Bij de Statenverkiezingen staat het gezag van Rutte IV op het spel


Analyse

Politiek jaar 2023 De Provinciale Statenverkiezingen van 15 maart kunnen zorgen voor een bestuurlijke impasse op nu al ingewikkelde dossiers, zoals stikstof en asielopvang.

Nederland, Spier, 07-07-'22; Stil protest langs de snelweg A28 tegen de stikstofplannen van het kabinet en als steunbetuiging aan de boeren.Foto: ANP / Hollandse Hoogte / Kees van de Veen
Nederland, Spier, 07-07-’22; Stil protest langs de snelweg A28 tegen de stikstofplannen van het kabinet en als steunbetuiging aan de boeren.Foto: ANP / Hollandse Hoogte / Kees van de Veen

Exploderende energieprijzen, ongekende inflatie, vastgelopen asielopvang, agressieve boerenprotesten en in het nabije buitenland een bloedige oorlog. Bestuurlijk gezien is 2022 een ingewikkeld en lastig jaar geweest. Somber vooruitzicht: 2023 wordt er niet meteen veel rustiger op.

Dat heeft onder meer te maken met 15 maart, de Provinciale Statenverkiezingen. Die kunnen de politieke verhoudingen overhoop halen, met als gevolg bestuurlijke impasse op enkele nu al taaie dossiers.


Lees ook: De politiek is het probleem, niet de oplossing, vinden veel burgers

Het vertrouwen in de politiek in het algemeen, en in dit kabinet in het bijzonder, is laag. In de meest recente peilingen staan drie van de vier coalitiepartijen er dermate slecht voor – omgerekend: een gezamenlijk verlies van om en nabij een derde van hun aantal Tweede Kamerzetels – dat het gezag van Rutte IV in de provincie op het spel staat en de positie in de senaat dreigt te verslechteren. Daar komt het kabinet nu al zes zetels te kort voor een meerderheid.

Als Nederland op 15 maart naar de stembus gaat, staan er overwegend onbekende regionale kandidaten op de kieslijsten. Maar die kandidaat-Statenleden bepalen straks wel de machtsbasis van de huidige Haagse coalitie van VVD, D66, CDA en ChristenUnie. Allereerst bij de vorming van de provinciale bestuurscolleges en vervolgens, eind mei, met de getrapte verkiezing van de Eerste Kamer.

Tekort in Eerste Kamer groeit

Over het tweede probleem wordt in coalitiekringen nog het luchtigst gedacht. Premier Rutte, klinkt het, is al sinds zijn tweede kabinet gewend aan een numeriek tekort in de Eerste Kamer. Toch lukte het hem en zijn collega-bewindslieden steeds voldoende steun bij oppositiepartijen te krijgen voor begrotingen en belangrijke wetsvoorstellen.

Net als het vorige kabinet leunt Rutte IV in de senaat veel op de PvdA en GroenLinks. De steeds inniger samenwerking tussen deze twee progressieve partijen krijgt straks verder gestalte na de Eerste Kamerverkiezingen, als beide fracties tot één fractie zullen samensmelten. In de prognose van Peilingwijzer, een gewogen gemiddelde van drie gerenommeerde peilingen, staat dit linkerblok op veelbelovende winst. De ambitie om de grootste senaatsfractie te worden lijkt niet eens onhaalbaar. Gemiddeld haalt PvdA/GroenLinks in de peilingen nu rond de 15 procent van de stemmen, nipt achter koploper VVD.

Een groter probleem voor de huidige coalitie is de verwachting dat de regeringspartijen op 15 maart bijzonder slecht scoren in de provincie. En dat met name twee oppositiepartijen op rechts een serieuze gooi gaan doen naar een bestuurderspositie in de provinciale colleges: de BoerBurgerBeweging (BBB) en JA21, een afsplitsing van Forum voor Democratie.

In dat scenario komt een deel van de beleidsagenda van Rutte IV op de tocht te staan. Veel kabinetsplannen zijn voor de uitvoering immers afhankelijk van de provincies, en twee daarvan waren het afgelopen jaar al behoorlijk explosief: stikstof en asiel.

Vanaf het moment, in juni, dat stikstofminister Christianne van der Wal (VVD) haar omstreden kaartje met indicatieve reductiedoelen per gebied presenteerde, zei ze ter verdediging dat het aan de provincies was om de gedetailleerde stikstofplannen nader uit te werken. Daarvoor hebben de provinciebesturen een jaar de tijd gekregen. Uiterlijk 1 juli moeten deze ‘gebiedsplannen’ af zijn. En hoewel bemiddelaar Johan Remkes begin oktober een streep zette door het gewraakte kleurenkaartje, staat de deadline voor provincies nog overeind. Net als de hoofddoelstelling: landelijk 50 procent minder stikstofuitstoot in 2030 ten opzichte van 2019.

Het is voor Van der Wal te hopen dat de zittende provinciale bestuurders hun plannen vóór 15 maart weten af te ronden. Daarna zijn de colleges demissionair en zullen zij over controversiële dossiers geen besluiten meer willen nemen. En het is niet ondenkbaar dat ná 15 maart partijen die de bestaande stikstofregels te rigide vinden gaan mee-onderhandelen over nieuwe college-akkoorden. Dat zal harmonieuze samenwerking met het kabinet niet dichterbij brengen. Welke gedeputeerde wil ‘Haags beleid’ uitvoeren waar hij of zij principieel op tegen is? JA21 en BBB schreven vorig jaar al gezamenlijk een alternatief stikstofplan, waarin ze de regeringspartijen VVD, CDA en ChristenUnie opriepen „zich niet langer te laten gijzelen door D66”.

Obstructie dreigt bij asielwet

Overigens verloopt de samenwerking met huidige provinciebesturen ook al stroef. Afgelopen week presenteerde Overijssel als eerste provincie een gebiedsplan. Daarin stelt het college harde eisen aan het kabinet om de stikstofdoelen te halen: meer tijd en meer geld.

Voor de uitvoering van een ander gevoelig dossier leunt het Rijk eveneens op lokaal en regionaal bestuur: de ‘spreidingswet’ van staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel, VVD), die voor een evenwichtiger opvang van asielzoekers moet zorgen. Het wetsvoorstel kwam in november tot stand na grote spanning binnen de coalitie – en intern bij de VVD.

Kern van de wet is dat onwillige gemeenten uiteindelijk gedwongen kunnen worden asielzoekers op te vangen. Provincies krijgen daarbij een coördinerende rol. Ook hier dreigt obstructie als partijen die voor een strenger asiel- en migratiebeleid staan, zoals JA21, in provinciale colleges gaan meebesturen.

Wil Rutte IV het na ruim een jaar regeren zover niet laten komen, dan staat de regeringspartijen maar één ding te doen: de voorziene verkiezingsnederlaag in maart zo veel mogelijk zien te beperken. Dat betekent dat met name de drie coalitiepartners die op verlies staan – VVD, D66 en CDA – zich de komende weken en maanden scherper en vaker zullen willen profileren.

Denk aan CDA-leider Wopke Hoekstra, die in augustus boze boeren naar de mond praatte door van de strenge stikstofparagraaf in het coalitieakkoord af te willen – de deadline van 2030 was voor het CDA niet langer „heilig”. Volgens een kabinetsbron was dat interview, in het AD, vanuit het CDA geredeneerd noodzakelijk. Anders dreigde voor Hoekstra „een enkele reis electoraal ravijn”. Vooralsnog zonder resultaat, want hoewel stikstofadviseur Remkes de uitspraak van Hoekstra min of meer herhaalde in zijn advies, staat het CDA er in de peilingen nog even verzwakt voor.

Waar premier Rutte voor de camera’s en D66-leider Kaag binnenskamers destijds gepikeerd waren over de draai van Hoekstra, zullen de kopstukken van de coalitie elkaar in verkiezingstijd wat meer ruimte willen geven. Geen van de vier coalitiepartijen heeft immers belang bij een te groot verlies van de ander – en ook niet bij een doorbraak van oppositiepartijen die niets van het huidige kabinetsbeleid moeten hebben.