‘Het is jullie schuld, Marc!” roept emeritus hoogleraar geschiedenis Klaas van Berkel vanaf de zijkant van de zaal, zijn vinger gericht op sterrenkundige Marc Klein Wolt. „Wetenschappers zijn de eersten die iets op de maan denken te móéten. Dus ook de eersten die haar zullen vervuilen.” Gelach klinkt op, maar de plaagstoot blijft hangen – als een ongemakkelijke waarheid.
Op 20 juni is in het Teylers Museum in Haarlem een bont gezelschap van zo’n veertig wetenschappers, kunstenaars, juristen, filosofen en oud-diplomaten – van astronaut André Kuipers tot kunstenaar Esther Kokmeijer – samengekomen om te spreken over de oprichting van een Ambassade voor de Maan. Een platform dat niet primair draait om technologische vooruitgang of kennisontwikkeling, maar om de vraag: wat betekent de maan voor de mensheid en hoe kunnen we die met zorg en respect behandelen? Want hoewel de maan eeuwenlang een verre bron van verbeeldingskracht is geweest, neemt de menselijke activiteit op haar oppervlak snel toe. Nieuwe missies van de Verenigde Staten, China, Rusland, India en Europa zijn in voorbereiding, met plannen voor permanente bases en onderzoeksfaciliteiten. Dit roept diepgaande vragen op over het rentmeesterschap, gebruik en bescherming van onze natuurlijke satelliet.
Wetenschappers zijn traditioneel de drijvende kracht achter maanverkenning. Van Apollo (1961-1972) tot Artemis (sinds 2017) gold wetenschappelijk onderzoek als officiële motivatie. Nu, aan de vooravond van commerciële exploitatie, zijn het opnieuw wetenschappers die als eersten een koers kunnen bepalen – naar zorgvuldig en duurzaam gebruik. Velen voelen die verantwoordelijkheid. Toen Marc Klein Wolt een voorstelling van theatermaker en schrijver Marjolijn van Heemstra bezocht over de kolonisatiedrift naar de maan, wees zij hem onverwachts aan: was hij niet zelf van plan daar iets te bouwen? „Ik had er nooit bij stilgestaan dat mijn wetenschappelijke plannen op de maan ook verantwoordelijkheid met zich meebrengen”, zegt hij. „Dat besef bracht ons op het idee om daar met een bredere groep over in gesprek te gaan.”
Lees ook: ‘De volle maan kan veranderen in een doffe, donkergrijze plak’
Hoewel veel maanonderzoek op afstand kan, zijn er cruciale vragen die alleen vanaf het oppervlak beantwoord kunnen worden. Kort gezegd draait het om drie pijlers: de geschiedenis van de maan; de maan als uniek venster op het heelal; en haar omgeving, met het oog op leefbaarheid en gebruik.
„We zijn tot nu toe maar op een klein stukje van het maanoppervlak geweest”, zegt planeetwetenschapper Wim van Westrenen, gespecialiseerd in de evolutie van de maan. „Het is alsof je in Nederland rondloopt en probeert te begrijpen hoe het er in Amerika uitziet, zonder er ooit geweest te zijn. Dat werkt niet.” Voor hem is de heilige graal het vinden van ‘stukjes Theia’ – de planeet die volgens de meest gangbare theorie met de jonge aarde botste en zo de maan (of eigenlijk het ‘aarde-maansysteem’) deed ontstaan.
Tijdens die botsing kantelde de aardas, wat grote invloed had op seizoenen en klimaatstabiliteit. Ook werd de rotatiesnelheid van de aarde bepaald – en daarmee de lengte van onze dagen. Bovendien veroorzaakt de maan de getijden, die bijdragen aan oceaanstromingen. Al deze effecten maken haar tot een levensbepalende factor in het ontstaan en voortbestaan van leven op aarde.

Tegelijkertijd is die maan waarschijnlijk het resultaat van een toevallige gebeurtenis. Dat zet aan tot nadenken over hoe bijzonder het leven op aarde is – en hoe zeldzaam zulke omstandigheden elders in het universum wellicht zijn.
Voor Van Westrenen is het ontrafelen van dat verhaal dan ook niet alleen een wetenschappelijke, maar een existentiële queeste: „De geschiedenis van de maan is het verhaal van onze eigen oorsprong.” Niet voor niets noemt hij het maanoppervlak een fossiel van het vroege zonnestelsel – een vrijwel ongeschonden archief van meteorietinslagen en andere sporen die op de geologisch actieve aarde allang verdwenen zijn.
Van Westrenen pleit nadrukkelijk voor geologisch onderzoek met robots en niet met astronauten. „Je mist misschien wel wat, maar veel veldwerk is zeker robotisch uitvoerbaar. Dus ik geloof niet zo in het idee dat hiervoor per se mensen naar de maan moeten.”
We moeten het maanlandschap niet verpesten terwijl we er gebruik van maken
Niet alle maanwetenschap draait om stenen en inslagen. De verre zijde van de maan, permanent afgewend van de aarde, is heel geschikt voor een radiotelescoop. Die kan daar straling uit het jonge heelal opvangen, om een blik te werpen op de kosmologische ‘dark ages’ – de periode waarin de eerste sterren ontstonden, gehuld in een dikke waterstofwolk. Die periode is vanaf de aarde niet waar te nemen door alle radiogolven van menselijke makelij en ruis van de ionosfeer.
Astrofysicus en NASA-adviseur Jack Burns wist in 2024 zijn droom te verwezenlijken: de plaatsing van de eerste Amerikaanse radiotelescoop op de zuidpoolregio van de maan. Eerder bracht China met Chang’e 4 al de eerste radiotelescoop naar de verre zijde. Binnenkort volgen nog twee gedeeltelijk commerciële Amerikaanse maanmissies, waarvan de eerste een radiotelescoop op de verre zijde zal plaatsen. En Marc Klein Wolt leidt namens ESA de ontwikkeling van een nieuwe telescoop die meereist met een Artemis-missie.
Mede dankzij Burns’ uitgebreide netwerk binnen NASA zijn radiotelescopen een prioriteit gebleven binnen het maanprogramma, ondanks dreigende bezuinigingen. In zijn videobijdrage in Teylers Museum benadrukt hij dat de bouw van grote telescopen op de maan lastig is: „De maannacht duurt twee weken, dus je hebt enorme laadcapaciteit nodig. Onze eerste missie had bijvoorbeeld 70 kilo aan batterijen mee. Dit moet duurzamer. We moeten het maanlandschap niet verpesten terwijl we er gebruik van maken.”
Morele wens
Burns is een voorstander van het ambassade-idee en ondersteunt de deelname van Amerikaanse partijen. „We bouwen straks flinke infrastructuur, en juist de radiostille achterkant van de maan moet beschermd worden – terwijl commerciële bedrijven daar ook op azen.” Maanbescherming is daarmee niet alleen een morele wens, maar een praktische noodzaak geworden. Volgens hem vereist wetenschappelijke ontwikkeling op de maan internationale samenwerking en ruimte voor meerdere perspectieven. „De ambassade kan daarin een cruciale rol spelen.”
De oorsprong van de maan en het jonge heelal zijn slechts een greep uit de vele experimenten waarvoor de maan zich bij uitstek leent. Zo kan kosmische straling er ongehinderd worden gemeten – iets wat op aarde onmogelijk is vanwege onze atmosfeer. Ook biedt de maan een stabiel platform voor het detecteren van magnetische velden van exoplaneten, het meten van poollicht en daarmee de invloed van ruimteweer, en het waarnemen van de precieze oorsprong van hevige zonuitbarstingen. Sterrenkundige Frans Snik ontwerpt met het Nederlandse bedrijf Cosine een satelliet om vanaf de maan een ‘superselfie’ van de aarde te maken, ter voorbereiding op onderzoek naar de mogelijkheid van leven op verre exoplaneten. In het algemeen biedt de maanbodem een stabieler meetplatform dan satellieten, wat nauwkeurige en langdurige metingen mogelijk maakt.
De mogelijkheden van de maan reiken verder dan fundamentele wetenschap. Het is een proeftuin voor experimenten naar de effecten van straling op het menselijk lichaam, voedselproductie onder lage zwaartekracht en het gebruik van maanstof voor het 3D-printen van infrastructuur. Veel van die kennis is nodig voor toekomstige bewoning van de maan en het verdere zonnestelsel: NASA’s Moon to Mars-strategie richt zich op de maan als springplank naar Mars. Jasmina Lazendic-Galloway, hoofd van het radiosterrenkunde- en ruimteprogramma aan de TU Eindhoven, merkt tijdens haar colleges en studentenprojecten dat het bij de verkenning van de ruimte om een dieper principe gaat. „Studenten die nadenken over overleven op Mars ervaren een mentale bevrijding. Waar ze op aarde worden beperkt, kunnen ze in de ruimte helemaal opnieuw beginnen. Ze móéten vooruitdenken – twintig tot dertig jaar vooruit – omdat de uitdagingen daar niet eenvoudig op te lossen zijn. Maar juist terwijl ze daaraan werken ontstaan er creatieve en innovatieve oplossingen die we hier op aarde hard nodig hebben.”

Praktische impact
Dat toekomstperspectief botst soms met de realiteit. Van Westrenen: „Wetenschappers zijn zich al lang bewust van hun verantwoordelijkheid. Het idee om Apollo-landingsplekken te beschermen, of niet het gehele te ontwikkelen, leeft in de gemeenschap. Met de groei van commerciële plannen neemt ook het besef toe: we mogen de fouten die we op aarde maakten niet herhalen. Die verantwoordelijkheid hoort bij goed wetenschappelijk handelen.”
Tijdens de bijeenkomst in Haarlem staat maanwetenschap nog niet expliciet centraal. Gediscussieerd wordt vooral over wat de maan voor de mensheid betekent, hoe we haar het beste kunnen ‘beluisteren’, en welke praktische impact een Ambassade voor de Maan kan hebben. Wetenschappers nemen vooral een adviserende rol aan – op de achtergrond, maar wel voelbaar aanwezig als stille motor en aanjager van het debat.
Directeur Marc de Beyer is verheugd dat Teylers Museum, het oudste museum van Nederland, gastheer is van deze bijeenkomst. „Van oudsher is Teylers een onderzoeksinstituut; sinds onze oprichting in 1784 bieden we een plek waar denkers samenkomen om maatschappelijke vraagstukken te bespreken.” De vraag of de Ambassade van de Maan hier daadwerkelijk gevestigd zal worden, speelt op dit moment nog niet. Volgens hem is het belangrijker om eerst gezamenlijk stil te staan bij hoe we de maan het beste een stem kunnen geven. „En Teylers kan daarin zeker een verbindende rol spelen.”
De initiatiefnemers blikken met vertrouwen vooruit. Marjolijn van Heemstra benadrukt dat wetenschap en commercie onlosmakelijk verbonden zijn. „Juist daarom moeten wetenschappers zich bewust zijn van hun impact op de maan. Ze hebben niet alleen toegang tot de maan, maar ook de capaciteit om vooruit te denken over de consequenties. Kunst is daarbij geen decoratie, maar een bron van verbeelding en reflectie die het verschil kan maken.”
Marc Klein Wolt sluit zich daarbij aan: „Wetenschappers profiteren van maanmissies, maar dragen ook verantwoordelijkheid voor de gevolgen. Het is belangrijk om nu al na te denken over hoe we de maan beschermen, ook als dat onze plannen beperkt. Mijn hoop is dat men over honderd jaar zegt: gelukkig zijn ze toen al begonnen.”

