Migranten hebben vaak psychische problemen. Psychiater Madelien van de Beek vroeg zich af waarom

Madelien van de Beek onderzocht het forum Marokko.nl. „Het fascinerende was dat mensen daar anoniem hun verhaal op tafel legden. En daaronder ontstond dan vaak een lange discussie.”


Foto Bram Petraeus

Interview

Madelien van de Beek | psychiater Hoe kan het dat Marokkaanse Nederlanders relatief vaak psychische problemen hebben? „Migreren is ingrijpend.”

Meer schizofrenie. Vaker depressief. Meer psychoses, meer angst. Marokkaanse Nederlanders hebben – net als veel andere migranten – meer kans om psychische problemen te ontwikkelen. En het maakt niet uit of het nu eerste generatie migranten betreft of hun kinderen. Hoe kán dat toch, vroeg psychiater Madelien van de Beek zich af. „Bij iemand die van Duitsland naar Nederland migreert zie je dat niet.”

Vorige week promoveerde Van de Beek aan de Rijksuniversiteit Groningen op een studie naar de mentale gezondheid van Marokkaanse Nederlanders. Dat sociale factoren in het ontvangende land een rol spelen, daarover is in de wetenschap consensus. Van de Beek wilde weten welke factoren dat zijn: of discriminatie bijvoorbeeld kwetsbaarder maakt voor depressie. Of leven tussen twee culturen van invloed is op de mentale gezondheid. En ook: hoe Marokkaanse Nederlanders hun psychische problemen zelf verklaren. Hoe gaan ze ermee om? Zoeken ze hulp? Of zijn er drempels?

Ze vertelt erover op de dag voor haar promotie, in de keuken van een hoekhuis in Zwolle – terwijl de kinderen na school het huis binnendruppelen.

De discussies op het forum gingen vooral over de vraag: wat heb ik en wat kan ik eraan doen?

„Toen ik begon met mijn opleiding psychiatrie”, dat was in 2009, „lag de focus vol op genetica”. De heersende gedachte in die tijd was: wie zoekt naar oorzaken voor psychische problemen vindt de antwoorden vooral in de genen van de patiënt. Van de Beek bezoekt congressen, doet tijdens een stage genetisch onderzoek. Ze ziet hoe verheugd het veld is dat er nu eindelijk iets gemeten kan worden in het vakgebied. Van de Beek, terwijl ze een lach probeert te onderdrukken: „Ik zag het gewoon niet! Ik dacht: brengt dit ons nu dichter bij betere zorg?”

Zíj voelt zich vooral verwant met de sociale psychiatrie, een stroming die op dat moment is „ondergesneeuwd”. In die beweging draait het om de omgeving van de patiënt: wat is de rol van armoede bijvoorbeeld, van schulden, van een scheiding? Ook pragmatisme speelt in haar voorkeur mee: „Genen zijn niet veranderbaar”, zegt Van de Beek. „Maar stel nu dat je factoren in de maatschappij vindt die van invloed zijn op iemands mentale gezondheid? Dan kun je daar misschien wel iets aan doen.”

Schat aan informatie

De afgelopen elf jaar bracht Van de Beek bestaande literatuur in kaart en interviewde ze onder meer Marokkaanse Nederlanders met psychische problemen. Daarnaast boorde ze een nieuwe bron aan: Marokko.nl. De website was in die dagen – rond 2013 – een levendig forum, met dagelijks 50.000 unieke bezoekers, vooral jonge Marokkaanse Nederlanders uit heel Nederland. Geen onderwerp bleef er onbesproken, vertelt Van de Beek. „Als je googelde ‘ik heb een vlek’ dan kwam je óf op het Viva-forum, of op Marokko.nl terecht.”

Ook als het om psychische problemen ging, lag er een schat aan materiaal, zo bleek. „Het fascinerende was dat mensen daar anoniem hun verhaal op tafel legden. En daaronder ontstond dan vaak een lange discussie.”

Religieuze benadering

Van de Beek analyseerde ruim tweeduizend bijdragen rond dat onderwerp. Ze zag bezoekers die gebukt gingen onder discriminatie, moeite hadden een baan of stage te vinden „omdat ze Achmed heten”, en zich geen onderdeel voelden van de maatschappij: factoren die de forumbezoekers rechtstreeks met hun psychische problemen in verband brachten.

Niet alleen de „ongastvrije” Nederlandse cultuur speelde overigens een rol. Ook elementen uit de Marokkaanse cultuur werden genoemd: de „strikte opvoeding” waarin emoties niet snel worden gedeeld en je problemen liever stilhoudt, worden in verband gebracht met psychische klachten.

Van de Beek: „Ik dacht toen: dit is ernstig. We kunnen niet keihard causaal aantonen dat problemen door discriminatie of sociale uitsluiting ontstaan. Maar je ziet wel dat de manier waarop een samenleving omgaat met een bevolkingsgroep, gevolgen kan hebben voor het psychisch welbevinden.”

Geplaagd door een djinn

Van de Beek zag meer. „De discussies op het forum gingen vooral over de vraag: wat heb ik en wat kan ik eraan doen? ” Er waren mensen die zulke vragen religieus benaderden, legt ze uit. „Iemand denkt dat hij geplaagd wordt door djinns bijvoorbeeld, onzichtbare wezens, en de oplossing die daarbij hoort is: ga naar een religieuze genezer.” Anderen bekeken hun klachten juist „regulier-medisch”. Die zeiden: ga naar de dokter.

„Maar net zo vaak bestaan die twee opvattingen gewoon naast elkaar”, zag Van de Beek. „Dat is voor mij een heel belangrijke bevinding geweest.” Want dáármee, zegt ze, kun je iets in de spreekkamer. „Nu is de reflex van de behandelaar misschien: een djinn? O jee, dan kan ik wel stoppen met mijn behandeling.” Dat hoeft dus helemaal niet, zegt ze. Verschillende behandelingen kunnen naast elkaar bestaan. „Mensen adviseerden dat elkaar ook: probeer eerst roqya, Koranverzen reciteren, en als dat niet helpt, ga dan naar de dokter.”

Maar hoe moet een dokter omgaan met iemand die zegt: ik word geplaagd door een djinn? Of door influisteringen? „Ten eerste: laat je er niet door afschrikken. Want de vraag is: moet jij als behandelaar met die djinn aan de slag? Iemand die depressief is kun je helpen met een dagritme, misschien dat bidden en moskeebezoek voor structuur zorgt. De ene verklaring of behandeling hoeft de andere niet uit te sluiten.”

Mensen zeiden: ik heb niet geleerd om over emoties te praten

In de gesprekken en analyses zag ze bovendien bevestigd hoe sterk het taboe is op praten over psychische problemen. Tegen haar verwachting in komt dat taboe niet zozeer voort uit het geloof. Er is een opvoedingseffect: „Mensen zeiden: ik heb niet geleerd om over emoties te praten.”

Maar ook migratie zelf speelt een rol. „Migreren is ingrijpend. Je moet je voorstellen: vader ging naar Nederland en moeder bleef achter, met drie, vier kinderen. Ze moesten alles opnieuw opbouwen. Hun kinderen zeggen: mijn ouders hebben het heel zwaar gehad, ik heb een dak boven mijn hoofd, ik heb brood op de plank. Dan stap je niet naar je moeder: mam ik ben somber.”

Het was niet de insteek van haar onderzoek zegt ze, maar Van de Beek is er onderweg van overtuigd geraakt dat de gezondheidszorg voor migranten beter kan. Ze pleit voor hulpverleners die oog hebben voor de ondersteunende rol die het geloof kan bieden. Hulpverleners die wat vaker de „medische bril afzetten”. En ook voor samenwerking met islamitische genezers of imams. „Als hulpverleners beter weten wat er speelt rondom taboes en de manier waarop mensen hun ziekte zelf verklaren, dan pas kun je een kloof overbruggen.”