Handballer Samir Benghanem over het gevecht rond de cirkel: ‘Hard is het zeker, gemeen is het soms’

Samir Benghanem legt aan voor een schot in de wedstrijd tegen Qatar.


Foto ANP / Imago Sportfotodienst GmbH

Interview

WK handbal Samir Benghanem speelt bij de Nederlandse handbalploeg een centrale rol op het WK in Polen.

Alleen al vanwege zijn donkere kniekousen onder het lichtblauwe tenue is Samir Benghanem een opvallende verschijning in het veld, donderdag in Katowice, tijdens de eerste wedstrijd van het Nederlands handbalteam in de hoofdronde van het wereldkampioenschap. Met een nederlaag tegen Noorwegen en een zege op Argentinië uit de groepsfase op zak, moet Nederland winnen van Qatar om mee te blijven doen voor een plaats in de kwartfinale. Dat lukt, mede dankzij vier doelpunten van Benghanem. Het wordt 32-30 tegen de Aziatisch kampioen. Zaterdag is Duitsland de volgende tegenstander voor de Oranje-handballers, die hun wildcard meer dan waarmaken.

De 29-jarige Benghanem is cirkelspeler. Een cruciale, maar ook weinig benijdenswaardige positie. Het is op de rand van de cirkel duwen en trekken, uitdelen en incasseren. Benghanem, 1,96 meter en 105 kilo, deinst daar nooit voor terug. „Je krijgt klappen, maar angst moet je niet kennen”, zegt hij in een telefoongesprek een dag voor de overwinning op de Qatarezen.

Hoe word jij wakker op de ochtend na een wedstrijd?

„Met hier en daar blauwe plekken. En met spierpijn. Ik heb ook last van mijn linkerschouder, die voelt zeurderig aan, is overbelast. Met om de dag een wedstrijd, wordt het er niet beter op. Ik gooi gelukkig met rechts.”

NRC omschreef de positie van cirkelspeler eens als ‘een speelplaats voor rouwdouwers’.

„Daar kan ik me wel in vinden, al ziet het er soms lomper uit dan het is omdat er in het middenblok nou eenmaal vaak langere jongens staan.”

Het gevecht op de cirkelrand is hard. Is het ook gemeen?

„Hard is het zeker, dat geldt voor 95 procent van de duels. Dat vind ik juist zo mooi aan die strijd in de dekking. Gemeen is het soms. Niet door proberen iemand te blesseren, meer in de zin van shirtje trekken of een klap op de hand als iemand de bal wil vangen. Slimmigheden. In principe probeer je een tweeminutenstraf te vermijden. Vaak weet je wel wanneer het kan, maar het is een dunne lijn: wat ziet de scheidsrechter wel of niet, waar kom je mee weg. Iedereen in het veld weet precies wat er gebeurt, als tegenstanders spreek je ook wel eens je waardering naar elkaar uit voor een actie.”

Wat is jouw belangrijkste taak als aanvaller?

„Wij hebben een aantal kleinere, snelle jongens. Ik moet een blok zetten om ruimte te creëren voor de opbouwers, zodat zij er doorheen kunnen. De eerste loopbewegingen van elke aanval zijn van tevoren uitgedacht, maar we spelen natuurlijk gewoon door als het niet direct lukt. Ik moet dus altijd de bal verwachten. In de groepswedstrijd tegen Noorwegen kreeg ik twee of drie ballen meer dan normaal. Die gooide ik er ook in. Ik maakte zes doelpunten, dat was bijzonder.”


Lees ook: Kay Smits: ‘Wij dromen enkel van wat de vrouwen hebben gepresteerd’

Dat was het zeker. De Noorse spelers zijn fullprof, zoals dat bij alle grote handballanden het geval is. Benghanem werkt veertig uur per week als belastingadviseur, handbal is voor hem „een uit de hand gelopen hobby”. Hij is een van de zes spelers in de achttienkoppige WK-selectie, en de enige van het basisteam, die in de Nederlandse competitie speelt. Bij zijn club Aalsmeer trainen ze in de avonduren. Zijn deelname aan het WK is geregeld met vrije dagen en een topsportverlof, maar hij heeft in Polen, dat met Zweden toernooi-organisator is, ook af en toe gewerkt. „Het is geven en nemen.”

Hoe redt een amateur het op een WK?

„Ik moet net iets meer vragen van mezelf dan de rest. Maar ik heb hier elke dag tijd om naar de fysio te gaan, of de masseur. Als ik geluk heb, kan ik ook nog slapen overdag. Veel rusten is wel nodig. Het draait voor mij deze weken alleen om handbal. We hebben twee keer per dag een videomeeting. Dat is heel belangrijk, vooral in de verdediging hebben we er veel aan in de anderhalve dag tussen de wedstrijden. We weten precies welke variaties de tegenstander speelt.”

Wat leer jij zelf van die videobeelden?

„Voor mij is er nog meer te halen in het blokken van de verdedigers. Mijn timing of positionering is soms net niet goed. Na een wedstrijd worden alle aanvallen uitgeknipt en dan kan ik gaan analyseren. Hier lukte het wel, hier niet, hoe komt dat? Het kan gaan om net een pasje anders staan, net een seconde later draaien. Voor mij is er nog relatief makkelijk winst te behalen.”

Je hebt als cirkelspeler ook een centrale rol in de verdediging.

„Ja, dat vind ik uiteindelijk het mooist. Het winnen van een duel, een aanvallende fout meekrijgen omdat ik net een stapje slimmer ben dan mijn tegenstander. In mijn eentje vind ik verdedigen al mooi, als team vind ik het nog mooier. Mensen kijken naar handbal voor de aanvallende acties en doelpunten, maar ik vind het prachtig als we met z’n zessen die bal tegenhouden en de boel potdicht zit.”

Jouw positie kost veel energie, hoe hou je het vol?

„Op dit niveau is zestig minuten spelen niet mogelijk, dan ga je fouten maken. Per helft probeer ik toch wel zo’n vijf minuten rust te pakken, Iso [Sluijters] neemt dan een paar verdedigingen van mij over. Maar dat hangt ook weer af van straffen, time-outs, het tempo dat we spelen. De coach wisselt me als hij ziet dat ik moe word, maar meestal geef ik het zelf aan. En soms moet ik ook gewoon even door de zure appel heen.”