Column | De illusie dat je iemand kunt redden van de eenzaamheid

In de onderdoorgang van Station Hilversum hangen lichtbakken met teksten van, zo te zien, basisschoolleerlingen die een project over eenzaamheid hebben gedaan. Ze geven adviezen: „Neem een huisdier! Gezellig.” „Hou vol!” „Je bent niet alleen.” Schattig en onzinnig tegelijk. Net als die spotjes waarin eenzame mensen mee gaan doen met collega’s of met voetballende buurjongens en dan zijn ze niet eenzaam meer.

In het verhaal van Daan Heerma van Voss (NRC 12-03-2024) over de eenzame oude Herman die de Alzheimer in gleed, stond „dat in elke (élke) gemeente het percentage van mensen boven de 65 die te kampen hebben met eenzaamheid ongeveer 50 procent bedraagt”. Zó hoog.

De onmacht die je voelt als iemand onomwonden zegt: „Ik ben doodeenzaam.” Natuurlijk kun je af en toe langskomen. Maar de illusie dat je iemand kunt redden van de eenzaamheid, de illusie dat jíj het antwoord bent op iemands levensproblemen, moet je opgeven.

Hoe makkelijk het is om eenzaam te worden. De Herman van Heerma van Voss was ooit een geslaagde en aantrekkelijke figuur. Maar die tijd is voorbij, zijn geld is op, hij heeft ruziegemaakt. Eenzame mensen zijn niet per se een soort teddyberen die je kunt gaan aaien. Er is soms een reden dat ze eenzaam zijn, omdat ze niet erg vriendelijk zijn bijvoorbeeld, of niet erg sociaal, omdat ze heel weinig geld hebben, misschien zijn ze erg op zichzelf, snel verveeld door goedbedoelde praatjes – noem maar op. Niet iedereen vindt buurtmaaltijden en koffie voor alleenstaanden precies het antwoord op de eigen allenigheid.

Herman had wel een oplossing bedacht, een nogal drastische: doodgaan. En misschien, Heerma van Voss lijkt er in te geloven, wilde hij dat ook echt en was het niet een uiting van moedeloosheid, zoals in de verzuchting „ik wil gewoon gaan slapen en niet meer wakker worden”. Die zin hebben eenzamen in mijn omgeving meer dan eens uitgesproken. Maar dat wil nog niet zeggen dat ze actief willen of wilden overgaan tot levensbeëindiging, degene met de lege agenda niet, degene die heel ziek werd niet, degene die heel oud is evenmin.

Herman kreeg een gesprek met een SCEN-arts die kwam kijken of hij ondraaglijk leed. De arts kreeg daar geen hoogte van. Lag dat aan Hermans Alzheimer? Dat kan. Maar misschien ook niet. Terugdeinzen voor de werkelijke bevestiging van het onherroepelijke is ook zonder hersenmist niet vreemd, hoe zwaar het eigen leven ook drukt.

Wat zou je zelf willen als je oud en eenzaam bent geworden? Ik denk er zo vaak aan, maar ik heb er totaal geen antwoord op. Hopen dat je dingen vindt, behoudt, waarin je vreugde schept.

Steeds meer denk ik dat het leven, vooral dat van de oud en vaag geworden mens, eerder een regen van momenten is dan zoiets als een verhaal, hoezeer we dat er ook van proberen te maken. Nu ja, een heel dikke verhalenbundel met tegenstrijdige verhalen.

En op een dag ben je die verhalen dan weer vergeten.

Op sommige situaties lijkt zo weinig antwoord. Het beeld van de oude, steeds meer verwarde man die doodalleen in zijn flat woont en niet meer wil, is pijnlijk. Dat ‘we’, dat is de inrichting van onze maatschappij, zulke mensen in de steek laten, denkt Daan Heerma van Voss. Oh, hoe begrijp ik zijn gevoel. Maar een antwoord? Je zou raar opkijken als op die lichtbakken in het Hilversumse station kwam te staan: „Neem euthanasie! Dan ben je ervan af!”