Een beetje boekenstad maakt werk van zijn boekenkastjes. Ten zuiden van het station van Deventer, tussen ijzerbaan en IJssel, wordt de fraaie Bergkerk geflankeerd door een noordkastje en een zuidkastje. In de eerste van die twee heeft een lezer van de oude stempel haar of zijn sporen nagelaten: een oude Leerschool der liefde, Nobelprijswinnaar Wole Soyinka en liefst drie boeken van György Konrád (1933-2019).
Zeg Konrád tegen een Nederlander en die zal ‘Kayzer’ mompelen. Wim Kayzers monumentale interviewdocumentaire Nauwgezet en wanhopig (1989, nog steeds online) bracht de Hongaar literaire faam in het laagland. Vijfendertig jaar verder heeft een lezer zich dus van drie Konráds ontdaan. Tuinfeest heb ik al. De medeplichtige wordt op de flap aangeprezen door Jacq Firmin Vogelaar met de verzekering dat het verhaal bijzonder gecompliceerd is (een compliment dat ook, eh, van de oude stempel is). Ik kies De bezoeker, het debuut van Konrád, vertaald door Hans Hom.
Dat dit een treurig verhaal met scherpe randjes wordt, blijkt al op de tweede pagina. De hoofdpersoon is ambtenaar bij de sociale dienst – Konrád deed gelijksoortig werk – en vertelt over de dagen waarin de conciërge van „dit fantasieloze omhulsel van de sociale ordeningsdrang” een hydraulische sluiting op de toegangspoort had laten aanbrengen. Een oudere vrouw kreeg de poort niet open, binnen zag men haar gestalte in de stuifsneeuw. Dan versnelt de verteller: „De oude vrouw gaf het op, ze staakte haar pogingen, ging naar huis en hing zich op aan een gordijnroe […] De directeur was woedend, gaf de conciërge een uitbrander en de gaf de monteur opdracht de sluiting te vervangen. Dat is dan ook gebeurd, de hele affaire nam niet meer dan een maand in beslag.”
Als je ondersteuning nodig hebt, is de staat een onneembare vesting vol harteloze bureaucraten. Zo ging dat in een communistische dictatuur (De bezoeker is uit 1969), ben je geneigd te denken. Al weten we sinds de Toeslagenaffaire dat sommige landen geen totalitarisme nodig hebben om hulpbehoevende burgers bij duizenden de vernieling in te helpen, maar goed. Ook bij Konrád gaat het meer om de menselijke staat dan om de staatsvorm.
De bezoeker is het verhaal van een menswording. De held begint als een klassieke radertje-in-het-systeem-ambtenaar. Wat hij aan mededogen heeft, gaat schuil achter de smaak waarmee hij vertelt over het ontluisterende bestaan van de armen aan de Boedapester zelfkant. Alles stinkt en plakt, iedereen is kwaad of wanhopig, men wordt ziek en sterft – en niemand ruimt de resten op. Tot onze ambtenaar geconfronteerd wordt met de gehandicapte kleuter van twee zelfmoordenaars. De jongen zit naakt, onzindelijk en onhandelbaar vastgebonden aan een traliebed in een huis vol gespuis, prostituees en misdeelden.
De hoofdpersoon kan het niet over zijn hart verkrijgen de wees naar een inrichting te brengen, besluit zich over het kind te ontfermen en dat te beschermen tegen het systeem. Je kunt niet zeggen dat de ‘dressuur’ die hij zich voorneemt een groot succes is. De man ziet de parallel met zijn oude leven: „Toen liet ik schriftelijke bevelen uitgaan, nu sla ik.” Dit gaat niet over hoe een held een kind uit de ellende weet te tillen, maar over hoe hij dat kind in de troosteloosheid vergezelt. Daar kan grote menselijkheid in schuilen, dat had György Konrád goed gezien.
Wilt u het besproken exemplaar De bezoeker hebben? Mail dan naar [email protected]; het boek wordt onder inzenders verloot, de winnaar krijgt bericht.