Nederland moet „alles in het werk stellen” om te voorkomen dat journalisten in Gaza en op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever nog langer doelwit zijn van Israëlisch geweld. Dat eisen 45 Nederlandse media in een gezamenlijke brief die zij woensdag hebben gestuurd aan demissionair minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp (NSC). Ook journalisten van NRC hebben de brief ondertekend.
„Journalisten zorgen voor de documentatie van oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen waarmee we machthebbers ter verantwoording kunnen roepen”, schrijven de Nederlandse media in hun brief aan Veldkamp. „Het maakt de veiligheid van Palestijnse journalisten van levensbelang. Ze zijn de ogen en oren van de wereld.”
Sinds de aanval van Hamas op 7 oktober 2023, en de daaropvolgende verwoestende oorlog in Gaza, heeft Israël 184 journalisten en mediawerknemers gedood. Dat blijkt uit cijfers van het Committee to Protect Journalists (CPJ). In zeker 17 gevallen heeft Israël volgens het CPJ doelgericht journalisten vermoord in de Palestijnse gebieden. De organisatie spreekt van de dodelijkste periode voor journalisten ooit gemeten.
Onderzoek naar EU-associatieverdrag
De journalisten eisen dat Veldkamp het initiatief neemt voor een publieke verklaring waarin hij de Israëlische schendingen van de persvrijheid veroordeelt. Veldkamp zou zich onder meer moeten uitspreken tegen „de vele arrestaties” van journalisten op de bezette Westelijke Jordaanoever, in Gaza en Israël, en oproepen tot onmiddellijke vrijlating van gevangengenomen journalisten.
In de brief wordt eveneens opgeroepen tot „een onafhankelijk onderzoek” naar journalisten die door Israël zouden zijn vermoord. Veldkamp moet „Israëls aanval op de persvrijheid en schendingen van het internationaal recht” onderdeel maken van het onderzoek dat hij heeft aangevraagd naar het EU-associatieverdrag met Israël, stellen de Nederlandse journalisten.
Israël verbiedt media de toegang tot Gaza, waardoor internationale verslaggeving onmogelijk is en berichtgeving ter plaatse volledig op de schouders van lokale journalisten rust. De Nederlandse media willen dat Veldkamp aandringt op toegang tot Gaza. „Internationale journalisten bereiken andere doelgroepen via andere platforms dan hun lokale collega’s, en vergroten zo de zichtbaarheid van wat daar gebeurt”, zo staat in de brief.
Hoofdredactie NRC ondertekent niet
De brief is ondertekend door de journalisten en hoofdredacties van onder meer het AD, ANP, De Groene Amsterdammer, EenVandaag, NOS, Nieuwsuur, Nu.nl, RTL Nieuws, Trouw en de Volkskrant. Ook De Correspondent, Follow the Money, De Stentor, de Gelderlander, Vrij Nederland en publieke omroepen NTR en VPRO staan eronder. Free Press Unlimited, de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) en de Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ) zijn mede-ondertekenaars.
In tegenstelling tot andere kranten, besloot de hoofdredactie van NRC om de brief niet te ondertekenen. De brief is wel ondertekend door „journalisten van NRC”.
Over die beslissing zegt hoofdredacteur Patricia Veldhuis: „De aanvallen op journalisten in Gaza vinden we afschuwelijk. Wij vragen daarnaast al tijden met klem aan de Israëlische autoriteiten om journalisten toegang te geven tot het gebied. Die oproep hebben we ook gedaan via het Genootschap van Hoofdredacteuren en deze week ondertekenen we een nieuwe oproep daartoe van Reporters without Borders. Maar door het eisen van een onderzoek met onder meer consequenties voor het associatieverdrag met Israël, zoals in deze nieuwe brief gebeurt, zouden wij op de stoel van de politiek gaan zitten. Dat is niet onze rol.”
Lees ook
Het kabinet trekt eindelijk een streep, maar moet nog veel meer doen om Gaza te helpen
Het is een verregende zaterdagmiddag en in winkelcentrum Hilvertshof staat schaakmeester Hans Böhm (75) een ijsje te eten. Rechterhand losjes in de zak van zijn spijkerbroek. Om hem heen zes tafels, twaalf schaakborden.
Kinderen, volwassenen. Alle voorbijgangers mogen hier in Hilversum aanschuiven voor een spontane simultaanwedstrijd op een door plaatselijke verenigingen georganiseerde denksportdag. Onbewogen werpt Böhm een blik op de opstelling, en verplaatst dan een stuk met die rechterhand. Soms zegt hij iets: „Goeie zet.” Maar vaker: „Oké…” Of, verbaasd: „Díé..?”
Dat is het hele repertoire. Aan mijn bord – waarop ik twaalf zetten standhoud – vallen verontrustend veel díe’tjes. Al na een paar zetten ben ik mijn paard kwijt. „Nou ja, je hebt er nóg eentje”, relativeert Böhm.
In groep 8 op de basisschool had ik een leraar die na schooltijd schaaklessen gaf aan wie dat wilde. Meester Rein. Hij hing een bord met magnetische stukken voor het krijtbord, en speelde vaak simultaan tegen ons woensdagmiddagklasje.
Sindsdien speelde ik nog maar sporadisch (familieweekenden, regen, Landalhuisjes), totdat mijn kinderen tijdens een autorit op Chess.com met elkaar streden op de achterbank. Waarom deed ik dat ook niet?
Ik downloadde de app – bepaald niet als enige. Het platform is de afgelopen vijf jaar spectaculair gegroeid, van 43 naar 200 miljoen gebruikers. Met dank aan de Netflix-serie The Queen’s Gambit (2020), de coronapandemie en virale TikTok-filmpjes, zo leer ik uit het prachtige De schaakrevolutie (2024) van Peter Doggers, dat de geschiedenis van dit cultuurfenomeen smakelijk vertelt, van het oude India tot AI-ontwikkelingen.
De nieuwste zet komt van taalplatform Duolingo, dat plotseling ook schaakcursussen aanbiedt. Gratis, in tegenstelling tot de lessen op Chess.com. Ik hield het voorlopig bij de lessen van meester Rein die geleidelijk weer bovenkwamen. Zwakke pionnen, pionoffer, de Siciliaanse verdediging, de Schotse variant, en vooral deze Cruijffiaanse wijsheid: „Zolang jij geen fouten maakt, doet de ander dat wel. En dan win je vanzelf.”
Work-out voor het brein
Dus zo begon online schaken als slijpsteen voor mijn concentratie. Scherp zijn, blunders vermijden en toeslaan zodra de ander er eentje beging. Een work-out voor het brein. Zou dat zijn waarom miljoenen mensen dagelijks een spelletje blijven spelen waarin kunstmatige intelligentie ons al ruimschoots heeft verslagen? Peter Doggers staat uitgebreid stil bij het omslagpunt, Kasparov tegen schaakcomputer Deep Blue, eind jaren negentig. „I sensed a new kind of intelligence”, schreef de toenmalige wereldkampioen na de eerste serie wedstrijden in 1996, die hij nipt won. Een jaar later werd hij volkomen van zijn stuk gebracht door één zet die „menselijk” aanvoelde, gevolgd door het al even onlogische weigeren van een pionoffer. Vanaf dat moment speelde hij „in grote crisis” – en verloor. Menselijke zwakte tegenover menselijk computergedrag.
‘Ik voelde een nieuw soort intelligentie.’ Ook dat maakt online schaken zo fascinerend. Het zijn duels puur tussen ratio’s, gereduceerd tot een vlaggetje en een nickname op een schermpje. Toch heeft die anonieme intelligentie een vreemde intimiteit. Iedere zet onthult namelijk iets van iemands karakter.
I sensed de roekeloosheid van een Mexicaan die vliegensvlug stukken verplaatste en opgaf zodra zijn dame was afgepakt. I sensed de volharding van die Franse schaker die doorploeterde tot het bittere einde, alles gevend om er alsnog een remise via een patstelling uit te slepen. Was het een man, vrouw, tiener, kind? Onderweg in de Parijse metro, of in de tuin van een Normandisch dorpje? Arm, rijk? In dit mondiale schaakcafé is niemand meer of minder dan de volgende zet.
Zoals bij elke nieuwe liefhebberij lag fanatisme op de loer. Bovendien hield Chess.com de illusie overeind dat ik het vrij aardig kon, doordat het me koppelde aan tegenstanders met een vergelijkbare score. Partij na partij zag ik mijn rating doortastend klimmen. En o, de kick als ik iemand versloeg van vijftien punten hoger. De adrenaline bij de teruglopende tijdklok bij de ander (ik speelde blitzen van tien minuten), die je ternauwernood redt van het dodelijke schot.
Illustratie Dewi van der Meulen
Totdat ik wat online potjes tegen mijn broer speelde. Hij staat drie keer zo hoog genoteerd, misschien omdat hij langer bij meester Rein in de klas heeft gezeten, of omdat hij als illustrator bovengemiddeld visueel is ingesteld.
Hoe dan ook: I sensed dezelfde frustratie als vroeger tegenover zijn ondoorgrondelijke speelstijl, waarin hij lukraak stukken weg lijkt te geven, en dan meedogenloos terugslaat met zetten als donderslagen bij heldere hemel.
Dan wordt het virtuele bord van 64 vakjes en 32 stukken een tijdmachine naar het bord bij ons thuis, dat heel kostbaar leek. De witte stukken waren ivoren beeldhouwwerkjes op sokkels van groen vilt, de andere rood glimmend, als een brandweerauto. Dat mijn broer vrijwel altijd won zal er de oorzaak van zijn dat een van de paarden al gauw onthoofd was nadat ik, ingemaakt, de stukken weer eens van het bord veegde.
Nasmaak van nederlagen
Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better. Onder dat motto van Samuel Beckett – dat vooral in de context van creatief schrijven oeverloos opduikt – stortte ik mij er nog fanatieker in. Na elke verloren partij klikte ik meteen op de knop voor revanche. Keer op keer zag ik mijn ratingcijfer kelderen als een gokverslaafde zijn banksaldo. Alleen een monsterzege kon de nasmaak van die nederlagen wegspoelen.
Toen ik hardop vloekte nadat een Oekraïner mij in de hoek had gejaagd, en één seconde voor het eindsignaal mat zette, begon ik mij af te vragen waar ik eigenlijk mee bezig was. Ik miste meermaals mijn tramhalte, verspilde soms een compleet uur plus een voorraad denkvermogen aan het opkrikken van een loos getalletje – het zoveelste dagelijkse metertje van je conditie – met alle nutteloze schommelingen in stemming waarmee zulke krachtmetingen gepaard gaan.
Hoe stap je uit de spiraal? Misschien door de verloren partij eens rustig terug te kijken. Op Chess.com kun je dagelijks één partij gratis laten analyseren, maar zelfs zonder de virtuele coach zie je achteraf vaak wel welke fatale blunder de neergang inzette.
Mijn eerste reactie: in elkaar krimpen. Doorklikken, nooit meer aan denken. Maar wat gebeurt er als je alle emoties die erbij horen juist verwelkomt, en laag voor laag afpelt? Niet langer: wat stom, maar wat interessant! Wat interessant: ik ging zó op in mijn eigen plannetje om die toren te veroveren, dat ik totaal niet doorhad hoe de ander een geniepig schaakmat voorbereidde. Wat interessant: ik was zo overmoedig door het veroveren van die dame, dat ik niet goed meer keek naar de manoeuvres aan de overkant.
Bij elke schaakflater kon ik equivalenten vinden uit het echte leven. Op het bord: zo opgaan in dat ene plannetje voor een schaakmat, onder druk van een aftellende klok, dat ik het ene na het andere stuk verlies. In het leven: in de auto, met vrouw en dochter op weg naar haar sportwedstrijd, koppig blijven vasthouden aan mijn route, terwijl we al bijna te laat zijn, en de tijd bij elke nieuwe foute afslag oploopt.
Op het bord: te gretig een koningin slaan, en daardoor mijn verdediging openleggen. In het leven: tijdens een werkborrel zo graag die ene geestige opmerking willen maken, dat ik totaal mis dat iemand iets persoonlijks kwijt wil.
Illustratie Dewi
van der Meulen
Als ik zulke gevoelens afpel, in de reconstructies van verliezende partijen, stuit ik uiteindelijk op een variant van schaamte. Ik ben niet alleen verslagen, ik heb ook iets over mezelf geleerd dat pijnlijk is. I sensed de eerzucht die me roekeloos maakte. I sensed een gebrek aan inleving in het perspectief van de ander.
Kopje-onder
Tegenover Hans Böhm komt daar nog iets anders bij. De fysieke ruimte, het toekijkende publiek, de sociale interactie. Aan de overkant zit een kluitje van drie kinderen achter één bord, opgewonden overleggend na elke tegenzet. Ik zit vooral hun plezier te observeren en heb niet door dat Böhm alweer bij mijn buurman is. Onder de opkomende paniek, maak ik blunders die ik thuis met mijn iPad op schoot nooit zou begaan.
Al gauw sneuvelt ook mijn tweede paard. Een stommiteit die zelfs die kinderen aan de overkant nooit zouden begaan. Na afloop herken ik het gevoel. Het heeft met de sociale situatie te maken. Dit is net als wanneer ik in discussiepanels tegenover publiek de beurt krijg en al mijn onweerlegbare argumentatie en onweerstaanbare formuleringen van mij wegdrijven als een vlot van de kade – en ik kopje-onder ga. Te veel met de omgeving bezig geweest. Me laten intimideren door reputaties en setting. Onvoldoende rust en concentratie. IJdelheid, niet te vergeten. Daar begon het mee: ik liet dat eerste arme paard openen met een buitenissige sprong, uit een misplaatste drang om origineel over te komen bij de grootmeester.
Niet meer doen dus? Beter falen? Zodat ik uiteindelijk het ideaal van meester Rein bereik, geen fouten meer maak en afwacht tot de ander dat wel doet? Ik betwijfel het. Zolang je fouten als leermomenten blijft zien, blijf je nog altijd binnen die spiraal van verlies en herstel. Je leert betere tactieken, zodat je je missers in de toekomst kunt herstellen.
Ik liet het eerste arme paard openen met een buitenissige sprong
Het punt is dat je altijd fouten blijft maken. Dat is ook wat me tegenstaat aan de manier waarop Becketts ‘fail better’ is verhaspeld tot zelfhulpmantra of koffiemokkenopschrift. Een motiverende leuze die keurig in de neoliberale logica blijft. Falen als opstapje tot succes.
Samuel Becketts wereldbeeld, zoals dat blijkt uit Worstward Ho (1983), de bron van het citaat, is een stuk donkerder. Beckett pleit niet voor een optimistisch doorzettingsvermogen waarin je uiteindelijk zult triomferen, hij suggereert vooral dat falen inherent is aan het mens-zijn. Beter falen is beter leren verdragen dat je zult blijven falen. En daarvoor is schaken, met de juiste mentaliteit, een leermeester.
Natuurlijk had meester Rein gelijk: wie geen fout maakt, wint. Op het schaakbord staat het toeval immers buitenspel. Elke treffer of blunder is voor jouw eigen rekening. Schaken doet me denken aan Bach spelen op de piano. Elke fout is onherroepelijk en valt niet te verdoezelen, wat bij Beethoven vaak nog wel kan. Schaken is Sisyphusarbeid. Bij elke hogere rating krijg je ook betere tegenstanders. Je blijft falen, maar op een steeds interessantere manier.
Karakterspiegel
Inmiddels gebruik ik Chess.com dus vooral als karakterspiegel. Snelschaken, met de aftellende klok erbij, laat je zien hoe je reageert onder druk. Ik probeer me te beperken tot een paar potjes per dag, waarvan de waarde toeneemt en, bij een goede partij, de schoonheid.
De mooiste schaakmat is niet de snelste, maar degene die je het nauwgezetst hebt voorbereid, door vluchtwegen af te sluiten, de verdediging terug te dringen en offers te brengen die het dichtklappen van de val zet na zet onafwendbaarder maken, zodat de genadesteek dezelfde voldoening geeft als het plaatsen van een punt achter een zin van 64 woorden waarin alles op zijn plaats valt.
„Tsja, dan is het in drie zetten schaakmat, hè?” Böhm heeft net zijn loper naar C4 verschoven. Ik zie het nog niet meteen, maar glimlach wat en vraag: „Zullen we het dan meteen maar afmaken?” Na afloop geeft hij een handje, en een boekje met historische partijen. Natuurlijk, niemand hier had ook maar de geringste illusie om te winnen of zelfs maar remise te krijgen. Iedere passant komt hier vooral om te voelen hoe dat is, weggeblazen te worden door zo’n oerkracht.
„Nog een ijsje?”, vraagt iemand van de organisatie hem, onderweg naar het bord van de kinderen. „O, lékker!”
De kinderen houden langer stand. Als voor hen vijf rondjes later ook het doek valt, klinkt er een collectief ‘ooh!’, als bij een goocheltruc. Minutenlang zijn ze er van onder de indruk. Ze proberen de partij te reconstrueren, zetten stukken terug, proberen alternatieve scenario’s uit. Spelplezier, zonder enige gedachte aan een ratingcijfer.
Het is 12 april 2017. Jesse Klaver, dan GroenLinks-leider, zit aan de formatietafel met Mark Rutte van de VVD, Sybrand Buma van het CDA en Alexander Pechtold van D66. Het gaat over internationale veiligheid. Een bode komt Klaver ineens een briefje brengen. Er is „een ernstige privésituatie”: zijn moeder heeft een hersenbloeding gehad. Ze raakt in coma, en overlijdt op 27 april. Het is „het grootste verlies” van zijn leven, zal hij er later over zeggen.
Op 2 mei is de begrafenis. En op 3 mei zit Jesse Klaver weer aan de onderhandelingstafel.
„Voor mij was dat heel normaal”, zegt Klaver er acht jaar later over – niet meer partijleider, maar ‘gewoon’ Kamerlid in de samengevoegde fractie GroenLinks-PvdA.
Hij heeft het verhaal vaker verteld. Maar wat hij níet eerder erbij heeft gezegd, is dat hij denkt dat regeringsdeelname toen is mislukt, omdat hijzelf geen rust nam, dóór wilde.
„Ik ben toen niet altijd even scherp geweest. Ik heb niet op tijd doorzien dat andere partijen ons buiten de regering wilden houden een aankoersten op een breuk. Ik heb me daardoor van tafel laten sturen.”
Het breekpunt was migratiedeals met landen buiten Europa sluiten. Zijn onderhandelingspartners zetten Klaver weg als ‘wegloper’, hij kon zijn versie van het verhaal niet goed vertellen. „Vaak vermoeden mensen allerlei politieke strategieën, maar soms spelen ook menselijke factoren een grote rol. Ik heb er nooit eerder iets over durven zeggen, omdat ik het overlijden van mijn moeder niet als excuus wil gebruiken.”
Het was een beslissend moment waarop het regeren uit Klavers handen glipte. In 2021 en in 2023 lukte het GroenLinks, samen met de PvdA, evenmin om te regeren. En nu, na de val van het rechtse kabinet Schoof, kan het wéér spannend worden. GroenLinks-PvdA gaat de Tweede Kamerverkiezingen van 29 oktober in „om de grootste te worden”, zegt Klaver, en dan, eindelijk, te regeren.
Fusie
Donderdag besloten de leden van GroenLinks en de PvdA dat hun partijen moeten fuseren, met 89 procent van de stemmen vóór. Midden 2026 wordt de fusie formeel voltooid.
Dat is in grote mate een verdienste van Klaver, de geestesvader van de fusie. Want hij leerde nóg iets van de geflopte formatie van 2017: in Nederland wordt gefragmenteerd links weggespeeld door rechts, zegt hij.
De nieuwe partij moet een groene en sociaaldemocratische basis krijgen, er zijn voor „de stille, sociale meerderheid die z’n stinkende best doet om vooruit te komen, maar ziet dat het steeds moeilijker wordt”. Voor mensen die het gevoel hebben dat de basis onder de maatschappij „door rechts is afgebroken”, zegt Klaver, bijvoorbeeld op het gebied van wonen en onderwijs. „Daardoor ontstaat ruimte voor politici die gouden bergen beloven en dictatoriale trekjes hebben. Of dat nou Trump is of Orbán of Wilders hier in Nederland.”
Er zijn nog altijd critici binnen de twee partijen, met name in de PvdA. Daarover zegt Klaver: „Sommige kritiek die ik zie van partijleden… We zijn cultureel zo anders, zeggen ze. We moeten met GroenLinks niet samenwerken, want die drinken allemaal havermelk. Who cares? Dan heb je echt je prioriteiten niet op orde. De problemen waar onze samenleving voor staat zijn zoveel groter.”
Jesse Klaver, Mark Rutte, Alexander Pechtold en Sybrand Buma in 2017, tijdens de informatieperiode. Jesse Klaver, dan Verkenner Edith Schippers met GroenLinks-fractievoorzitter, met verkenner Edith Schippers in 2017.
Foto’s Jerry Lampen/ANP, Foto David van Dam
Toch hoopthij dat kritische PvdA’ers zoals oud-partijleider Ad Melkert en oud-Kamervoorzitter Gerdi Verbeet bij de fusiepartij straks aan boord blijven. „Zij zijn geen tegenstanders, maar partijgenoten met terechte zorgen. Ik vind óók dat we een partij moeten zijn voor alle mensen.” „Zij zijn geen tegenstanders, maar partijgenoten met terechte zorgen. Ik vind óók dat we een partij moeten zijn voor alle mensen.”
Een nieuwe naam heeft de nieuwe fusiepartij nog niet. Deze maand wordt de lijsttrekker gekozen, en volgend jaar een nieuwe partijleider. Voorlopig is dat Frans Timmermans. „Frans is onze leider, hij is de juiste man voor dit moment”, zegt Klaver.
Als oud-Eurocommissaris wordt Timmermans gewaardeerd om zijn diplomatieke en bestuurlijke ervaring, juist in deze instabiele, geopolitieke tijden. Toch zijn veel kiezers. niet enthousiast over Timmermans. In de media wordt gespeculeerd of Klaver (óf burgemeester van Amsterdam Femke Halsema óf Kamerlid Habtamu de Hoop óf oud-burgemeester van Rotterdam Ahmed Aboutaleb) niet geschikter zou zijn.
Je zal bij elke vraag over Frans dit antwoord van me krijgen. Frans is de leider
Klaver scoort bij de kiezer ook beter dan Timmermans, blijkt uit een peiling van RTL. Toch zegt Klaver niet te twijfelen. „Frans is beschikbaar, en ik dus niet.” En als Timmermans niet beschikbaar zou zijn? „Dat is nu niet aan de orde, dus daar hoef ik niet over na te denken.”
Klaver wil er niets anders over kwijt. „Je zal bij elke vraag over Frans dit antwoord van me krijgen. Frans is de leider”, zegt hij.
Mist Klaver het partijleiderschap (2015-2023) wel? „Laat ik het zo zeggen: ik heb nooit geleden onder de verantwoordelijkheid die ik had als partijleider, het is de mooiste baan in de wereld. Ik vond het lékker. Ik zou wel in een wereld willen leven waarin ik zou kunnen zeggen: ik mís het. Maar voor je het weet is dat de kop boven dit artikel, en dan heeft het een hele andere lading.”
En dat Klaver niet meer de baas is, heeft ook voordelen. „Nu is het leven wat relaxter”. Hij krijgt bijvoorbeeld veel minder doodsbedreigingen. Bovendien, zegt hij: „Het is nog elke dag een eer om volksvertegenwoordiger te zijn. En dit is wat het nu is.”
Deze week zit Klaver vijftien jaar in de Kamer, hij is het op-zes-na-langstzittende Kamerlid. En met zijn 39 jaar is hij eigenlijk nog steeds jong: die Kamerleden vóór hem (allemaal PVV’ers) zijn gemiddeld 60.
Elkaar bestrijden
Lange tijd was Klaver zelf ook niet bezig met een fusie met de PvdA. „We moeten de PvdA versláán”, dacht hij. In 2017 – het jaar waarin hij zich van de formatietafel liet sturen – leek de doorbraak ook te komen.
In de stijl van de Amerikaanse president Barack Obama zei Klaver dat hij Nederland wilde „veranderen”. Met opgestroopte mouwen trok hij het land in voor ‘meet-ups’. Hij verkocht de AFAS-zaal in Amsterdam uit, met zesduizend plekken. Klaver zei dat hij premier wilde worden. Het campagneteam van de VVD destijds achtte de kans aanwezig dat het hem zou lukken.
Maar zover kwam het niet. De VVD zweeg hem tijdens de campagne van 2017 dood – een effectieve strategie – en GroenLinks behaalde 14 zetels. Het beste resultaat van de partij ooit, maar Klaver had op meer gehoopt. De volgende Tweede Kamerverkiezingen, in 2021, verliepen slecht. GroenLinks haalde 8 zetels. En, cruciaal: de PvdA maar 9.
Klaver: „Stapje voor stapje realiseerde ik me dat we het voor 95 procent met elkaar eens zijn. Waarom zoveel tijd steken in elkáár bestrijden, in plaats van de wereldbeelden die veel verder van ons af staan?”
Vlak na die verkiezingen van 2021 belde Klaver met PvdA-leider Lilian Ploumen, al jaren groot voorstander van linkse samenwerking. Zij gingen samen de formatie in, spraken ze af. Toen door de kwestie ‘Omtzigt: functie elders’ alle formatiedocumenten werden vrijgegeven, bleek inderdaad dat Ploumen had geëist met GroenLinks te regeren. Maar Klaver andersom niet.
Klaver ontkent dat hij de PvdA wilde loslaten. „Ik denk dat de verwachting van de informateurs was: ‘die Klaver zal wel loslaten, die geven we een mooie ministerspost.’ Zo werd tegen me gesproken: ‘Supermooi, moet je gewoon doen.’ Onder anderen door Mark Rutte.”
Ploumen heeft het Klaver nooit kwalijk genomen, zegt ze tegen NRC.
Vanaf dan zijn GroenLinks en PvdA niet meer los te wrikken, maar ze worden opnieuw uit de coalitie geweerd door VVD en CDA. Het versterkt de behoefte aan samenwerking alleen maar meer. Met praatsessies en gezamenlijke bijeenkomsten creëren de partijbesturen een basis voor een fusie. Eerst voorzichtig, en als het kabinet-Rutte IV in juli 2023 valt, ineens heel snel. De twee partijen gaan de campagne in met een gezamenlijke lijst.
Wie moet die lijst trekken? Klaver wil het, maar toch ziet hij er vanaf. Ook PvdA-leider Attje Kuiken stopt na zo’n zeventien jaar in de Kamer.
Die stap terug was nodig, denkt Klaver nog steeds. „De leider kón niet een van de zittende leiders zijn. Dan zou me worden toegedicht dat ik het voor mezelf deed.” Al was het geen gemakkelijke keuze. „Ik dacht altijd dat wij Nederland zouden veranderen, en dat ik dat hoogstpersoonlijk moest doen, als leider.”
Omdat hij zich al die jaren de meest geschikte persoon vond. En uit ambitie. „Inmiddels heb ik geleerd dat leiderschap juist ook kan betekenen dat je een stap opzij zet, dat het gaat om het dienen van iets dat groter is dan jezelf.”
Zo komt Frans Timmermans in beeld. Een PvdA’er met een groen en bestuurlijk profiel. Een premierskandidaat. Maar de belofte wordt niet waargemaakt: de PVV wint de verkiezingen en GroenLinks-PvdA, met 25 zetels de tweede partij van Nederland, komt in de oppositie.
In oktober van dit jaar gaat GroenLinks-PvdA het opnieuw proberen, en in de peilingen gaat het goed.
Is Klaver tevreden? Hij moet lachen. „Nee, het is niet zo dat ik hier tevreden op terugkijk. Een nieuwe partij is geen doel op zich. Next. Wat is het volgende? De partij moet nu z’n belofte gaan inlossen.”
Het voorval – de kortstondinge aanhouding van een Amerikaanse senator – duurt maar kort, maar de fall-out van de confrontatie bleef de hele dag daarna voelbaar in politiek Washington en op sociale media. Zoals de meeste krachtmetingen tussen de regering en de oppositie hadden beide partijen een diametraal verschillende uitleg. Juist de inzet van geweld is daarbij cruciaal.
Donderdag hield de Amerikaanse minister van Binnenlandse Veiligheid Kristi Noem een persconferentie in Los Angeles. Ze sprak over de reactie op de rellen die vorige week ontstonden door de willekeurige arrestaties van de vreemdelingenpolitie die onder haar verantwoordelijkheid opereert. Op een opname van haar persconferentie is te zien hoe zij zegt: „Wij gaan hier niet weg. Wij blijven om de stad te bevrijden van het socialistische en hinderlijke bestuur dat de gouverneur en de burgemeester aan dit land hebben opgedrongen.”
Op dat moment is – buiten beeld – hoorbaar hoe iemand zich verstaanbaar probeert te maken. Beelden die omstanders hebben geschoten, maken duidelijk dat het Alex Padilla is, een van de twee Democratische senatoren voor Californië. Hij wordt door beveiligers met kracht uit de zaal geduwd, ze reageren niet op zijn tegenwerping dat hij een senator is en enkel wat vragen wil stellen aan de minister. In de gang wordt hij tegen de grond geduwd en door een FBI-agent geboeid. Het is – „of all -people”, aldus Padilla – Noem’s adviseur en doorgewinterde Trump-aanhanger Corey Lewandowski die de agenten toeroept: „Laat hem los! Laat hem los!” Het duurt maar kort, even later staat Padilla alweer buiten de pers te woord.
Het was een politieke schermutseling in de zijlijn van de rellen in Los Angeles en de inzet van militairen tegen burgers. En ook hier is de vraag en de inzet van de discussie: wie is nou eigenlijk gewelddadig tegen wie?
Vredig aanwezig
„Als dit is hoe de regering, als dit is hoe het ministerie van Binnenlandse Veiligheid reageert op een senator die een vraag stelt, probeer je dan eens voor te stellen hoe ze omgaan met landarbeiders en dagloners in Los Angeles County”, zei Padilla tegen de journalisten. „Ik was daar vredig aanwezig.”
Dat is niet zoals het ministerie van Noem het uitlegde, en ook niet hoe daarna politici van de Republikeinse Partij het zagen. Op X schreef het officiële account van het ministerie dat Padilla „een scène” schopte, dat hij de persconferentie „verstoorde” en dat hij op de minister „af sprong”.
De Republikeinse voorzitter van het Huis van Afgevaardigden Mike Johnson scherpte die formulering diezelfde dag nog verder aan alsof Padilla op de minister was „afgestormd” en „fysiek” had gevochten. „De Democratische Partij verdedigt mensen die de wet overtreden en nu handelen zijzelf als wetsovertreders.”
Zo werd het narratief over een incident in een vertrouwde mal geperst: dat president Donald Trump wel hard moet optreden, omdat zijn tegenstanders gewelddadig zijn. Ook als ze het niet zijn, is de boodschap dat ze het wél zijn.
Profijtelijk
Op het eerste gezicht is dat overgooien met de schuldvraag een simpel geval van ‘jij begon, nee jíj begon’. Maar de vraag wie als eerste geweld gebruikt en waarom, is wel degelijk van wezenlijke politieke betekenis. Donderdag publiceerde Reuters/Ipsos een peiling die illustreert dat het profijtelijk is om het gebruik van overheidsgeweld te legitimeren door te stellen dat de ándere partij is begonnen. In de peiling zijn verscheidene vragen gesteld over het overheidsoptreden tegen migranten en demonstranten. Van de ondervraagden vindt 49 procent dat de regering ‘te ver’ gaat bij de arrestatie van migranten. Onder partijloze ondervraagden ligt dat percentage zelfs nog iets hoger: 52 procent. Een minderheid is het eens met Trumps harde uitzettingsbeleid.
Ook het optreden van de federale regering – inclusief de inzet van het leger – wordt door meer mensen af- dan goedgekeurd. Een derde van de ondervraagden steunt de aanpak van de regering, de helft niet. Maar het perspectief verandert als de vraag wordt gesteld of het goed is dat Trump militairen inzet om ‘gewelddadig protest’ onder controle te krijgen. Dan is ineens bijna de helft van de ondervraagden positief: 48 procent. Ook onder Democraten (17 procent) en partijlozen (44 procent) is de steun voor Trump hierbij groter dan op andere vragen.
In dat licht is het logisch dat de regering en de sympathiserende media al sinds het begin van de protesten in Los Angeles hameren op de gewelddadigheid van demonstranten. Zo legitimeert de regering haar optreden, in het kader van een beleid waarvan een eerdere peiling van CBS News liet zien dat een meerderheid de doelstelling wel steunt, maar de harde uitvoering niet.