
Enkele weken weerstond ik de verleiding om de biopic A Complete Unknown over het jonge leven van Bob Dylan te zien. Ik houd niet van biopics omdat het charisma van de hoofdpersoon nooit bevredigend door een acteur nagebootst kan worden. Maar deze acteur, Timothée Chalamet, lukt dat juist geweldig, hoorde ik van alle kanten.
Ik bezweek pas toen me een ander motief voor dit bioscoopbezoek te binnenschoot: mijn vrouw. Zij was in de jaren zestig een Dylan-fan van het eerste uur geweest. Toen ik haar in 1966 leerde kennen, liet ze me twee elpees van Dylan horen: The Times They Are A-Changin’ en Another Side of Bob Dylan. Ik vond het „aparte muziek” – altijd een twijfelachtig compliment – maar bleef de voorkeur geven aan mijn eigen smaak, die toen meer bij rock en soul lag.
Vooral aan die knagende stem van Dylan en zijn soms duistere teksten moest ik erg wennen. Pas een poos later, toen ik er nog eens goed naar luisterde, besefte ik hoe apart – in de zin van bijzondere kwaliteit – die eerste platen van Dylan waren geweest: ik beschouw ze als het beste van zijn werk, dat later nog weleens kon tegenvallen.
Ze staan nog steeds in mijn platenkast, die twee elpees met een lichtelijk chagrijnig kijkende Dylan op de hoes. De platen mochten blijven, maar de koper ervan moest zestig jaar later gaan: naar het verpleeghuis. Mijn vrouw weet nu niet meer wie Bob Dylan is, maar zijn muziek zou haar misschien nog wel vaag bekend voorkomen. Waarom het niet geprobeerd? De duur van de film, bijna tweeënhalf uur, pleitte ertegen: zó lang bijna onbeweeglijk op een smal bioscoopstoeltje zitten, mocht ik haar dat aandoen? Maar we konden toch altijd opstappen als het te lang duurde? Wie niet waagt, die niet geniet.
En daar zaten we dan, op een van de achterste rijen met plaatsen aan de buitenkant, zodat we snel konden wegkomen als het nodig was. Maar het was helemaal niet nodig. Als ik voorzichtig opzij keek, of even haar hand zocht, zat ze geboeid te kijken, zonder af en toe in slaap te vallen.
Ze zal niet beseft hebben dat ze naar een acteur zat te kijken die Bob Dylan nadeed en nazong, maar wat maakte dat uit? Het moet voor haar een ideale film geweest zijn: veel mooie, uitstekend gezongen muziek en een gemakkelijk te volgen verhaal over de wording van een fenomeen. Mijn bezwaren tegen de biopic hielden hier geen stand.
De Dylankenners hebben gewezen op de vrijheden die regisseur James Mangold zich in biografisch opzicht heeft veroorloofd. Ik kon er goed mee leven, behalve met de ingreep die Dylan zelf geëist had: dat zijn eerste grote liefde, Suze Rotolo, niet onder haar eigennaam in de film mocht voorkomen. Hij wilde de intussen overleden Rotolo beschermen omdat ze nooit aan de muziekscene had deelgenomen. Dat argument vertrouw ik niet, want Rotolo wilde zelf wél over Dylan praten in de documentaire No Direction Home uit 2005 van Martin Scorsese. Ze noemt hem daar met een knipoog een slimme man die wist hoe hij belangrijke mensen voor zijn talent moest winnen. Was het late wraak van Dylan?
„Hoe vond je ’m?”, vroeg ik mijn vrouw na afloop. „Mooi”, zei ze met volle overtuiging. We gingen aan de overkant nog snel iets eten voor ik haar moest terugbrengen naar het verpleeghuis, want de tijden zijn ook voor ons veranderd.
