Alleen winnen is tijdens dit WK te makkelijk voor de korfballers

Na de eerste wedstrijd van het WK korfbal, dat 20 oktober in Taipei begon, staat Femke Faber (28) met twee teamgenoten in de lift. Ze worden aangesproken door een korfballer uit de Filipijnen. „Ze zei: jullie zijn mijn idolen.”

Nederland is oppermachtig in het korfbal: bij de laatste elf wereldkampioenschappen won Nederland tien keer goud, alleen in 1991 was België te sterk. Vanwege dat enorme sportieve overwicht wordt er nogal tegen de Nederlandse korfballers opgekeken, ziet Faber. „Ze vinden het soms eng om ons aan te spreken. Dus we proberen buiten het veld te laten zien dat we toegankelijk zijn.”

Ook dit WK worden tegenstanders tot nu toe vermorzeld. In de poulefases won Nederland met 40-7 (van Brazilië), 39-9 (Slowakije) en 40-14 (Catalonië) en 37-9 (Tsjechië). De kwartfinale tegen Engeland werd donderdag met 36-2 beslist. Deze vrijdag staat de halve finale tegen Tsjechië op het programma. Die ploeg won met 20-19 van Duitsland.

Bondscoach Jan Niebeek is tot nu toe „zeer content”, zegt hij na de eerdere wedstrijd tegen Tsjechië. Niet zozeer omdat er steeds gewonnen wordt trouwens: dat was te verwachten. „Je weet dat het in deze fase van het toernooi makkelijke overwinningen zijn. Dus dan richt je je vooral op de manier waarop je wilt spelen en wat je ziet in het team.”

Nergens ter wereld is het korfbalniveau hoger dan in de Nederlandse competitie – een WK is in potentie dus zelfs eenvoudiger voor de spelers. Niebeek houdt daar rekening mee. „Bijvoorbeeld door vóór onze eerste wedstrijd op vrijdag, tegen Brazilië, nog een loeizware training af te werken. Als ik dat niet zou doen, dan zou het eigenlijk betekenen dat spelers deze dagen ondertraind raken.”

Winnen is niet genoeg

En hij heeft andere manieren om zijn team scherp te houden. Want het kan „absoluut een valkuil zijn”, wanneer het kwaliteitsverschil zo groot is, zegt Niebeek. „Daarom stellen wij doelen die uitdagend zijn. Wij eisen van de ploeg een aanvalspercentage van 50 procent. Dat betekent dus dat één van de twee aanvallen raak is. Want als je zegt: we willen winnen, is dat niet genoeg.”

In de poulefase werd dat percentage gehaald, zegt Niebeek, op één wedstrijd na, waar het 49 procent was.

Korfbalbond KNKV bouwde de afgelopen jaren ook een database op waarin is opgenomen wat een „normale uitslag tegen een B-land is”. „Daarmee creëer je een soort druk, waarin je de teamdynamiek test”, zegt Niebeek, die na dit toernooi als technisch directeur bij de KNKV aan de slag gaat.

Femke Faber: „We werken naar die finale van komende zondag toe. We willen daar echt gaan pieken. Deze momenten gebruiken we om toe te groeien naar de ultieme vorm.”

En natuurlijk, ze weet dat iedereen verwacht dat Nederland wel weer wereldkampioen wordt. „Stiekem verwachten wij ook wel dat we er weer moeten staan. En dat we die beker mee naar huis nemen.” Maar vanzelfsprekend durft ze het niet te noemen, zegt ze. „Ook wij blijven mensen.”

Jan Niebeek, bondscoach van de korfbalploeg, verwacht een finaleplaats
Foto Marco Spelten

Niebeek verwacht trouwens nu eens niet België als tegenstander in de finale, maar Taiwan. En ook Faber geeft hoog op van die ploeg. „Taiwan is zich ontzettend goed aan het ontwikkelen. En ze staan voor eigen publiek. Dus ze zijn echt gevaarlijk.”

Faber was in de eerste twee wedstrijden de topscorer van Nederland. „Altijd leuk natuurlijk. Het betekent dat ik op dit moment een goed niveau te pakken heb.” In de Nederlandse competitie speelt Faber voor het Friese LDODK. Daar was ze in het seizoen 2022-2023 ook topscorer onder de vrouwen in het team.

Luxepositie

Dat ze zoveel scoort, is relatief nieuw. Ze heeft moeten leren „brutaler” te zijn, vertelt Faber. „Ik was vroeger nog weleens te sociaal. Dat ik mezelf een beetje wegcijferde voor het team en mijn eigen kansen vergat.” Van coaches hoorde ze dat ze daarin nog kon verbeteren. „Nu meld ik me meer om te scoren, door wat minder in de aangeefpositie te lopen. En dat heeft zich meteen uitbetaald.”

Ze realiseert zich dat ze internationaal gezien als fulltime korfballer een luxepositie heeft. Vanwege de zogeheten A-status van NOC-NSF kan ze van de sport leven – in het buitenland komt dat bijna niet voor. „We spraken Braziliaanse spelers en die moeten meebetalen aan hun eigen vliegtickets en hotel.”

Maar, zegt coach Niebeek, dat is wel het andere uiterste. Bij andere landen zijn juist „veel ontwikkelingen” te zien.

In het buitenland wordt via livestreams veel naar de Nederlandse competitie gekeken. Krijgt de sport binnen Nederland wel genoeg aandacht? „Er worden stappen gezet”, vindt Faber. De finale van de Korfbal League, de Nederlandse profcompetitie, wordt door de NOS uitgezonden. „En soms zitten we in het late Sportjournaal. Maar ik zou het liefst willen dat dat wekelijks is. Dat is nodig voor de bekendheid.”

De halve finale van deze vrijdag en de (eventuele) finale op zondag worden door de NOS alleen uitgezonden via een livestream en de app, dus niet rechtstreeks op televisie.

Mensen hebben op voorhand vaak een mening over korfbal, zegt Niebeek. „Dan nodig ik ze altijd uit voor een wedstrijd. Wij hebben volle zalen, een fantastische ambiance.” Door nieuwe spelregels is profkorfbal sneller en fysieker geworden. Daarnaast, zegt Niebeek, is er ook nog de factor „gendergelijkheid”, die de sport in deze tijd aantrekkelijk maakt – mannen en vrouwen spelen samen in een team. „Bij ons is iedereen gelijk.”