De zomer van 2023 was de warmste van de afgelopen 2.000 jaar. Dat concluderen wetenschappers op basis van historische groeiringgegevens van bomen. Uit de breedte van de ringen die bomen jaarlijks vormen, is de gemiddelde zomertemperatuur af te leiden. De studie is geen wereldwijde analyse, maar beperkt zich tot het landgebied van het noordelijk halfrond tussen de 30ste en de 90ste breedtegraad. De resultaten zijn versneld gepubliceerd in Nature.
De onderzoekers voerden hun studie uit als een soort test voor de meetgegevens die het IPCC, het klimaatbureau van de Verenigde Naties, gebruikt voor de periode 1850-1900. Het IPCC noemt dat de referentieperiode voor het pre-industriële tijdperk, en berekent op basis van die periode hoeveel de aarde inmiddels is opgewarmd. Maar, schrijven de onderzoekers in hun artikel, de gegevens voor die periode zijn afkomstig van wereldwijd „slechts 58 meetstations” die er destijds waren. En daarvan lagen er 45 in Europa. Alle 58 meetstations bevonden zich tussen 30 graden (ter hoogte van Caïro en New Orleans) en 90 graden (de Noordpool) noorderbreedte.
Jaarringdatabanken
In hun studie vergelijken de onderzoekers de gegevens van deze meetstations met die van negen jaarringdatabanken van bomen, die het noordelijk halfrond representeren. Bijkomend voordeel is dat de jaarringdata veel verder teruggaan in de tijd. In dit geval beginnen ze in het jaar 1 n.Chr.
Uit de jaarringdata komt 246 n.Chr. naar voren als het jaar met de warmste zomer (gemeten over de maanden juni, juli, augustus) als wordt gekeken tot 1849. In die zomer lag de gemiddelde temperatuur 0,88 graden Celsius boven het gemiddelde over de periode 1850-1900. Voor de zomer van 2023 ligt dat gemiddelde 2,07°C boven het 1850-1900-gemiddelde. „Dat is echt wel een enorm verschil”, zegt klimaatwetenschapper Hylke de Vries van het KNMI, die niet bij de studie betrokken was.
De eerste auteur van het artikel, Jan Esper, hoogleraar klimaatgeografie aan de universiteit van Mainz, zei tijdens een persconferentie niet echt verrast te zijn door het resultaat. „Maar wel bezorgd”, zei hij, omdat de opwarming van de aarde vorig jaar weer een sprong heeft gemaakt. Naast de structurele opwarming van de aarde door de toenemende concentratie broeikasgassen in de atmosfeer, heeft dat te maken met het optreden van een El Niño in de Stille Oceaan, die extra warmte in de atmosfeer brengt. Dit klimaatfenomeen, dat zich eens in de twee tot zeven jaar voordoet, is nog aan de gang. Maar het Amerikaanse onderzoeksinstituut NOAA meldde vorige week een sterke afzwakking van El Niño in de afgelopen maand, en verwacht binnenkort zijn afloop.
Z’n collega Max Torbenson kreeg tijdens de persconferentie de vraag of er de afgelopen jaren meer zomers waren geweest die warmer waren dan in het jaar 246. „Voor de afgelopen 28 jaar geldt dat voor 25 zomers”, zei hij, na het even te hebben opgezocht.
Een andere uitkomst van het onderzoek is dat de gemiddelde temperatuur over de periode 1850-1900 op basis van de jaarringdata van bomen 0,24°C lager uitkomt dan op basis van de data van de 58 meetstations. „Ons huidige klimaat verandert daardoor niet”, zegt De Vries. „Maar als de data kloppen, dan betekent het dat de aarde sinds die periode nog meer is opgewarmd dan we al dachten.” In het Synthesis report, gepubliceerd in maart 2023, schrijft het IPCC dat het aardoppervlak (land én oceanen) sinds de periode 1850-1900 met 1,1°C is opgewarmd. Op basis van de boomringdata zou dat dus meer zijn. En dat zou betekenen, zegt De Vries, dat we nóg meer ons best moeten doen om te voldoen aan de afspraken die zijn gemaakt in het Klimaatakkoord van Parijs (2015), waarin is vastgelegd om de opwarming te beperken tot 2°C, en liefst tot 1,5°C. Ook de onderzoekers benadrukken de urgentie om de uitstoot van broeikasgassen naar beneden te brengen.
Nederlands hitterecord
In het deze dinsdag gepubliceerde rapport Klimaatrisico’s in Nederland onderstreept het Planbureau voor de Leefomgeving hoe snel het klimaat verandert. Het Nederlandse hitterecord van meer dan 40°C, uit 2019, kwam tientallen jaren eerder dan verwacht. Nederland zal zich ingrijpend moeten aanpassen, aldus het PBL. Die aanpassing, schrijft het bureau, „ zou nu sturend moeten zijn in onder andere het ruimtelijk beleid, woningbouwbeleid en het natuur- en landbouwbeleid”.