Bioloog Andrei Sakai heeft ‘liters en liters van die cellen’ gekweekt, om ze vervolgens te slopen

Hoe is het leven op aarde ontstaan? Hoe vormden de eerste cellen zich, hoe zagen die eruit, en hoe werkten ze? Chemisch bioloog Andrei Sakai zocht bijna vijf jaar lang – inclusief een half jaar ‘coronavertraging’ – naar antwoorden. Tevergeefs, zo leek het. Want het ene na het andere experiment mislukte. Tot hij, aan het eind van zijn promotieonderzoek, toch nog belangrijke doorbraken boekte.

Op 4 december promoveerde hij aan de Radboud Universiteit, bij hoogleraar Wilhelm Huck, die in 2016 de Spinozapremie won voor zijn onderzoek naar het ontstaan van leven. Sakai: „We hebben mijn project twee keer opgegeven. Maar dan kregen we toch weer nieuwe ideeën, en pakten we het weer op. Je moet volhouden.”

De groep van Huck benadert het probleem van twee kanten: uit de meest basale eenheid van leven, de cel, halen ze onderdelen weg en kijken wat er dan gebeurt – de top-downmethode. En van de andere kant bouwen ze, bottom-up, losse moleculen tot complexere eenheden. Totdat er uiteindelijk iets ontstaat wat levend is.

„Ik combineerde die twee”, zegt Sakai in een vergaderkamer, achter een opengeklapte laptop. „Ik startte met eenvoudige, bacteriële cellen, maakte die kapot, scheidde de hoofdonderdelen van elkaar, om die daarna weer bij elkaar te voegen, in de hoop dat zich dan weer cellen zouden vormen.” Als hem dat lukte zou hij de eerste wetenschapper zijn die bottom-up een synthetische cel had weten te maken. Het idee dat zo’n cel in het lab te maken is, zou dan bewezen zijn.

Voor zijn onderzoek gebruikte Sakai zogenoemde JCVI-syn3A-cellen, bewerkte cellen van Mycoplasma-bacteriën. Die kreeg hij toegestuurd vanuit het J. Craig Venter Institute in Rockville, waarmee Huck eind 2018 een samenwerking was gestart. De oprichter van dat instituut, biotechnoloog en zakenman John Craig Venter, had in 2001 naam gemaakt door mede als eerste, de grove code van een menselijk genoom te publiceren (Science, 16 februari 2001). Vijftien jaar later maakte hij opnieuw furore door de eerste (top-down) synthetische cel te maken, op basis van Mycoplasma-bacteriën. Mycoplasma is een van de eenvoudigste levensvormen die zelf kunnen groeien (in tegenstelling tot virussen, die een gastheer nodig hebben). Die synthetische cel (JCVI-syn1.0) vereenvoudigden ze bij het Venter-instituut door er genen uit te halen. Dat heeft uiteindelijk tot de JCVI-syn3A-cel geleid, die Sakai voor zijn experimenten gebruikte.

Een soep met eiwitten

„Liters en liters van die cellen heb ik gekweekt. Ik liet de cellen daarna exploderen. Je kunt dan de drie hoofdonderdelen van elkaar scheiden: membraan, dna en cytoplasma. Het cytoplasma is een soep met eiwitten.”

Sakai ging daarna die onderdelen apart onderzoeken. „Want we speculeerden dat er geen cel zou ontstaan als we de onderdelen zo bij elkaar zouden doen.” Uit zijn onderzoek bleek het dna bijvoorbeeld erg beschadigd. Op zijn laptop verschijnt een dia die het proces uitlegt. „Deze ene dia is de helft van mijn PhD”, glimlacht hij. „Bij het opzuiveren van het dna moet je een aantal stappen doorlopen, waarbij je het dna met wat vloeistoffen in een klein buisje, een epje, doet. Je mengt het door met een pipet alles een paar keer op te zuigen en weer uit te spugen. Met al dat pipetteren richt je veel schade aan. Het dna breekt. We hebben dat weten te voorkomen door verschillende methoden te combineren. Je voegt agarose toe. Dat vormt een beschermend omhulsel om het dna, zodat een significant deel intact blijft.”

Ook met het cytoplasma bleek iets mis. Sakai ontdekte een verhoogde activiteit van een enzym dat rna afbreekt – een cel vertaalt stukken dna in rna-codes, op basis waarvan hij eiwitten bouwt. „Mycoplasma’s zijn parasieten. Aan hun buitenkant maken ze veel van deze enzymen aan, ribonucleases”, legt Sakai uit. In een gastheer breken ze daar het rna af in bouwstenen, nucleosides, die de mycoplasma’s opnemen om hun eigen erfelijke materiaal mee te bouwen. „Het ergste was dat in ons geïsoleerde cytoplasma zelfs de ribosomen werden afgebroken.” Deze complexen van eiwitten en rna spelen een centrale rol in de aanmaak van eiwitten.

Cellen die exploderen

„Ik heb van alles geprobeerd om dit op te lossen”, zegt Sakai. „Tweeënhalf jaar lang hadden we alleen negatieve resultaten. Uiteindelijk heb ik een methode geprobeerd waarvan we dachten dat die niet zou werken. Maar je probeert het toch maar. Bij die methode brengen we cellen in een drukvat met stikstofgas. Je voert de druk eerst op, waardoor het gas in de cellen komt. Als je de druk dan snel terugbrengt, zet het gas plotseling uit en exploderen de cellen. Maar nu bleken in het cytoplasma veel minder ribonucleases te zitten. Het werkte. Dat was als…” Sakai steekt de handen in de lucht. „…Haaah. De doorbraak!”

Daarmee lijkt de weg naar de eerste bottom-up synthetische cel weer open. „Met die experimenten begin ik binnenkort”, zegt Sakai, die inmiddels postdoc bij de groep van Huck is.

Hij interesseert zich al heel lang voor de basis van het leven, zegt hij. „Ik werk graag op de grens van chemie en biologie. Het leert je ook veel over jezelf, over je cellen, hoe je in elkaar steekt. De complexiteit van biologische systemen fascineert me. Als kind haalde ik bloemen uit onze tuin helemaal uit elkaar.”

„En ik hou ook erg van het bouwen van dingen vanaf nul. Ik bouwde vroeger veel met Lego. Nog steeds trouwens, samen met mijn vrouw, die als ingenieur werkt aan de Universiteit Leiden. Ons mooiste en grootste Lego-bouwwerk is Zweinstein, het kasteel uit de Harry Potter-verhalen. Daar hebben we wel een paar dagen voor nodig gehad.”