Als de Tweede Kamer op dinsdagmiddag bijeenkomt voor het stemmen over moties, amendementen en wetten, oogt de vergaderzaal als een gezellig, kakofonisch klaslokaal. Kamerleden keuvelen met elkaar, maken grapjes. De onderonsjes overstijgen politieke scheidslijnen. Mona -Keijzer (BBB) kletst met Stephan van Baarle (Denk). VVD’er Thom van Campen lacht wat met Esther Ouwehand van de Partij voor de Dieren. Eén iemand doet niet mee aan dit socializen aan het begin van de parlementaire week: Frans Timmermans.
De fractievoorzitter van GroenLinks-PvdA zoekt na binnenkomst direct zijn eigen stoeltje op, vooraan uiterst links. Hij vouwt z’n handen voor zich op tafel, zwijgt en staart voor zich uit tot de vergadering begint. Dat duurt wel vijf minuten. De leider op links oogt niet dolgelukkig in de blauwe Kamerzetel die hij, na elf jaar afwezigheid, sinds december opnieuw bezet.
Deze zaterdag houdt GroenLinks-PvdA haar voorjaarscongres in Apeldoorn. Op tafel ligt een motie van de twee besturen die oproept om serieus werk te maken van de volgende stap in het drie jaar geleden ingezette samenwerkingsproces. Timmermans moet deze samensmelting in goede banen leiden. Hij is de politiek leider van de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer en daarmee hét gezicht van dit huwelijk. Hij zal niet alleen beide clubs op één lijn moeten zien te houden, maar moet ook de vleugels binnen die partijen verenigen – van de verstokte sociaaldemocraten van de PvdA tot de milieuactivisten bij GroenLinks.
Dat was niet precies de rol waar hij vorig jaar zijn baan in Brussel voor had opgezegd. Met zijn ruime politieke ervaring, internationale aanzien en succesvolle campagne in 2019 – als Spitzenkandidat van de Europese sociaal-democraten versloeg hij de liberale Europese familie van de VVD – zou hij als lijsttrekker de Tweede Kamerverkiezingen wel even winnen en van GroenLinks-PvdA de grootste partij maken. Om dan de eerste linkse premier in twintig jaar te worden.
Het liep anders. De kiezer koos massaal voor rechts. Met 37 zetels werd de PVV de grootste fractie in de Kamer en de partij heeft het initiatief in de kabinetsformatie. GroenLinks-PvdA bleef steken op 25 zetels. Tegen wil en dank is beoogd premier Timmermans nu vooralsnog oppositieleider Timmermans. Hoe vergaat hem dat tot nu toe?
De afwachtende, wat verweesde houding van dinsdag staat niet op zichzelf. Timmermans wekt dezelfde indruk op belangrijke dagen in de Kamer, waarbij hij zich juist zou moeten laten gelden. Bij de grote debatten over de slepende kabinetsformatie bijvoorbeeld, weet Timmermans niet een leidende rol te pakken. Zolang er nog geen coalitie is, is er ook nog geen oppositie, maar van de leider van de op een na grootste fractie zou je meer assertiviteit verwachten.
Het initiatief om PVV-leider Geert Wilders aan te vallen ligt steeds juist bij andere fractievoorzitters: Dassen (Volt), Jetten (D66), Bikker (ChristenUnie), Bontenbal (CDA) of Van Baarle (Denk). Er is onderling overleg over debatstrategie, maar zijn collega’s merken dat Timmermans nogal eens z’n eigen gang gaat. „Hij is wat minder van het onderlinge appcontact dan wij”, zegt een van hen.
In het debat met informateur Kim Putters vorige maand, nam Timmermans pas na 25 minuten het woord om Wilders aan de tand te voelen. Vijf anderen waren hem voor geweest. De ervaren PVV-leider bejegende zijn opponent met kenmerkend dédain; kortaf, geen blik waardig. Een gekunsteld grapje – „Gru Wilders met zijn 36 minions” – viel op droge grond. Wilders kopte het vernederend in: „Als dit het niveau is van interrupties van een toekomstige oppositieleider, dan krijgen we het nog makkelijk.”
Terug in de bankjes liet de stoïcijns kijkende Timmermans zich, zoals wel vaker, souffleren door de ervaren fractiegenoot die naast hem zit, Jesse Klaver. Instructies om het bij een volgende interruptie beter te doen.
In eigen kring erkent Timmermans dat hij moet wennen. Het is wennen aan de parlementaire omgangsvormen, die zijn veranderd sinds de twee eerdere periodes dat hij Kamerlid was. De onderlinge aanvallen zijn veel persoonlijker en harder. „Ik vind dat niet leuk”, zei hij in een interview met Nieuwsuur. Net als Sigrid Kaag (D66), de vorige rivaal van radicaal-rechts, voelt ook Timmermans de harde tackles op de man. Voor rechts – niet alleen Wilders – is hij de nieuwe boksbal, hij wordt afgeschilderd als „een gevaar voor het land”.
Dat beeld heeft, zeggen betrokkenen bij de partij, ingrijpende gevolgen voor zijn persoonlijk leven. Op straat, op X, in restaurants wordt hij geregeld door onbekenden beschimpt en uitgescholden – ‘landverrader’, ‘linkse hond’.
Ook al lijkt de 62-jarige Limburger niet erg in zijn element, vertrouwelingen van hem zeggen dat GroenLinks-PvdA niet hoeft te vrezen voor eenzelfde aftocht als Job Cohen. Die was in 2010 door de PvdA ook als gedroomde premier naar Den Haag gehaald – hij moest er zijn burgemeesterschap van Amsterdam voor onderbreken. Ook Cohen verloor de verkiezingen (nipt). De VVD won, Rutte werd premier, met de PVV als gedoogpartner. In de oppositiebankjes kwijnde Cohen weg. Hij wist niet op te boksen tegen de verbaal sterke Wilders en werd doodongelukkig. Cohen stapte na twee jaar gedesillusioneerd als partijleider op.
Dat zal Timmermans niet overkomen, heeft hij zijn partijgenoten beloofd. „Ik ben een straatvechter”, zegt hij tegen wie hem het Cohen-scenario voorlegt.
Dat hij tijd nodig heeft om zich te profileren heeft volgens GroenLinks-PvdA, en andere niet-formerende partijen, te maken met het politieke niemandsland waarin Den Haag al maanden verkeert. Zolang er nog geen kabinet is met een regeerakkoord heeft de oppositie niks concreets om op te schieten.
Aan de vooravond van het partijcongres probeerde Timmermans in twee interviews enige druk op de formerende partijen te zetten. Als het rechts niet lukt om voor 1 juni een coalitie te smeden, zou de Kamer „naar alternatieven” moeten kijken, zei hij vrijdag in het AD. In dat geval zou hij ervoor open staan om mee te praten.
Verloren ‘arbeidersstem’
Ook in de eigen partijgelederen zoekt Timmermans nog naar toon, vorm en effectiviteit. Hij schippert tussen zijn ambitie om een progressieve middenpartij te vormen, niet vies van bestuurlijke verantwoordelijkheid, en de wens van radicalere leden, met name van GroenLinks, voor een uitgesproken links-progressieve agenda. Ook worstelt Timmermans met het elitaire imago van zijn fractie als een club hoogopgeleide volksvertegenwoordigers. Veel klassieke sociaaldemocraten, veelal lager opgeleid, herkennen zich daar nauwelijks meer in. Het Nationaal Kiezersonderzoek laat al jaren de trend zien dat linkse partijen de klassieke ‘arbeidersstem’ verliezen aan populistische partijen op rechts.
Niettemin steekt Timmermans er veel energie in. Hij trekt langs lokale afdelingen om over de gezamenlijke toekomst van de twee partijen te spreken en hij scherpt zijn gedachten over linkse thema’s in (lijvige) opiniestukken en (lange) lezingen. Medewerkers van Timmermans mopperen wel eens over zijn gebrek aan discipline bij de gesuggereerde tekst of afgesproken lengte.
Onmiskenbaar de grootste splijtzwam in de samenwerkende linkse partijen is een actueel thema dat kosmopoliet Frans Timmermans zich juíst aantrekt: de Gaza-oorlog. Daarover laat Timmermans vaak van zich horen. En hij merkt: hij maakt er weinig vrienden mee. Na de massale aanval van Hamas op Israël op 7 oktober, die Timmermans bewust een „pogrom” noemde, werd hem verweten dat hij te onvoorwaardelijk partij voor Israël koos, zonder zich over het leed en het lot van Palestijnen uit te spreken. GroenLinks-Kamerlid Kauthar Bouchallikht trok zich terug van de kandidatenlijst.
Toen de fractie in februari bezwaar maakte tegen de komst van de Israëlische president Herzog bij de opening van het Holocaust Museum, zegde PvdA-prominent Ronny Naftaniel na vijftig jaar op als lid.
Op het partijcongres zal dit onderwerp de gemoederen het meest beroeren. Aan politiek leider Timmermans de taak om de uiteenlopende opvattingen en emoties bijeen te brengen. En dan moet hij ook zijn draai in de Tweede Kamer nog zien te vinden.