Eindelijk is het onderzocht: filosofen kunnen écht beter denken

Denken filosofen dat ze beter kunnen denken dan andere mensen? Plato en Aristoteles dachten van wel. Althans, zij vonden een filosofische training onontbeerlijk voor het cultiveren van de menselijke ratio. Sindsdien is het iets van een cliché, soms bewonderend, soms smalend: filosofen, die kunnen pas denken.

Maar is het waar? Amerikaanse onderzoekers denken nu empirisch bewijs te hebben gevonden voor de bewering. Analyse van een massa data van universiteiten wijst uit dat studenten filosofie op rationele vaardigheden significant hoger scoren dan andere studenten.

Bij die vaardigheden gaat het onder meer om logisch redeneren, het kunnen ontrafelen van beweringen en het maken van subtiele onderscheidingen in begrippen.

De onderzoekers doen verslag van hun bevindingen in The Journal of the American Philosophical Association. Een vakblad is een belanghebbende bron, zou je denken. Maar hun methode levert, schrijven ze, het eerste serieuze empirische bewijs op dat studenten filosofie inderdaad beter in staat zijn rationeel te redeneren en bovendien vaker beschikken over eigenschappen als „intellectuele nieuwsgierigheid, bescheidenheid en een open geesteshouding.”

Rationele vaardigheden

Dat laatste is volgens de auteurs relevant omdat het beschikken over rationele vaardigheden op zichzelf nog niet betekent dat je ze ook op een ‘filosofische’ manier gebruikt.

De onderzoekers, verbonden aan de universiteiten van Chapel Hill en Wake Forest, analyseerden verbale en rationele testscores van bijna een half miljoen Amerikaanse studenten aan 800 universiteiten en colleges tussen 1990 en 2019. Ze hielden er rekening mee dat scholieren die al beschikken over goede rationele vaardigheden en intellectueel nieuwsgierig zijn eerder filosofie zullen gaan studeren, wat conclusies over het effect van de studie op zichzelf moeilijk maakte.

De onderzoekers troffen die zelfselectie bij eerstejaars studenten aan, schrijven ze. Maar ook gecompenseerd voor die vertekening en verschillen in vooropleiding en sociale achtergrond, blijken filosofiestudenten het in de loop van hun studie beter te doen dan andere.

Haken en ogen

Hun analyse levert volgens de onderzoekers steun op „voor de populaire en eerbiedwaardige overtuiging dat filosofie een waardevol vak is”. Wel zien ze nog haken en ogen aan de interpretatie van hun resultaten. Zo hebben ze niet onderzocht of er een verschil in effect bestaat tussen soorten filosofieopleidingen.

Aan Amerikaanse universiteiten staan die veelal in de analytische traditie, met een sterk accent op logica, taalfilosofie en rationele argumentatie. Vervolgonderzoek zou kunnen uitwijzen of er verschil bestaat met opleidingen met meer ‘continentale’, Europese filosofie.

Ook leveren de data geen compleet beeld op van alle persoonlijke deugden die van oudsher aan filosofie worden toegeschreven, zoals intellectuele autonomie of moed. Uit de data kan evenmin worden opgemaakt of studenten hun filosofische vaardigheden daadwerkelijk voor de juiste doelen of op de juiste momenten gebruiken. Dat zou heel ander onderzoek vergen, dat buiten de parameters valt van Amerikaanse SAT, LSAT of GRE-scores.