
‘Zie je die bloeiende duinroosjes?” Kustecoloog Eva Lansu (29) wijst enthousiast op witte bloemetjes die volop aan de struiken bloeien. Het begint hard te regenen in het duingebied in het zuiden van Texel, maar Lansu blijft stralen. Ze zet haar capuchon op en knielt bij wat plantjes op de grond. „En dit is reukgras”, zegt ze terwijl ze een grasspriet tussen haar vingers wrijft. „Volgens mijn studenten ruikt het naar toffees, maar dat heb ik zelf nooit geroken.”
Op 20 mei promoveerde Lansu aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) op haar onderzoek naar ‘kustbeknelling’ voor het NIOZ (Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee). Duingebieden raken wereldwijd steeds meer bekneld tussen de zee en bebouwing. Lansu kwam erachter dat hoe smaller een duingebied is, hoe lager de biodiversiteit. Duinbeheerders en universiteiten vroegen zich al langer af wat het verband is tussen die twee, maar niemand zocht het eerder uit. Lansu nam de taak graag op zich.
Eerst berekende ze met een zelfgeschreven computerprogramma van alle zanderige kusten wereldwijd de afstand tot de eerste bebouwing. Dat bleek gemiddeld vierhonderd meter, bij een derde van de stranden was het minder dan honderd meter. Terwijl duinsystemen kilometers breed zijn wanneer ze ongestoord hun gang kunnen gaan.
Lansu nam vervolgens in 35 Nederlandse duingebieden de biodiversiteit onder de loep. Daarvoor liep ze samen met een aantal studenten in een rechte lijn van de zee door de duinen naar de eerste bebouwing. „We begonnen op de hoogwaterlijn en liepen dan dwars door het duingebied heen. Sommige stukken waren zo ondoordringbaar, dat we om honderd meter verder te komen een kilometer om moesten lopen.” Iedere honderd meter bekeken ze welke planten er groeiden op vier vierkante meter. „Dan gingen we op onze knieën om één voor één de plantjes uit te pluizen en op naam te brengen. Dat kon soms wel een hele puzzel zijn.” Dat Lansu van huis uit geen bioloog is, hielp niet mee: „In mijn studie had ik maar één ecologievak gehad, dus ik moest alle soorten nog leren. In het begin was dat wel pittig.” Lacht: „Ik kan me ook niet voorstellen hoe ze het vroeger deden, zonder die identificatieapps.”
Optimale breedte
Lansu studeerde namelijk bodem, water en atmosfeer in Wageningen. „Meer de technische-natuurkundekant. Maar ik heb altijd een interesse gehad in planten. De diversiteit ervan vind ik zo leuk: als je in een nieuw gebied komt, is het altijd spannend wat je gaat vinden.” Om haar Nederlandse bevindingen met een ander klimaat te vergelijken, deed ze hetzelfde veldonderzoek in Florida en Georgia. Lansu vond in beide landen eenzelfde non-lineair verband tussen kustbreedte en biodiversiteit: „Als het smaller wordt, valt het effect eerst nog wel mee: je verliest enkele soorten. Maar als het duingebied echt heel smal wordt, minder dan anderhalve kilometer, verdwijnen ook de duinbossen en de natte duinvalleien. Wordt het nog minder breed, dan verlies je in sneltreinvaart heel veel plantensoorten.”
De minimale benodigde breedte om alle vegetatietypes te hebben, is zo’n anderhalve kilometer, blijkt uit haar onderzoek. „Dan heb je meestal duingraslanden, struweel, natte duinvalleien en duinbossen.” Maar dat is voor de individuele plantensoorten niet breed genoeg: daarvoor is 3,8 kilometer nodig. In Nederland zijn duingebieden nog zelden zo breed: gemiddeld zijn ze smaller dan een kilometer. In de Kop van Schouwen in Zeeland vond Lansu de meeste soorten: 144 in een gebied van 3,5 kilometer breed.
Niet alleen voor de biodiversiteit zijn te smalle duingebieden problematisch. Aan de zeekant bedreigen kusterosie en zeespiegelstijging de duinen. „Normaal gesproken bewegen duinen mee met kusterosie, het binnenland in”, legt Lansu uit. Maar door de bebouwing is die ruimte er niet. „We kunnen echt wel aannemen dat duinen door al die bebouwing nu veel smaller zijn geworden dan ze ooit waren. Daarmee brengen we onszelf in een benarde situatie.”
Babyduinen
Duinen vormen namelijk ook een belangrijke verdedigingslinie tegen overstromingen. Lansu: „Een dijk is maar één muur, een duingebied zijn zoveel muren achter elkaar.” Ook voor de drinkwaterwinning – overigens de redding van bepaalde brede duingebieden in Nederland, aldus Lansu – en recreatie zijn de Nederlandse duinen belangrijk.
De duinen verbreden kan in theorie van twee kanten. „Je kunt natuurlijk aan de ene kant de infrastructuur opruimen, maar dat is niet zo realistisch: je ruimt niet zomaar een badplaats op.” Verbreden aan de zeekant kan ook, met zandsuppleties. „Dan kunnen er ook embryonale duinen – babyduinen – ontstaan, zoals hier op de Hors in het zuiden van Texel. Dan breid je echt het duingebied uit.”
Kortgeleden liep Lansu hier ook met duinbeheerders, om haar resultaten te delen. Want verbreding is niet de enige manier om de biodiversiteit te bevorderen. Zogeheten kerven graven in de eerste duinenrij helpt bijvoorbeeld ook. „Hier verderop zitten er een paar.” Lansu wijst naar het noorden. „Dan kan zand van het strand vrij de duinen inwaaien, dat zorgt voor meer diversiteit. Want zand is over het algemeen kalkrijk, met veel schelpjes.” De toplaag van de duinbodem afgraven kan ook, „dan krijg je nieuwe pionierssoorten”.
Haar belangstelling voor de duinen is niet alleen professioneel. „Elke zaterdag loop ik hier hard met een groepje, een rondje van tien kilometer.” Lansu kan wel stellen dat duinen haar favoriete soort natuurgebied zijn. „Vanwege de diversiteit, natuurlijk, maar ook omdat als je in een duinvallei staat, je echt in de natuur bent, even weg bent van de wereld.”
