De tijd dat Ajax met transfers en Europese premies dure selecties kon financieren lijkt voorbij – net nu de selectie schreeuwt om investeringen

Werp een vluchtige blik op de jaarcijfers van Ajax en je ziet een voetbalclub die een periode van uitzonderlijk sportief en bestuurlijk verval financieel redelijk doorstaat. Na een van de slechtste en meest turbulente seizoenen in de clubhistorie, waarin Ajax vijfde werd in de Eredivisie en Europees onbeduidend was, zijn technisch directeur al na een paar maanden ontsloeg én zijn president-commissaris door de achterdeur zag vertrekken, resteert een netto verlies van 9,8 miljoen euro. En dat bij een buffer van zeldzame proporties in het topvoetbal, in de vorm van een eigen vermogen van 226 miljoen euro.

Kijk iets langer naar de cijfers en een heel ander beeld doemt op. Van een club die, gewend geraakt aan succes, drijft op een even duur als kwetsbaar fundament van miljoenensalarissen en hoge afschrijvingen op in het verleden betaalde transfersommen. Een club die dit uitgavenpatroon jarenlang kon dekken met inkomsten uit Europees voetbal en transfers, maar die daar door twee dramatisch verlopen transferzomers steeds minder in slaagt. Die, zoals het er nu uitziet, fors moet bezuinigen om te voorkomen dat het verlies volgend jaar in de tientallen miljoenen loopt. En dat terwijl Ajax kampt met een matige en onevenwichtige selectie, die juist om investeringen vraagt.

Nauwelijks vleugelaanvallers

Groot was de verbazing deze zomer toen het Ajax niet lukte vlak voor de transferdeadline buitenspeler Kamaldeen Sulemana binnen te halen als vervanger van Steven Bergwijn, die een paar uur eerder voor ruim 21 miljoen euro naar het Saoedische Al-Ittihad was vertrokken. Waarom had technisch directeur Alex Kroes zo lang gewacht met Sulemana, terwijl Ajax een paar dagen eerder ook linksbuiten Carlos Forbs al aan Wolverhampton had verhuurd? Zo hield de club nauwelijks vleugelaanvallers over.

„Ik heb mijn sportieve en financiële doelstellingen niet gehaald”, zei Kroes begin september al tegen de NOS, op de laatste dag van de transferperiode. Hij had meer spelers willen verkopen. Dat is onvoldoende gelukt, met als gevolg dat de selectie nu te groot en te ‘duur’ is. Dat Ajax tegelijkertijd wel dun in de buitenspelers zit, leidde afgelopen zaterdag tegen Go Ahead Eagles al tot een gebrek aan creativiteit (en dus kansen).

De jaarcijfers laten zien hoe ingewikkeld Kroes’ opdracht is en dat Ajax nauwelijks risico’s kan nemen. De club leed een operationeel verlies – dus los van transferinkomsten – van bijna veertig miljoen euro. Europees voetbal leverde veel minder op, een kleine 11 miljoen euro tegen 45 miljoen euro een jaar eerder, toen de club nog actief was in de Champions League. Ook de ‘merchandise’ – de verkoop van shirts en andere Ajax-artikelen – merkt de sportieve malaise bij de club. Die afdeling zette afgelopen jaar ruim 7 miljoen minder om.

Tegelijkertijd blijft de salarishuishouding voor Nederlandse begrippen bijzonder hoog. Opvallend is dat in nieuwe spelerscontracten de hoogte van het vaste deel van het salaris afhankelijk is gemaakt van het „sportieve Europese scenario dat zich voltrekt”, staat in het jaarverslag. Ofwel: als de club zich plaatst voor de Europa League, verdienen spelers minder dan wanneer de Champions League wordt gehaald.

Ondanks deze „extra nadruk op cost control” betaalde Ajax zijn spelers opgeteld nog altijd 62,4 miljoen euro aan salarissen, tegen 71,1 miljoen een jaar eerder. Een besparing van 12,5 procent, maar nog ver verwijderd van de „ongeveer 35 procent” waar Kroes eind juli op mikte in een interview op het clubkanaal. Ter vergelijking: bij Feyenoord en PSV ligt het salarisbudget voor de selectie volgens ingewijden (de twee clubs publiceren hierover geen officiële cijfers) aanzienlijk lager.

Afschrijvingen zijn hoog

Een andere complicatie bij Ajax zijn de ‘afschrijvingen vergoedingssommen’. Als een club een speler koopt, wordt het transferbedrag niet in een keer als kostenpost geboekt, maar afgeschreven over de looptijd van het contract. Dus hoe duurder de selectie, hoe hoger de jaarlijkse afschrijvingen. Bij Ajax lag dit bedrag vorig jaar op ruim vijftig miljoen euro. Dat betekent dat de club minstens datzelfde bedrag moest verdienen op transfers om (boekhoudkundig) quitte te spelen.

Dat lukte, Ajax verkocht voor ruim tachtig miljoen euro. Maar dat dankte de club vooral aan de verkoop van Jurriën Timber, Mohammed Kudus en Edson Álvarez naar Premier League-clubs, spelers die in tijden van sportief succes waren doorgebroken of gekocht en die hadden geschitterd in de Champions League. Na twee jaren van chaotisch transferbeleid en sportief verval heeft Ajax simpelweg geen spelers meer van dat kaliber. Wat dat betreft zijn de zinnetjes in het jaarverslag over de recente de verkoop van Steven Bergwijn, Gerónimo Rulli, Jorge Sánchez en Silvano Vos, transfers die buiten het boekjaar vielen, veelzeggend. Daar houdt Ajax netto slechts 1,4 miljoen euro aan over.

Kroes staat daarmee voor de taak de spelerssalarissen verder terug te brengen en tegelijkertijd de sportieve resultaten te verbeteren. Dat moet met een selectie die nu niet op orde is en een transfermarkt die, zo ervaarde Kroes afgelopen zomer, voor een verkopende club als Ajax moeilijker is geworden.

„Voetbal is emotie”, zijn de eerste woorden van het jaarverslag van Ajax. Voor Kroes is het te hopen dat het eerste elftal naar behoren presteert en de emoties rond de club niet al te zeer oplopen, zodat hij in relatieve rust kan bouwen aan een goedkopere, maar betere selectie.