N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het kind slurpte luidruchtig de laatste slok sap op, dumpte beker met rietje op een tafel en rende ervandoor. Hij was lelijk, met kleine oogjes en een grote, gulzige mond. Dat de frêle vrouw met zoveel vertedering naar het kind keek, kon alleen maar betekenen dat ze zijn moeder was.
Die grote tegenstelling tussen de elegante verschijning van de volwassene naast de wanstaltige larvale vorm, deed me denken aan gaasvliegen. Aan goudoogjes bijvoorbeeld. Goudoogjes, Chrysoperla carnea s.l., zijn vrij algemeen en kunnen herkend worden aan hun lange, draadvormige antennen, glanzende ogen en grote vleugels die als een dakje over het ranke, helgroene lijf liggen.
Beschut overwinteren
Althans, in de zomer hebben ze die kleur. Zo vallen ze goed weg tegen de frisse groene tinten in de vegetatie. Tijdens de herfst zouden ze erg afsteken en al snel eindigen als hapje, dus dan veranderen ze in gelig-bruine diertjes. Met de grote vleugels fladderen ze dan graag huizen binnen, waar ze in onverwarmde ruimtes lekker beschut overwinteren.
In het voorjaar kruipen de insecten naar buiten en nemen ze hun groene kleur weer aan. En ze gaan zingen. Zowel mannelijke als vrouwelijke goudoogjes produceren geluid door met het achterlijf te vibreren. Dat achterlijf raakt het blad waarop ze zitten niet, maar brengt het wel in trilling, waardoor een baltslied ontstaat dat soortgenoten herkennen. Er blijken meerdere duidelijk verschillende liederen geproduceerd te worden, wat erop duidt dat die ene soort stiekem meerdere, zeer op elkaar lijkende soorten zijn. Dat is ook waar dat ‘s.l.’ achter de wetenschappelijke naam op duidt: het staat voor ‘sensu lato’ en betekent ‘in brede zin’. Binnen het Chrysoperla carnea¬-complex gaan dus meerdere soorten schuil. Inderdaad, een complex verhaal.
Het resultaat van de zang: partners vinden elkaar en paren, waarna het vrouwelijke goudoogje eieren legt
Eenvoudiger is het resultaat van de zang: partners vinden elkaar en paren, waarna het vrouwelijke goudoogje eieren legt. Dat doet ze in de buurt van sappige prooien als bladluizen. Omdat die vaak goed beschermd worden door mieren, worden de eieren op lange, dunne steeltjes geplaatst, zodat ze niet al te gemakkelijk te vinden zijn. Maar op deze manier zijn ze vooral beschermd tegen de gaasvlieglarfjes die als eerste uitkomen en hongerig op zoek gaan naar voedsel. Want hongerig zijn ze.
Vraatzuchtige monstertjes
Gaasvlieglarven zijn vraatzuchtige monstertjes. Ze zijn gulzig genoeg om alles wat ook maar een beetje eetbaar lijkt op te peuzelen, zelfs als dat kannibalisme inhoudt. Maar meestal bestaat het voedsel zoals gezegd uit bladluizen. Vooraan de kop van zo’n larve zitten twee flinke, sikkelvormige uitsteeksels. Dat zijn kaken. Ze zijn hol en kunnen in een bladluis of zelfs een flinke rups gestoken worden, waarna het slachtoffer leeggezogen wordt. De kaken zijn dus een soort kromme, ingebouwde rietjes. Dat maakt ze zeer populair onder tuiniers en akkerbouwers, die deze beestjes graag inzetten als biologische gewasbeschermers.
Een gaasvliegvrouw kan in haar leven honderden eieren leggen. Iedere nacht plaatst ze er een paar op een steeltje. Ze blijft niet rondhangen om ze te zien uitkomen en zal dus ook niet vertederd toekijken hoe haar goudoogappeltje een tuinier gelukkig maakt. Of een broertje leegzuigt.