‘Met ChatGPT is Homo sapiens niet meer de enige die over een rijke taal beschikt’

Een dampende espresso prijkt op de toog, uit het veelgeprezen Italiaanse koffieapparaat in het Donders Institute in Nijmegen. Hij is gezet door de al even geroemde Italiaanse chef Andrea, die er met een glimlach nog een cappuccino naast zet. Grazie, zeggen we, thank you, bedankt, in drie talen. Peter Hagoort (70), hoogleraar Cognitieve Neurowetenschappen, weet hoe ons brein die woorden produceert.

Eind september hield hij zijn aftreedrede, de hoogleraar is met emeritaat. Vlak vóór zijn rede leidt Hagoort zijn bezoek door zijn fysieke nalatenschap, het Donders Centre for Cognitive Neuroimaging op de campus van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij richtte het op in 1999, in 2002 opende toenmalig koning Beatrix het officieel. „We begonnen met drie man, hier in het gebouw waar voorheen chemische laboratoria hadden gezeten”, vertelt hij nippend aan zijn cappuccino in de kantine pal naast de ingang.

MRI-scanner, gebruikt om beelden van de hersenen te maken.
Foto Lars van den Brink

De cognitieve hersenwetenschap, die de relatie tussen hersenfunctie en gedrag bestudeert, was in die tijd in opkomst. „Maar de moderne MRI-scanners, waarmee de hersenen in beeld kunnen worden gebracht, stonden alleen in ziekenhuizen – onderzoekers konden die alleen in de schaarse avonduren gebruiken.” Daarom moest er een topinstituut komen, vond Hagoort, waar geavanceerde hersen-scanners en andere meetapparatuur voor onderzoekers beschikbaar zijn. Het kwam er, maar geld voor topwetenschappers was er niet, dus Hagoort recruteerde jonge veelbelovende onderzoekers die hun eigen beurzen moesten binnenhengelen.

Onder Hagoorts leiding is het Donders Institute uitgegroeid tot een onderzoekscentrum met internationaal aanzien. Er werken meer dan duizend onderzoekers, van meer dan dertig nationaliteiten, in de vijf deelcentra van het instituut: psychologen, neurowetenschappers, fysici, wiskundigen, artsen, biologen, computerwetenschappers, taalonderzoekers.

Uitwisseling

Een van de eerste maatregelen die Hagoort nam toen zijn centrum meerdere verdiepingen en onderzoeksafdelingen besloeg, was dat espresso-apparaat. Het plan van de architect om op elke verdieping een koffiehoek te maken ging van tafel. „Ik wilde dat iedereen op dezelfde verdieping koffie komt halen. Zo maak je de kansen op onverwachte nieuwe ideeën en samenwerkingen groter.” Uitwisseling en verbinding beschouwt hij als de drijvende kracht van het instituut, óveral komt dat terug. In de kelder staan vijf gele stepjes waarmee medewerkers snel met belangrijke monsters door de lange ondergrondse tunnel naar het aanpalende Raboudumc kunnen steppen.

De koffie is op, we lopen naar de verdieping waar wel drie MRI-scanners staan, met een sterkte van 3 tesla. In de eerste scanner ligt een patiënt met de ziekte van Parkinson. De voeten steken uit de nauwe tunnelbuis, onder een hoopje dekens. Op een scherm zijn de hersenen zichtbaar. Ook de andere twee scanners zijn bezet. „Een krachtige 14-tesla-scanner wordt nu in het instituut gebouwd”, zegt Hagoort. „Daarmee krijg je een nog scherper beeld van de hersenen. Het is de eerste ter wereld. De sterkste tot nu toe, van 11,7 tesla, staat in Parijs.” En dan staat op een andere plek ook nog een van de twee enige MEG-scanners van Nederland, waarmee de door elektrische stroompjes in het brein opgewekte magneetvelden in beeld kunnen worden gebracht.


Lees ook

Ongekend scherp beeld van de hersenen uit een Franse MRI-scanner

De resolutie bij een magnetisch veld van 11,7 tesla.

Strikt was Hagoorts leiding ook. Verderop laat hij de ‘Red Room’ zien, een vergaderzaal met rood beklede stoelen. „Hier pitchen onderzoekers elke donderdag hun plannen aan elkaar. Pas als we oordelen dat een onderzoeksplan solide is, mag iemand een tijdslot boeken op een van de scanners.”

Taal heeft altijd zijn buitengewone interesse gehad, vertelt hij als we na de rondleiding in zijn ruime werkkamer verder praten. „Als kind in een gereformeerd gezin kreeg ik de tale Kanaäns met de paplepel ingegoten.” Als scholier schreef hij voor de schoolkrant, als student schreef hij cabaret en poëzie. Hij werkte in 1980 zelfs een half jaar voor dagblad Trouw, tijdens een stage in de psychologie in Suriname. „Ik deed als correspondent verslag van de persconferenties van de coupleider Desi Bouterse na diens staatsgreep.”

Het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn onderzoek zich al vroeg richtte op de neurobiologie van het menselijk taalvermogen.

Meetapparatuur in het lab van het Donders Institute.
Foto Lars van den Brink

Lang was het idee: ons taalvermogen zit in de linker hersenhelft. Mensen met een hersenbloeding daar krijgen spraakproblemen.

„Dat zijn hardnekkige ideeën, zelfs sommige wetenschappers kijken er nog steeds zo naar. Er is het gebied van Broca, voor spreken, en het gebied van Wernicke, voor betekenis, en er zijn wat verbindingen daartussen. Maar op fMRI-scans blijkt een veel groter netwerk van gebieden actief bij het produceren en begrijpen van taal. Ook in de rechter hersenhelft.

„Mijn model, het geheugen-unificatie-model, gaat uit van een centrale ‘hub’ in het gebied van Broca, waarin informatie over de verschillende aspecten van taal met elkaar wordt verbonden. Die informatie is uit allerlei hoekjes van het brein opgehaald: hier de informatie over de klank, daar de woorden, weer ergens anders de betekenis, de brokstukken voor zinsbouw, enzovoort.”

We trekken als het ware binnen een paar milliseconden door het hele brein verschillende laatjes open?

„In het Nederlands kennen we veertig klanken, en gemiddeld heeft iemand zo’n 50.000 woorden in het geheugen. Daarmee maken we een oneindig aantal zinnen. Als iemand tegen mij zegt ‘de grijze pen op tafel is wel erg stoffig’ dan ligt die zin niet zodanig in mijn geheugen opgeslagen. Op basis van klanken en woorden en betekenissen die ik wél in mijn geheugen heb, moet ik de betekenis van die zin reconstrueren.

„En taal heeft nog veel meer lagen. Als ik zeg: ‘het is koud hier’, dan zul jij daar veelal op zeggen: ‘zal ik even de verwarming hoger zetten?’ Ik heb geen verzoek gedaan, toch vat jij dat zo op, je leidt de bedoeling achter mijn uitspraak af. Wij hebben laten zien dat we bij taal ook het theorie of mind network nodig hebben, de gebieden waarmee je je een voorstelling maakt van de geestestoestand van de ander.”

Wat hebben we eraan om te weten hoe taal in ons brein tot stand komt?

„Dat vragen vooral beleidsmakers zich af: wat kost het en wat levert het economisch op. Zulke vragen krijg ik nooit uit het publiek als ik lezingen geef, mensen willen heel graag weten hoe hun hersenen werken. In een wereld waarin religie steeds minder een rol speelt, stoffeert kennis ons mensbeeld en ons wereldbeeld. Mensen hebben die verhalen nodig, die geven richting en oriëntatie. Dat is even belangrijk als economische spin-offs.

We hebben een kennis-immuunsysteem nodig om te helpen bij onvoorziene problemen

„Bovendien: je kunt niet van tevoren weten wat je gaat tegenkomen in de wetenschap. En de samenleving is zo complex dat we vaak niet weten waar de problemen vandaan zullen komen. Je hebt dus een soort kennis-immuunsysteem nodig om te helpen op het moment dat het nodig is, bij onvoorziene problemen.

„Vlak voor 9/11 hief een Nederlandse universiteit de vakgroep Arabische Talen op. Maar na die dag bleek kennis van de Arabische taal en cultuur toch wel handig. We moeten de kennis-infrastructuur dus niet zó versmallen dat we alleen kijken naar wat morgen economische opbrengsten oplevert.”

Met grote taalmodellen zoals ChatGPT kunnen we inmiddels goede gesprekken voeren. Werkt hun taalbegrip net als uw unificatiemodel?

„Het zit niet in elkaar zoals onze taalkennis in het brein, wij mensen leren bijvoorbeeld niet in één keer een triljoen woorden. Maar we zijn in een bijzondere situatie terechtgekomen. Ineens is Homo sapiens niet meer de enige op de wereld die over een rijke taal beschikt, nu artificiële systemen zoals ChatGPT er zijn. Daar zijn allerlei consequenties aan verbonden die we nog niet overzien. Als jij bijvoorbeeld tegen mij zegt dat het regent buiten, dan ga ik ervan uit dat dat klopt. Dat het jouw intentie is om de waarheid te zeggen. Kunnen we ervan uitgaan dat een robot dezelfde commitment heeft als een lid van onze soort? En als dat niet het geval is, wat betekent dat voor onze intermenselijke interactie?”

Is dit dan zo’n onverwachte ontwikkeling waarbij blijkt dat het handig is om te weten hoe talig wij denken?

„Dat zou kunnen. Misschien moeten we ons heel anders gaan verhouden tot zo’n systeem. Wij mensen hebben de neiging om intentionaliteit en bewustzijn toe te schrijven aan het gedrag wat we zien bij anderen. We projecteren alle kennis die we hebben, ook over onszelf, op het gedrag van mensen om ons heen. Taal is daarbij heel belangrijk. Bij mensen kloppen die projecties vaak. Maar als bijvoorbeeld Sony’s robothondje Aibo kwispelt, denken wij: hij vindt me leuk! Maar dat hondje vindt helemaal niets.

„Die neiging van ons is vrij onbedwingbaar. In het begin schreef ik zelf ook bij elke vraag aan ChatGPT ‘alsjeblieft’. Maar dat hoeft dus niet, in de interactie met een machine. Het is aan toekomstige onderzoekers om uit te zoeken hoe wij moeten omgaan met een tweede talige ‘soort’ op de wereld.”

Vijfentwintig jaar na de oprichting van het instituut zwaait Hagoort af als hoogleraar. Het afscheid gaat geleidelijk. Vorig jaar droeg hij de directie van het Donders Centre for Cognitive Neuroimaging over aan Alan Sanfey. En in februari ging Hagoort al met emeritaat. Na zijn afscheidsrede zal hij dan ook niet stante pede zijn werkkamer leeg moeten maken. „Als emeritus hoogleraar begeleid ik nog wat promovendi en een postdoc aan het Max Planck Instituut, waar ik ook werkte, tot hun projecten klaar zijn”, vertelt hij terwijl we naar de uitgang lopen. Vanuit de kantine klinken allerlei talen, chef Andrea serveert de ideeën-uitwisselende onderzoekers de lunch.

Vervelen zal Hagoort zich niet. Er staan veel lezingen gepland, in Berlijn, Londen, Parijs, Marseille, Sicilië en China. En hij gaat een boek schrijven. De werktitel is, hoe kan het ook anders, ‘Ons talige brein’. Zo blijft taal de zin van zijn bestaan, ook als pensionado.