Een stevige afzet, een sprong en dan hangt klimster Amber Schiffeleers met twee handen aan de top

Zenuwachtig werpt Amber Schiffeleers (20) een blik op een teruglopende klok. Met haar armen en benen klemt ze zich vast aan de kleurrijke grepen op de klimwand. Eerdere pogingen om de top van de route te halen eindigden de voorgaande minuten in een val op de mat. De tijd dringt.

Een paar honderd toeschouwers hebben deze zaterdagavond hun ogen gericht op Schiffeleers, die haar titel op het NK Boulder wil prolongeren. Terwijl de dj in de Haagse boulderhal de Campus het volgende opzwepend nummer opzet, neemt Schiffeleers de muur voor haar nog een keer in zich op. 50 seconden heeft ze nog, 49, 48. Haalt ze de route niet binnen de tijd, dan kan de jury haar niet de maximale score toekennen.

De klimsport is populair in Nederland. De Nederlandse Klim- en Bergsportvereniging (NKBV) raamt het aantal recreatieve klimmers op ruim 100.000. Een exact aantal is niet bekend, omdat je geen NKBV-lid hoeft te zijn om in een van de tientallen hallen die Nederland telt een muur op te klauteren.

De toegenomen belangstelling is ook te zien aan het tempo waarmee nieuwe klimlocaties overal in Nederland oppoppen. Waren er in 2015 nog zo’n dertig klimhallen, in tien jaar tijd is dat aantal meer dan verdubbeld tot ruim tachtig. De aanwas zit vooral in boulderhallen, waar zonder touw op een lagere muur geklommen kan worden. Het afgelopen jaar openden nieuwe locaties in onder meer Amsterdam-West, Scheveningen en in een voormalige kerk in Veldhoven.

Olympisch debuut

De ontwikkeling kan niet los worden gezien van de olympische status van de klimsport. Sinds het klimmen op de Spelen in Tokio van 2021 debuteerde, zagen miljoenen kijkers de sport op tv. Ook afgelopen zomer in Parijs zagen zij de pezige atleten als een dolle een vijftien meter hoge muur opklimmen op het onderdeel Speed, terwijl het gecombineerde onderdeel ‘Lead+Boulder’ juist het uithoudingsvermogen en inzicht van de sporters op de proef stelde. De Franse klimbond baalde ervan plek te hebben voor ‘slechts’ zesduizend toeschouwers, want dat hadden er veel meer kunnen zijn.


Lees ook

Speedklimmers die pech hebben, zijn bij de Spelen na zeven seconden klaar

Bij het onderdeel speed moeten de olympische klimmers zo snel mogelijk vijftien meter omhoog zien te komen.

In Nederland is bij het brede publiek vooral het boulderen in trek. Hierbij klimmen de sporters zonder touw een route op een muur van maximaal 4,5 meter hoog. Daarvoor moeten ze niet alleen sterk zijn, maar ook behendige sprongen maken en hun lichaam goed in balans kunnen houden. Binnen het tijdsbestek van enkele minuten moet de boulderaar de route doorgronden en de top bereiken.

Puzzelen

„Het puzzelen om de juiste route te vinden is het leukste”, zegt Tessa Robichon (16). Als zij voor een bouldermuur staat, dan ziet ze zichzelf in haar hoofd al in actie. „Welke beweging ga ik maken, welke pas?” Soms, zegt ze, is dat „heel eenvoudig”. „Dan heb je een bepaalde pas al eerder eens gemaakt, of zie je meteen hoe de routebouwers het bedacht hebben.” Als het ingewikkelder is, bedenkt ze meerdere plannetjes, zodat ze onderweg kan schakelen als ze er niet meer uitkomt.

De jonge Robichon won dit jaar verrassend de nationale bouldercompetitie, maar mist bij het door de NKBV georganiseerde NK in Den Haag de finale. Tijdens de kwalificatie, die ‘s middags al plaatsvindt, eindigt ze als zevende; de eerste zes klimmers gaan door. Zij verschijnen om klokslag 20.00 uur bij de klimwand voor het ‘inlezen’ van de vier verschillende routes die zij moeten klimmen. Per route krijgen ze twee minuten de tijd om de grepen te bestuderen en uit te vogelen hoe zij te werk zullen gaan. Een haastklus, waarbij de groep sprintjes trekt van route naar route om geen tijd te verliezen.

Het mag dan wel de finale zijn, tussen de concurrenten gaat het er tijdens het inlezen opmerkelijk vriendelijk aan toe. Schiffeleers overlegt met Bibi Hamers (17) hoe ze haar handen neer zal zetten, terwijl haar zusje Bente Schiffeleers (18) in de rij voor haar met haar armen simuleert hoe zij omhoog gaat klimmen. Dan, als de tijd op is, moet iedereen terug naar de isolatieruimte. Vanuit daar worden de finalisten een voor een opgeroepen voor hun vier minuten durende poging, zodat ze niet kunnen zien hoe de concurrentie de route aanvliegt.

De zes finalisten krijgen aan het begin van de finale twee minuten per route de tijd om zich ‘in te lezen’ in de verschillende grepen.
Foto Bram Petraeus
Het publiek in boulderhal de Campus leeft volop mee met de klimmers, die onder hoge tijdsdruk hun routes moeten voltooien.
Foto Bram Petraeus

Wedstrijdklimmen

De NKBV ziet niet alleen het aantal recreatieve klimmers, maar ook het aantal wedstrijdklimmers toenemen. Dit jaar moest de vereniging voor het eerst een limiet zetten op het aantal deelnemers tijdens competitiewedstrijden, omdat er meer animo dan plek was. „Je ziet dat de top in de breedte groeit”, zegt technisch directeur Dick Boschman.

Drie jaar geleden begon de bond met het opzetten van een structuur van trainingscentra en begeleiding van jonge talenten, met als doel bij de Spelen van 2028 in Los Angeles de eerste olympiërs af te leveren. Het liefste was Boschman acht jaar geleden al aan de slag gegaan, toen bekend werd dat klimmen in Tokio zou debuteren als olympische sport. „Het werd iets later, maar het maakt de doelen en ambities niet minder groot.”

Tot in ieder geval de komende Zomerspelen investeert de NKBV jaarlijks zo’n half miljoen euro in de topsportstructuur van alle klimsportdisciplines. Vooral het ontwerpen en bouwen van routes die uitdagend zijn voor de topklimmers kost volgens Boschman veel geld. De standaardroutes in een reguliere klimhal zijn voor hen vaak te eenvoudig.

Graag zou de technisch directeur zien dat er een trainingscentrum komt op een centrale locatie in het land, waar trainers en de beste klimmers van elkaar kunnen leren. „Maar zover zijn we nog niet.” Voor de Spelen van LA is hij tevreden als in ieder geval één Nederlandse klimmer zich weet te plaatsen.

Top 3 mannen en vrouwen nemen prijs in ontvangst
Foto Bram Petraeus

Snelle veranderingen

Dat er genoeg talent is, blijkt wel in Den Haag. Met haar 24 jaar is Dieneke Groenendijk de oudste deelnemer bij de vrouwen. Dat de leeftijd gemiddeld laag ligt, komt doordat klimmers fysiek al vroeg hun piek bereiken, zegt Robichon. Je moet explosief zijn, over veel kracht beschikken. Een andere reden zijn de vele „veranderingen” die de sport ondergaat. „De laatste jaren moet er veel meer gesprongen worden”, zegt Amber Schiffeleers. „Als je jong bent, leer je dat sneller aan. Er zijn kinderen die mij er op springbouldertjes uit kunnen klimmen”.

Zelf zegt Schiffeleers de nadruk op springen nu wat teveel van het goede de te vinden: „Ik hoop eigenlijk dat we nu het kantelpunt bereikt hebben. Springen is leuk voor de show, maar zit nu wel heel veel in de routes. Voor de sport is het ook leuk om weer wat nadruk om old school klimmen te krijgen, op power en met randjes die je om moet.”

De eerste drie routes weet Schiffeleers te bedwingen, maar ze is niet de enige. Ook Doenja Sinke (19) bereikt twee van de drie keer de top, en herhaalt dat kunstje op de laatste boulder. Hoewel Schiffeleers in de isolatieruimte eigenlijk niets hoort mee te krijgen, begrijpt ze door het gejuich van het publiek dat haar concurrent de top heeft bereikt.

En dus wil ook zij route vier bedwingen, „het niveau van Doenja evenaren”. Net op tijd weet ze de puzzel op de muur voor haar net op tijd te ontrafelen. Vlug zet ze haar rechtervoet neer op een wit, bolvormig wandstuk, om zich daarna met links naar de top van de wand af te zetten. Door de greep met beide handen een ruime tel vast te houden, verdient ze de maximale score. Dan ploft ze neer op de mat, haar beide armen de lucht in. Met nog vijftien seconden op de klok is ze opnieuw Nederlands kampioen.

Ook haar grote doel zijn de Spelen in LA, vertelt Schiffeleers als ze haar prijs in ontvangst heeft genomen. „Van Parijs wist ik: dat gaat ‘m nog niet worden. Voor LA hoop ik in ieder geval de kwalificatiewedstrijden te kunnen klimmen.” Voor haar is een cruciale vraag of het boulderen in 2028 losgekoppeld zal worden van het leadklimmen, waarbij de sporters gezekerd aan een touw op grote hoogte een moeilijke route afleggen. Het is een discussiepunt bij de internationale klimbond en het Olympisch Comité, waar in de loop van het voorjaar een antwoord uit zal rollen. „Ik hoop op drie verschillende disciplines, zodat ik kan boulderen. En zo niet, dan doe ik gewoon lead erbij.”