ook helpt het als psychiaters zich meer bewust worden van hun eigen kwetsbaarheden. Want: „Dit werk gaat je niet in de koude kleren zitten.” Tot slot: „Het oplossen van de wachtlijsten is niet alleen een probleem voor psychiaters, maar een breed maatschappelijk probleem.”
Na een jaar herstellen heeft Fuld een nieuwe werkplek gevonden. Het is „niet de plek waar ik van droomde”, zegt ze. „Maar ik heb nu wel invloed op mijn werkzaamheden en ik kan nee zeggen.”
Het werk wordt haar onmogelijk gemaakt, zegt psychiater Marie-Lies van Steenderen. „Mij is er in de collegezalen ingehamerd dat ik ernstig zieke mensen moet helpen. Maar als ik als medisch professional voortdurend word tegengesproken door slecht opgeleide, niet ingelezen, jonge, betweterige, wantrouwende en door geld gedreven anderen, dan wordt het lastig.”
Haar werk betreft veelal jongeren. En die krijgen lang niet altijd de zorg die ze zouden moeten hebben. Omdat, zegt de kinder- en jeugdpsychiater uit Utrecht, de maatschappij lijkt te hebben bedacht dat psychiatrische aandoeningen bij kinderen altijd van voorbijgaande aard zijn, dat ze behandeld kunnen worden zoals andere, lichtere aandoeningen, en dat ze na een behandeling weer eenvoudig kunnen meedraaien in de samenleving. „Terwijl het gaat om kinderen met ernstige psychiatrische ziektes of ernstig gestoord gedrag, die op verschillende levensgebieden problemen hebben, lijden aan ernstige vormen van autisme, of persoonlijkheidstoornissen door verwaarlozing, of die zijn opgegroeid met psychiatrisch zieke ouders. Dat zijn aandoeningen die niet zomaar over gaan. Dat worden kwetsbare volwassenen.”
Sinds de veelbesproken decentralisatie van de jeugdzorg negen jaar geleden zijn niet de provincies maar gemeenten verantwoordelijk voor de hulpverlening. Kinderen kunnen nog steeds door een huisarts worden doorverwezen naar specialistische zorg, maar kinderen komen ook regelmatig via school of maatschappelijk werk bij de zogenoemde gemeentelijke buurt- of wijkteams terecht. En daar, zegt psychiater Van Steenderen, gaat het regelmatig mis. „De deskundigheid ontbreekt. Er is geen goede triage.”
Niet de behandeling staat centraal, maar het systeem. Het systeem regeert
Het mag niet te lang duren
Medewerkers van buurtteams bepalen door welke zorgaanbieder de kinderen worden behandeld, thuis of binnen een instelling, door een paardencoach of door een psychiater. Waarbij kinderen met volkomen verschillende aandoeningen op één hoop worden gegooid, aldus Van Steenderen. „De buurtteams contracteren mij. Maar ook een paardencoach. Nu zijn daar goede therapeuten bij, maar er zitten ook mensen tussen die niet zo goed weten wat ze moeten doen met ernstig psychiatrische aandoeningen. Hun contracten zien er vaak hetzelfde uit als die van mij. We mogen allebei bijvoorbeeld 29 uur besteden aan een behandeling. Ik moet vervolgens praten als Brugman om er 50 uur intensieve psychiatrie van te maken, maar ondertussen mogen andere kinderen óók elke week een paard knuffelen voor weet-ik-waar-ze-last-van-hebben.”
Lees ook ‘Ik zat nog liever achter de kassa dan dat ik psychiater was’
Van Steenderen is als psychiater vaak langer bezig met uitleggen en verantwoorden welke behandeling voor een psychiatrisch ziek kind het beste is dan dat ze het kind daadwerkelijk behandelt. Want de behandeling mag niet te veel kosten en niet te lang duren. Van Steenderen: „Ik vergelijk mezelf met een chirurg die tijdens een operatie wordt gebeld door een gemeenteambtenaar die halverwege meedeelt dat de buik van de patiënt nu maar gesloten moet worden, want dat er nu wel genoeg geld aan deze patiënt is besteed. Niet de behandeling staat centraal, maar het systeem. Het systeem regeert.”
De bemoeienis met het vak door de jeugdteams heeft alles te maken met gebrek aan geld. Van Steenderen: „De transitie van de jeugdzorg naar gemeenten heeft een enorme kaalslag veroorzaakt.” Maar er is meer aan de hand, aldus Van Steenderen. „Er is ook een denkfout gemaakt. De hulp is dichter bij huis en laagdrempeliger gemaakt. Het gevolg is dat de vraag naar hulp is toegenomen. Vaak gaat het om lichte aandoeningen. Mensen komen naar het gemeentelijke loket om de zeggen dat ze last hebben van hun ongemotiveerde puber, dat soort dingen. Als een kind twee keer blijft zitten in de brugklas, moet het kind van school en wordt het naar de huisarts of naar jeugdzorg gestuurd. Terwijl we als maatschappij misschien moeten accepteren dat er nu eenmaal afwijkende kinderen zijn. In plaats van die afwijking niet te willen accepteren maar die te problematiseren. Intussen komen bij hetzelfde loket ook ouders van wie hun kind zelfmoordpogingen heeft gedaan. En de beoordeling daarvan wordt allemaal tegelijk beschouwd als een soort jeugdzorg.
„De psychiatrie wordt vaak verweten vanuit een ivoren toren te werken. De jeugdzorg en de psychiatrie zijn van oudsher twee verschillende werelden. Maar sinds de decentralisatie van de jeugdzorg komen psychiaters er vaak helemaal niet meer aan te pas. Alles is jeugdzorg. En als kinderen niet alleen kampen met problemen zoals autisme, depressie of angststoornissen, maar ook niet meer thuis wonen, dan worden ze aan het zicht van de psychiatrie onttrokken. En komt de noodzakelijke hulpverlening te laat op gang.”
Naar de zorgboerderij
Ze geeft als voorbeeld een meisje dat intelligent genoeg was om zich op haar gymnasium te verliezen in de liefde voor exacte vakken, maar ook lijdt aan een ernstige vorm van autisme, als gevolg waarvan ze zich sociaal isoleerde, zichzelf verwondde, en uiteindelijk zelfmoord probeerde te plegen. „Ik heb dat meisje gezien en vervolgens is het mij onmogelijk gemaakt goede zorg voor haar en haar ouders te regelen. Omdat het systeem van de gemeentelijke jeugdzorg bepaalt dat een intensieve begeleiding op school te duur is, dat ze beter naar dagbesteding op een zorgboerderij kan.” Ze voelt zich machteloos. „Ik ben eindverantwoordelijk voor de behandeling van dit meisje, maar ook onderaannemer van de zorgaanbieder die anders bepaalt. En intussen gaan er jaren voorbij, waarin ik moet overleggen en uitleggen. Het komt er op neer dat we door een steekspel van wantrouwen en gedoe over wie verantwoordelijk is, al twee jaar meer tijd aan overleg hebben besteed dan dat dit ten goede is gekomen aan de behandeling.”
Beschouw het relaas van Marie-Lies van Steenderen als een hartenkreet. „Laat me mijn werk doen”, zegt ze. „Als er geen geld is voor een goede behandeling, zeg dat dan. Als men de autismecoaching voor een kind niet wil betalen, dan weet ik waar ik aan toe ben, dan weet ik dat wij in Nederland niet voldoende geld hebben om deze kinderen de juiste zorg te bieden. Dat is een andere discussie die ik best bereid ben te voeren. Maar ga niet zeggen dat autismecoaching niet nodig is. Verwar de inhoudelijke discussie niet met de financiële discussie. En schoenmaker blijf bij je leest. Stel de inhoud van mijn werk niet ter discussie. Vertrouw mij.”