Herfst is niet de beste tijd om insecten te zoeken. Toch zijn we op deze vroege oktoberochtend, vlak voor de eerste nachtvorst, op weg met jonge RAVON vrijwilligers Bas Raaijmakers (20) en Pepijn Lange (21). Want hier, in Nationaal park De Meinweg, op de grens van Limburg en Duitsland, ontdekten de twee vorig jaar een populatie van een tot de verbeelding sprekende nieuwkomer in Nederland: de Europese bidsprinkhaan (Mantis religiosa).
Met disproportioneel grote voorpoten en snelle bewegingen is de Europese bid-sprinkhaan de ninja onder de insecten. Met elke vervelling worden bidsprinkhanen groter, tot ze nauwelijks nog in een handpalm passen. Ze kunnen ook vliegen, al zijn ze daar niet heel erg bedreven in. Daarnaast lijkt dit insect zich griezelig bewust van zijn omgeving; wanneer je er een observeert, staart deze je doodleuk regelrecht terug aan.
De Meinweg is een combinatie van landschappelijke zeldzaamheden in Nederland. De vroegere mijnexploitatie van deze regio heeft nu plaats gemaakt voor glooiende heidevelden, heldere bosbeekjes en weelderige bossen. Een plek voor nieuwe ontdekkingen.
Individuele bidsprinkhanen zijn wel vaker waargenomen in de Meinweg, maar Raaijmakers en Lange ontdekten dat het in werkelijkheid een gevestigde populatie betreft. „Ik geloofde het eerst niet” zegt Raaijmakers. „Een collega in het veld riep dat hij iets gevonden had. Het zal wel, waarschijnlijk weer een adder was mijn eerste gedachte, maar toen bleek het een bidsprinkhaan te zijn.” Lange: „Ik zag ze de week ervoor nog in Zuid-Frankrijk, dus het was héél gek om ze tussen de heide te herkennen.” In de daaropvolgende periode keken ze gericht op warme, droge terreinen in het park, de meest geschikte leefomgeving van de soort. Ze troffen daar, naast tientallen individuen, bewijs voor voortplanting aan: afgezette eikapsels.
Een nieuwe insectenorde
In de Meinweg waren ze eigenlijk op zoek naar adders, de enige giftige slang van Nederland. Raaijmakers en Lange zijn herpetologen: reptielen- en amfibieëndeskundigen. De bidsprinkhaan is voor hen een toevallig uitstapje naar een zespotige wereld. Ze studeren beiden Bos- en Natuurbeheer aan de Hogeschool van Larenstein en hebben al de nodige ervaring als veldbioloog.
Na hun ontdekking wachtten ze tot 2024 om te zien of de eitjes de winter zouden overleven. En inderdaad: de Europese bidsprinkhaan verscheen ook dit jaar weer op dezelfde plek. Raaijmakers schreef naar aanleiding van de ontdekking in de Meinweg samen met insectenexpert Jan Hermans een artikel dat deze maand verschijnt in het Natuurhistorisch Maandblad.