Nederlandse spaarders ontvangen veel te lage rentes, omdat de markt voor spaarrekeningen slecht functioneert. Er is maar een handjevol grote aanbieders, en het aantal consumenten dat overstapt naar een andere bank is gering, zo constateert toezichthouder Autoriteit Consument & Markt (ACM) dinsdag. Daardoor voelen de machtigste partijen op de spaarmarkt amper de druk om met elkaar te concurreren via aantrekkelijke rentes.
Van overtreding van de wet is, voor zover de ACM overziet, geen sprake. De toezichthouder heeft na maanden onderzoek geen signalen gevonden dat grote Nederlandse banken verboden prijsafspraken maken om de rente kunstmatig laag te houden. Maar aan de conclusie verandert dat weinig: ook zonder „illegale gedragingen” vertoont de spaarmarkt veel tekenen van een kartel, constateren de onderzoekers in hun rapport.
Tot een jaar of tien geleden konden spaarders in Nederland kiezen uit meer dan veertig aanbieders van spaarrekeningen. Door overnames, faillissementen en samenvoeging van merken is dat sindsdien bijna gehalveerd. Binnen de spaarmarkt maken vier partijen de dienst uit: ABN Amro, ING, Rabobank en (in iets mindere mate) de Volksbank. Zij hebben samen zo’n 90 procent van alle Nederlandse spaartegoeden in beheer.
Enkele giganten
Dat maakt de markt een oligopolie, schrijft de ACM dinsdag in zijn onderzoeksrapport: een omgeving die wordt beheerst door enkele giganten. Het gevaar in zo’n situatie is dat banken misschien niet hardop afspraken maken die de consument benadelen, maar stilzwijgend hun aanbod op elkaar afstemmen, in hun gezamenlijke voordeel. „Dat betekent dat banken elkaars rentetarieven in de gaten houden en elkaar op de voet volgen in plaats van te concurreren”, aldus de toezichthouder.
In het Nederlandse bankwezen zien de onderzoekers daarvan duidelijke tekenen. Ze vergeleken de spaarrentes over een langere termijn en zagen hoe de vier grote aanbieders „min of meer parallel” hun rentes verlaagden en verhoogden, met nagenoeg dezelfde stapjes. Hun tarieven lagen op elk moment lager dan die van de kleinere, minder gangbare aanbieders.
Verzoek van Kaag
Het onderzoek van de Autoriteit Consument & Markt komt voort uit een verzoek van toenmalig minister van Financiën Sigrid Kaag (D66), van vorig jaar oktober. Ze vroeg om dat onderzoek omdat ze zag hoe de beleidsrente bij de Europese Centrale Bank sinds de zomer van 2022 in rap tempo opliep, tot bijna 4 procent vorig najaar. Waar in andere landen grote aanbieders, al dan niet op aandringen van toezichthouders of overheden, hun rentepeil verhoogden, bleven de rentes bij de Nederlandse grootbanken echter steken, aldus Kaag.
Het duurde bijna een halfjaar voordat in 2022 de eerste grote bank, Rabobank, de spaarrente verhoogde. Een klein jaar later zitten de grote vier met spaarrentes van 1,5 tot 1,7 procent nog altijd ver onder het ECB-niveau. Door dat gat boekten banken „aanzienlijke winsten”, schreef Kaag in haar verzoek. Publiekelijk leidde dat tot een debat over de vraag hoe wenselijk die ontwikkeling is: het doel van de renteverhogingen is juist dat consumenten meer sparen en minder uitgeven, wat de inflatie moet temperen.
Herstelwerk
Banken zelf zagen dat anders: in hun ogen waren ze vooral bezig met herstelwerk. Doordat de rente jarenlang juist heel laag was, stond de gezondheid van banken onder druk. Door de spaarrente niet meteen te verhogen konden ze die schade herstellen en een financieel stootkussen vormen voor toekomstige tegenslagen. Bovendien kregen ze de laatste tijd te maken met stijgende operationele kosten, onder meer omdat ze stevige maatregelen moeten treffen om witwassen tegen te gaan.
De toezichthouder gaat in zijn onderzoek in op die repliek. Volgens de onderzoekers kunnen sommige van de verklaringen die banken opvoeren een rol spelen in „het vertraagd of onvolledig doorgeven van de hogere beleidsrente”, maar onvoldoende om het hele verschil met de spaarrente te verklaren. De belangrijkste oorzaak, volgens de onderzoekers: gebrekkige concurrentie.
Overstappen te ingewikkeld
Oplossingen heeft de ACM ook, alleen de toezichthouder heeft niet de bevoegdheid die zelf door te voeren, licht bestuursvoorzitter Martijn Snoep toe. Een groot probleem is volgens hem dat consumenten amper van bank wisselen. Daardoor is er voor aanbieders weinig reden klanten te lokken met scherpe voorwaarden. „Een oplossing is om overstapdrempels te verlagen”, aldus Snoep. „Dat moet de wetgever doen.”
In het onderzoek merkte de consumententoezichthouder dat veel Nederlanders tevreden zijn over hun huidige bank, en hun bankzaken liefst bij een grote aanbieder doen. Niet dikwijls zijn ze nauwelijks bekend met andere aanbieders, of hebben ze weinig vertrouwen in kleine, buitenlandse aanbieders, omdat ze niet weten dat hun spaargeld (tot een bepaald niveau) ook daar veilig is in het geval van faillissementen. Wat ook meespeelt: ze vinden overstappen gewoon te ingewikkeld.
Elf voorgestelde maatregelen moeten die drempels verlagen, schrijven de onderzoekers. Zo zouden banken minstens eens per jaar aan klanten moeten uitleggen waarom ze tot een bepaald renteniveau zijn gekomen, en hoe dat tarief zich verhoudt tot de rentes van andere banken. Oprichting van onafhankelijke vergelijkingssites moet ook helpen consumenten bewust te maken van de voordelen van een overstap.
Betaalrekening
Verder bepleit de ACM dat banken voortaan verplicht een simpele overstapservice aanbieden en dat er een einde komt aan de „koppelverkoop van betaal- en spaarproducten”. Bij sommige aanbieders is sparen nu alleen mogelijk als klanten ook een betaalrekening openen, wat klanten ontmoedigt van aanbieder te veranderen, aldus de toezichthouder.
Of die veranderingen er komen, is afwachten. Het onderzoek van de ACM bevindt zich nog in de consultatiefase: partijen uit de branche mogen er nu op reageren. Pas na de zomer komt de minister met een formele reactie, laat een woordvoerder van Financiën desgevraagd weten. Wel is het ministerie „dankbaar” dat de ACM naast opmerkingen ook duidelijke adviezen geeft hoe de spaarmarkt beter kan.
De Nederlandse bankensector laat via koepelorganisatie NVB weten in gesprek te willen met toezichthouder en ministerie. De NVB staat naar eigen zeggen voor „een concurrerende en diverse bankensector. Daarbij horen zo min mogelijk drempels om over te stappen.”