Dit is al zeker: het Nederlandse aandeel in het Europees Parlement groeit na deze verkiezingen. Door een herberekening van het aantal zetels dat elke lidstaat krijgt, onder meer op basis van bevolkingsaantallen, krijgt Nederland er komende periode twee Europarlementariërs bij. Het brengt het aantal op 31 Nederlandse vertegenwoordigers, op een totaal van 720 vanaf half juli.
Maar neemt daarmee de Nederlandse invloed ook toe? Dat is minder zeker. Invloedrijk of succesvol zijn als Europarlementariër hangt immers af van een flink aantal factoren en is ingewikkelder dan het lijkt. Over het algemeen slaagden Nederlanders er de afgelopen vijf jaar vrij aardig in – ze waren nauw betrokken bij belangrijke wetgevingsprocessen, trokken ook internationaal aandacht en scoorden relatief goed in ranglijstjes.
Blijft die Nederlandse invloed de komende jaren op peil? Hoe slaagden Nederlandse Europarlementariërs daar de afgelopen tijd in en hoe kun je als Europarlementariër eigenlijk je invloed laten gelden? Drie manieren om als Europarlementariër succes te hebben.
1. Vlijtig werken aan wetgeving
Als de EU wereldwijd bekendstaat als de ‘superwetgever’, is het misschien niet gek dat je als Europarlementariër vooral hiermee effect kan hebben: eindeloos schaven aan (nieuwe) wetgeving. Nadat de Europese Commissie een wetsvoorstel presenteert, gaat een club Europarlementariërs daarmee intensief aan de slag. Zeker als je als Europarlementariër de positie van zogeheten ‘rapporteur’ krijgt, kun je een stevig stempel op het eindresultaat drukken: je bent dan ‘hoofdonderhandelaar’ namens het voltallige Europarlement.
Dit soort invloed is niet altijd even zichtbaar voor de buitenwereld, zegt Davide Ferrari, hoofdonderzoeker bij EUMatrix, een bedrijf dat data-analyses over het Europarlement maakt en jaarlijks een ranglijst publiceert over de invloed van Europarlementariërs. Hij benadrukt: „Daarvoor moet je niet letten op ronkende speeches of bijvoorbeeld de hoeveelheid gestelde vragen. Voor onze analyse duiken we echt in de feitelijke posities van Europarlementariërs, voor en achter de schermen.”
En Nederland, zegt hij, doet het daarin lang niet slecht. Nederlanders waren de afgelopen jaren nauw betrokken bij allerlei wetgevingsprocessen. „Als je louter kijkt naar invloed op wetgeving, scoort Nederland zelfs een derde plaats”, zegt Ferrari – waarbij het (relatief kleine) aantal Europarlementariërs is meegewogen.
Wat helpt, zegt Ferrari, is als je actief bent op wetgeving die binnen Europa hoge prioriteit krijgt en veelomvattend is. Bij onderhandelingen over klimaatwetgeving speelden bijvoorbeeld Bas Eickhout (GroenLinks) en Mohammed Chahim (PvdA) een prominente rol. Eickhout coördineerde al het beleid uit de ‘Green Deal’ voor de Groenen, Chahim deed dat voor de sociaal-democraten en was hoofdonderhandelaar over een nieuwe CO2-grensheffing. Onder invloed van beide groepen werd het beleid op bepaalde punten verder aangescherpt.
Bij de omvangrijke wetgeving over migratie, konden Malik Azmani (VVD) en Jeroen Lenaers (CDA) binnen respectievelijk de liberale en de christen-democratische partij een aanzienlijke rol spelen als coördinator. Dit beleid pakte uiteindelijk strenger uit dan aanvankelijk door de Europese Commissie voorgesteld, deels onder invloed van de rechtsere fractie in het EP.
2. Binnen de juiste partij opklimmen
Ook niet altijd zichtbaar: de invloed die je als Europarlementariër binnen een Europese partijfamilie kan uitoefenen, als je de juiste positie krijgt. „Invloed zit dan niet zozeer op één specifiek dossier, maar over een bredere linie”, zegt Ferrari.
Lees ook
De Europese Commissie liet haar vastberadenheid en ambities steeds meer varen
In de regel slagen Europarlementariërs erin dit soort invloed pas na langere tijd te vergaren – vaak lukt het pas na een tijdje om op te klimmen in een partij. De afgelopen jaren was CDA-Europarlementariër Esther de Lange, sinds 2007 in het Europarlement tot dit voorjaar, vicevoorzitter van de invloedrijke christen-democratische Europese Volkspartij. Eickhout – Europarlementariër sinds 2009 – is dit jaar voor de tweede keer co-aanvoerder van de Europese Groenen. Tegelijk kún je als handige Europarlementariër ook sneller opklimmen: Azmani kwam in 2019 nieuw in het Europarlement, maar werd wel vicevoorzitter van de Liberale fractie. Ook Chahim kreeg die positie binnen zijn sociaal-democratische groep. Op zo’n plek kun je brede invloed uitoefenen op de koers van een Europese partijfamilie.
Toch zijn Nederlanders over het algemeen iets minder sterk in deze vorm van invloed, zegt Ferrari. Hij wijst op het snelle verloop bij de kandidaten die Nederlandse partijen op de lijsten zetten, waar bijvoorbeeld Duitse Europarlementariërs niet zelden meer dan 30 jaar in het EP blijven. Ook het politiek versplinterde landschap maakt het voor Nederlandse politici lastiger op te klimmen – partijen verschijnen en verdwijnen daardoor willekeuriger in het EP. Ook is het in sommige andere EU-landen gebruikelijk prominente, door de wol geverfde politici naar het EP te sturen, die sneller een hoge functie krijgen. Nederland kiest juist vaak voor nieuw bloed.
Bovendien maakt het uit in welke partijfamilie je zit: door een Europees cordon sanitaire hebben Europarlementariërs binnen radicaal-rechtse fracties vrijwel geen invloed. Ze krijgen vooralsnog zelden belangrijke onderhandelingsposities – zeker die van de ID-fractie niet, waarover andere Europarlementariërs ook vaak klagen dat ze weinig komen opdagen bij onderhandelingen. Het betekent dat Ferrari verwacht dat de invloed van Nederlandse Europarlementariërs de komende periode gaat afnemen. „Peilingen voorspellen een flinke instroom van nieuwe Nederlandse Europarlementariërs en het kost nieuwkomers vaak een tijdje om hun weg te vinden.” Ferrari wijst op de flinke groep PVV-Europarlementariërs die lijkt te worden gekozen. Zij komen naar verwachting in de radicaal-rechtse ID-fractie. „Binnen die fractie slaagt vrijwel niemand er in echt invloedrijk te worden.”
3. Fel en uitgesproken (kritisch) zijn
Invloed kun je als Europarlementariër niet louter achter de schermen of als dossiertijger uitoefenen. Sommige politici kiezen voor een meer publieke rol – in de eigen lidstaat, op sociale media of in de Brusselse bubbel. Een speciale ranglijst die consultancyburau BCW jaarlijks opstelt, houdt ook rekening met het „vermogen om de zichtbaarheid bij de Europese burgers te vergroten, het publiek online en in de media te bereiken en publieke gesprekken vorm te geven”.
Kijk je naar die invloed, dan komen heel andere Europarlementariërs bovendrijven. Absolute koploper is de Franse lijstaanvoerder Jordan Bardella van het radicaal-rechtse Rassemblement National, die al jaren een zeer prominente rol speelt in het Franse publieke debat. Sowieso constateren de analisten van beide ranglijsten dat Franse Europarlementariër vaker kiezen voor een publieke rol in eigen land, en daarmee minder actief zijn bij wetgevingsprocessen of in politieke partijen.
Van de Nederlanders wist vooral Rob Roos (voormalig Forum voor Democratie en JA21, meest recent partijloos) veel publieke aandacht te trekken: vooral door een aanzienlijk aantal volgers op sociale media en zijn campagne tegen vermeende schandalen rond de coronavaccins. Over dat laatste onderwerp werd hij ook geïnterviewd in de veelbekeken talkshow van de rechtse Amerikaanse journalist Tucker Carlson.
Ook Sophie in ’t Veld eiste een relatief prominente, publieke rol op – in de BCW-lijst staat ze net onder Roos. Van 2004 tot 2023 zat In ’t Veld in het Europarlement voor D66, tot ze de overstap maakte naar Volt, waarvoor ze nu op de Belgische lijst staat. De afgelopen jaren was ze een van de meest uitgesproken critici van de Europese Commissie, onder meer vanwege het gebrek aan transparantie, verantwoording en actie tegen overheden die spionagesoftware inzetten. Tegelijk was In ’t Veld ook nauw betrokken bij onder meer nieuwe migratiewetgeving.