Woensdagmiddag stond ik een poosje te kijken naar pro-Palestijnse demonstranten op het terrein van de Universiteit van Amsterdam bij de Oudemanhuispoort. Het was kort voordat de politie ingreep en de demonstranten naar een ander deel van het stadscentrum verdreef.
Ik moest denken aan een opmerking die ik Geert Wilders op de tv hoorde maken. Hij noemde de betogers „tuig van de richel” – een hele eer, want een belediging die hij normaliter voor de pers reserveert – en hij vroeg zich in een ogenschijnlijk achteloos bijzinnetje af „hoe die mensen toch allemaal de grens over kunnen komen”. Buitenlands tuig van de richel dus, al zal hij er geen aanhangers van Orbán mee bedoeld hebben.
Bij de Oudemanhuispoort mengde ik me, al heen en weer lopend, onder het publiek, bestaande uit toeschouwers en demonstranten. Buitenlanders? Wat ik vooral zag en hoorde waren jonge mensen, twintigers, die een nogal Nederlandse indruk maakten, zowel qua uiterlijk als taalgebruik. Alleen de spandoeken waren vaak in het Engels. „No one is free until we are all free” en „Cut the ties with zionism, Apartheid – Genocide.” En, een tikkeltje ondeugender: „Uva suck your clit”.
Wat me ook opviel, was de gezichtsbedekking van veel demonstranten, vooral bij hen die op en achter de barricaden stonden. Palestijnse sjaals, mondkapjes, halve maskers. Het had iets onsympathieks omdat je die behoefte aan onherkenbaarheid automatisch associeert met criminaliteit. Wie de vrijheid van demonstratie voor zich opeist, zou de buitenstaander ook de vrijheid van observatie moeten gunnen. Ja, dat kan tot arrestatie achteraf leiden, maar in Nederland word je gelukkig nog altijd keurig berecht.
Demonstreren vergt veel doorzettingsvermogen. Je urenlang laten opzwepen door een vaak onverstaanbare, onbekende man met een megafoon die wil dat je samen met hem zo fanatiek mogelijk „Free Palestine!” roept. Dat lukt alleen vanuit de rotsvaste overtuiging is dat het eigen gelijk de enige waarheid is. Nuances zijn niet toegestaan – en die mis ik dan ook vaak bij demonstraties, ook bij deze.
Israël is de grote boosdoener. De enige. Hamas bestaat niet, althans niet op de spandoeken en in de spreekkoren van deze demonstranten. Israël is het kwaad dat moet worden bestreden. Nergens zag of hoorde ik enige verwijzing naar het kwaad dat Hamas op 7 oktober 2023 aanrichtte. De moorden, de verkrachtingen, de kidnapping. Geen demonstrant deed een oproep aan Hamas om de gijzelaars vrij te laten. Hamas moet kennelijk ongehinderd kunnen doorgaan met zijn gruwelijke chantage, waarmee het niet alleen Israël treft maar ook zijn eigen bevolking. Het morele geweten van de demonstranten heeft dáár opeens geen moeite mee.
Een veroordeling van Hamas zal door de demonstranten worden beschouwd als een zwaktebod, een ontoelaatbare tegemoetkoming aan de vijand, Israël. Voor mij zou het getuigen van nuttig realiteitsbesef. Israël moet veroordeeld worden vanwege zijn ongebreidelde wraakzucht die in Gaza tot een humanitaire ramp leidt, maar wie daarbij Hamas ontziet, ondergraaft zijn eigen geloofwaardigheid.
Er hoeft eigenlijk maar één woordje op die spandoeken vervangen te worden: „No one is free until we are all honest.”