Als het over de formatie gaat hebben we het, ook in Haagse Zaken, vaak over de Grondwet, de democratische rechtsstaat en over de spanning die er tussen de ideeën van de PVV en andere partijen aan de formatietafel. Maar de spanning is ook op een ander vlak voelbaar: geld. De verschillen tussen de partijen zijn immens als je naar de verkiezingsprogramma’s kijkt, drie van de vier partijen hebben hun programma niet laten doorrekenen en de tijd van politieke verschillen afkopen met geld lijkt nu toch echt voorbij.
In deze Haagse Zaken hoor je van Marike Stellinga en Rik Rutten over die onderlinge verschillen en hoe het denken over geld uitgeven in Den Haag niet alleen afhankelijk is van de economische situatie, maar vooral ook van de politieke werkelijkheid.
Heeft u vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze ombudsman via [email protected].
‘Remmen!” Het groepje van Marc Pouw (51) komt abrupt tot stilstand en kijkt verbaasd naar de file van ongeveer achthonderd fietsers voor hen. „What’s happening?” vraagt een buitenlandse renner aan een Belg, die droogjes antwoordt: „It’s time for a break.”
Wandelend naast hun fiets ontdekken deelnemers van de Marly Grav Race, afgelopen zondag in Zuid-Limburg, wat er aan de hand is. Na een bocht duikt plots een steile, onverharde klim op, waar de renners noodgedwongen moeten lopen. „Als één iemand een fout maakt op zo’n klim, moeten de rijders daarachter ook afstappen. Dan krijg je vanzelf een opstopping”, zegt Greg Perreman (28), deelnemer in de leeftijdscategorie 19 tot 34 jaar.
Ook Lorena Wiebes, rijdster bij de wielerploeg SD Worx–Protime, moet wachten bij de klim in de buurt van Gulpen. De elitevrouwen staan bijna een kwartier stil, voor ze weer verder kunnen met hun koers. „We hadden afgesproken om daarna geneutraliseerd te herstarten, zodat het eerlijk was en niet gevaarlijk werd bij het inhalen van amateurs,” zegt Wiebes na haar huldiging als winnares, op een plekje in de schaduw.
Combinatie amateurs en profs
Gravel is een vorm van wielrennen op onverharde wegen, zoals grindpaden, bospaden en landweggetjes. Het combineert elementen van wegwielrennen en mountainbiken. De fietsen lijken op racefietsen, maar hebben bredere banden en zijn gebouwd voor ruw terrein. De sport draait niet alleen om snelheid, maar ook om avontuur, techniek en sfeer.
In 2022 organiseerde de UCI, de internationale wielerunie, voor het eerst een officiële Gravel World Series en het allereerste WK Gravel.
Bij wegwielrennen rijden profs en amateurs apart, maar bij een gravelwedstrijd fietsen grote namen zoals Lorena Wiebes en Florian Vermeersch – profrenner bij UAE Team Emirates – tussen de liefhebbers. „Ik vind dat juist de charme van gravelen”, zegt Vermeersch voor de koers. Dat iedereen na de finish nog samen kan „chillen”, is volgens de Belg „een groot contrast met het profwielrennen”.
De mengvorm van profs en liefhebbers maakt een gravelwedstrijd uniek binnen de wielerwereld, volgens Tessa Neefjes, gravelprof voor Liv Racing Collective. „De gezelligheid hoort erbij”, zegt ze. „De vraag is of dat met de groeiende professionalisering door de UCI behouden blijft – ik hoop van wel.”
WK-kwalificatie
Aan de gravelwedstrijd van zondag doen ongeveer tweeduizend deelnemers mee, verdeeld over verschillende categorieën. De elitemannen en -vrouwen starten eerst, gevolgd door de amateurs, die zijn ingedeeld op basis van leeftijd. De leeftijdscategorie 75-79-jarigen start als laatste, twintig minuten na de elitemannen.
Binnen elke leeftijdscategorie zijn er amateurs die fanatiek rijden en deelnemers voor het plezier. Deelnemers kunnen bij inschrijving kiezen tussen een afstand van 100 of 155 kilometer. De route bestaat uit een ronde met drie lussen ten zuiden van Valkenburg. Wie 100 kilometer rijdt, doet de ronde twee keer; deelnemers aan de 155 kilometer rijden hem drie keer.
De Marly Grav Race is een officiële UCI Gravel World Series-wedstrijd, wat betekent dat deelnemers zich voor het WK kunnen kwalificeren als ze bij de beste 25 procent van hun categorie eindigen. „Er is een reële kans dat je als amateur het WK in jouw leeftijdscategorie haalt”, legt bondscoach gravel Laurens ten Dam uit. Dit draagt volgens de oud-prof bij aan de populariteit van de gravelwedstrijden. Ook deze koers was snel uitverkocht. Ten Dam benadrukt wel dat het niveau hoger wordt. „Een renner moet tegenwoordig echt harder fietsen dan drie jaar geleden voor een WK-kwalificatie.” Wie denkt dat de fanatieke amateurs alleen meedoen in de leeftijdscategorie 19 tot 34 heeft het mis. Ook bij de 70-plussers is er volop ambitie voor een ticket voor het WK. Jan Welles (70) rijdt voor het eerst een gravelkoers, maar hoopt dat „het gelukt is om een WK-ticket te krijgen”, zegt hij na de race.
Ontspannen sfeer
Veertig minuten voor de start is het vak van de elitemannen al bijna vol. De zon schijnt volop en de temperatuur is hoog, waardoor sommige renners al zweten voor de start. „Over een half uur geven we het startschot voor de herenelite”, roept de speaker, maar zijn stem is bijna niet te verstaan door het geluid van de rollerbanken – een apparaat dat wordt gebruikt om een fiets stilstaand te laten rijden. De voorsten in het startvak gebruiken de rollerbank om in te fietsen, zodat ze optimaal gepositioneerd zijn om opgewarmd de Cauberg op te rijden, die de renners enkele minuten na de start opfietsen,
Ook het startvak van de leeftijdscategorie 19-34 is al gevuld. Een half uur voor de race gaat Perreman naar zijn startvak. De categorie 19-34 heeft ongeveer zevenhonderd deelnemers. „Het principe is simpel: wie het eerst komt, staat het eerst”, zegt Jasper Vermazen, koersdirecteur van de Marly Grav Race.
Vermeersch wandelt op zijn gemak naar het startvak. Hij maakt nog een praatje met een paar bekenden en sluit achteraan aan. „Het is een lange koers, je hebt alle tijd om naar voren te rijden”, zegt de renner van UAE na afloop.
Die ontspannen houding is kenmerkend voor gravelwedstrijden. Soms zijn de feestjes achteraf bijna belangrijker dan de koers zelf, volgens Wiebes. De renster vindt het mooie aan gravel dat het „zo toegankelijk is”. Ook Neefjes vindt „de sfeer altijd leuk”. De gravelprof blijft na afloop van een wedstrijd vaak „hangen om iets te drinken met de amateurs en te horen hoe hun wedstrijd was”.
Stofwolken en valpartijen
Dat maakt het gravelen als sport zo leuk, vertelt Pouw. Hij is met een groepje fietsers al eerder naar Limburg gekomen en heeft gisteren ook de toertocht van 85 kilometer gereden.
Het wedstrijdelement hoeft van hem niet meer – hij wil er vooral „een leuk weekend van maken”. Daarom rijdt hij niet in, maar „fietst vanzelf warm”. Daar denkt de 70-jarige Welles anders over, vertelt hij na de koers. „Als je ouder wordt, duurt het langer tot je op gang bent. De eerste minuten kreeg ik bijna kramp in mijn benen.”
De start was voor beide mannen „totaal niet chaotisch”. Heel anders dan de ervaring van Perreman. „Op de Cauberg waren zó veel mensen”, zegt de renner uit België. „Gelukkig was de weg daar nog breed, maar toen we de eerste onverharde paadjes opdraaiden werd het echt chaotisch.”
Bij het eerste onverharde stuk zijn de verschillende categorieën al gemengd. Stofwolken schieten de lucht in. „Ik zag alleen maar stof, dus inhalen was te gevaarlijk”, aldus Perreman.
Het eerste graveldeel betekent ook de eerste valpartijen. Links van de weg liggen drie renners in het gras, hun kleding bedekt met stof, zodat ze bijna opgaan in het landschap. „Ik zag veel valpartijen en mensen langs de kant zitten, maar gelukkig hoorde ik daar zelf niet bij”, zegt Perreman na afloop. „In de eerste tien minuten zei ik tegen mezelf: rustig aan, deze wedstrijd duurt vijf uur – je wint ’m niet in de eerste minuten.”
Geen eigen koers
De combinatie van profs en amateurs maakt gravelwedstrijden laagdrempelig, maar zorgt ook voor complexe en soms gevaarlijke situaties. „Bij de World Series in Aken reden we op een klein rondje”, vertelt Neefjes. „Door de vele leeftijdscategorieën wordt het soms gevaarlijk. De 70-plussers rijden langzamer, terwijl de elite mannen en vrouwen hen met hoge snelheid inhalen.”
Soms beïnvloeden die verschillende groepen ook elkaars wedstrijd. Zo haalden bij het EK vorig jaar de amateurmannen (19-34 jaar) het peloton van de vrouwen elite in. „Sommige vrouwen konden aanhaken bij die groep”, vertelt Wiebes telefonisch, een paar dagen voor de Marly Grav Race. „Die hadden natuurlijk voordeel.”
Daarom belde Neefjes een dag voor de wedstrijd met de organisatie. De dames waren ingedeeld voor de leeftijdscategorie 19 tot 34 jaar, maar kregen een nieuwe startpositie achter de categorie 45-49 jaar. Er zat maar twee minuten tussen de verschillende categorieën, wat volgens Neefjes te weinig was. Dit zorgde ervoor dat veel renners zondag toch profiteerden van deelnemers uit andere categorieën. „Je mag inhalen en aanhaken”, zegt koersdirecteur Vermazen.
Het blijft lastig om een goede tijdsplanning te maken, zegt Wiebes. De enige echte oplossing ziet ze in het uitsmeren van de wedstrijd over twee dagen. Maar dat is organisatorisch bijna onmogelijk, vertelt Vermazen. „We hebben een vergunning gekregen om één dag de wegen af te sluiten.”
Materiaalpech
Halverwege een steile afdaling liggen tussen de boomwortels ongeveer dertig bidons op een hoop. Een oudere man probeert ze te ontwijken, maar verliest zijn evenwicht. Hij vliegt over zijn stuur, belandt met zijn hoofd in de berm, gevolgd door de rest van zijn lichaam. Even kijkt hij beduusd om zich heen, controleert of hij gewond is – en stapt weer op zijn fiets.
De bidons stuiteren uit de bidonhouders bij heftige afdalingen. Slechte voorbereiding van de renners, vindt Perreman. „Voor de koers moet je controleren of je bidon goed vastzit”, legt de Belgische renner uit. Veel hinder had hij er zelf niet van. In snelle afdalingen moet je volgens hem vooral „de knop omzetten”. „Sommige stukken zijn technisch, dan moet je erop vertrouwen dat je voorganger goed kan sturen.”
Niet alleen valpartijen liggen op de loer bij een technische afdaling, er is ook een grotere kans op materiaalpech. Ook bij Vermeersch. Net nadat hij weggereden is, samen met een andere renner, rijdt hij lek. „Het gebeurde in een afdaling. Ik weet niet precies wat het was – waarschijnlijk een steen”, zegt hij na afloop, zittend aan een picknicktafel met vrienden.
Vermeersch rijdt tubeless: een band zonder binnenband, waarin latexvloeistof kleine lekken automatisch dicht. „Maar het gat was te groot”, vertelt hij na afloop. Een mecanicien probeert nog te helpen, maar niets werkt. Na vijf kilometer fietsen op zijn velg krijgt Vermeersch een nieuw wiel. Uiteindelijk finisht hij als 22ste.
Inhaalacties
„Kom rechts!”, hoort Welles tijdens zijn laatste ronde – de tweede van vandaag. Alle mannen boven de zestig rijden automatisch honderd kilometer. Tim Wellens, profrenner bij UAE Team Emirates, die solo vooruit rijdt in het elitepeloton, haalt hem in. Niet veel later volgt ook het groepje achtervolgers. „Dan moet je echt je koppie erbij houden”, zegt Welles na afloop, zittend op een muurtje in de zon, met een cola in zijn hand. „Een keer werd ik ingehaald tijdens een afdaling met veel los grind. Ik wilde opzij voor die renners, maar kwam toen zelf in de prut terecht.”
Ook het groepje van Pouw wordt ingehaald door de profs. Gelukkig vooral op brede paden en niet in een steile afdaling. „Toen die snelle gasten me inhaalden, dacht ik: kan beter gaan golfen.”
Lees ook
Lees ook: Champagne-gravel in de Tour de France – de opmars van fietsen over onverharde wegen is onstuitbaar
De asieladvocaat belde eind vorige maand met heel goed en heel slecht nieuws. Joeri (18) krijgt een verblijfsvergunning. Maar de rest van zijn gezin – zijn ouders en twee broertjes – moet het land uit. De asieladvocaat liet Joeri en zijn familie weten meteen tegen die uitspraak in beroep te gaan.
NRC tekende vorig jaar het onwaarschijnlijke asielverhaal op van Joeri en zijn gezin. Hij had toen net gehoord dat hij was geslaagd voor zijn eindexamen gymnasium aan het Han Fortmann in Heerhugowaard. Joeri bracht zijn schoolloopbaan door in asielzoekerscentra verspreid door heel Nederland: in Heerhugowaard verbleef hij in zijn negende azc, Han Fortmann was zijn derde middelbare school.
Hij werd geboren in Moskou, zijn ouders zijn Georgische jezidi’s. In 2010 vluchtte het gezin vanuit Rusland naar Nederland, Joeri was drie jaar. Begin 2020 was het gezin uitgeprocedeerd: Nederland had de terugvlucht naar Moskou al geboekt. Maar het hart van Joeri’s vader was te zwak voor de vlucht, zei de dokter. Toen kwam corona en ging het luchtruim dicht. Het gezin verhuisde van het detentiecentrum terug naar een azc, Joeri pakte zijn schoolboeken weer uit. Na Poetins invasie van Oekraïne in 2022 plofte er een brief op de mat van Joeri’s oma in Moskou: of haar kleinzoon zich gezien zijn naderende achttiende verjaardag alvast wilde melden ter registratie met het oog op zijn militaire dienstplicht. Maar Joeri wilde studeren, in Amsterdam, zelfs al had hij geen recht op studiefinanciering.
Voor m’n ouders zou het gevaarlijk zijn terug naar Rusland te gaan. Alleen al dat zij het land zijn ontvlucht en hun oudste zoon nu al een paar jaar geen gehoor geeft aan de dienstplicht
Lezers van het NRC-artikel boden en masse aan geld te doneren, waarop een crowdfunding-actie werd opgezet door de fotograaf van het artikel, Mona van den Berg. Er werd liefst 16.000 euro ingezameld.
Het gezin diende een nieuwe asielaanvraag in, gestoeld op de dreigende dienstplicht. Joeri, sinds september achttien jaar oud, werd vorige maand twee dagen lang gehoord door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De dienst hoorde ook zijn ouders.
Joeri werd in september achttien. Hij woont sinds zijn derde in Nederland in opgeteld negen azc’s en behaalde vorig jaar zijn gymnasiumdiploma.
Foto Mona van den Berg
Hoe reageerde je op het telefoontje van de advocaat?
„Het is fantastisch dat ik in Nederland mag blijven. Maar we hebben het niet kunnen vieren, al gaven mijn ouders me een kus. Feit is: we zijn een gezin. We zijn niet naar Nederland gekomen om gescheiden te worden. Dat mijn broertjes en mijn ouders, die zoveel hebben opgeofferd, geen verblijfsvergunning zouden krijgen: het is moeilijk om toe te geven maar ik ben er wel gefrustreerd over. Ik begrijp het gewoon niet. Als zij worden teruggestuurd, dan denk ik dat ik ze echt nooit meer zie.”
Waarop beroept de asieladvocaat zich?
„Op schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens [dat draait om het recht op respect voor privé- en familieleven]. De zaak dient in augustus. De advocaat zei meteen toen ze belde dat het allemaal heel dubbel was en dat je deze situatie niet vaak ziet. Ik ben ‘apart’ beoordeeld, zo lijkt het, los van mijn gezin, omdat ik nu achttien ben. Maar we wonen al vijftien jaar in Nederland. Mijn jongste broertje Wowa is hier geboren. Hij zit in twee havo hier in Heerhugowaard.”
Je broertjes zijn veertien en vijftien. Ook hen hangt dienst in het Russische leger boven het hoofd?
„Ja, als Dimitri zestien wordt, zal ook hij worden opgeroepen voor een keuring. Maar ook voor m’n ouders zou het gevaarlijk zijn terug naar Rusland te gaan. Denk alleen al aan het feit dat zij het land zijn ontvlucht terwijl hun oudste zoon nu al een paar jaar geen gehoor geeft aan de dienstplicht. Dat maakt je niet geliefd.”
Hoe is het met de gezondheid van je vader?
„Hij heeft veel last van stress. Een paar maanden geleden kwam de ambulance en dat was wat ze na onderzoek zeiden: heel veel stress.”
Je doet de studie built environment aan de Hogeschool van Amsterdam, een mix van civiele techniek en bouwkunde. Intussen zit jouw eerste studiejaar er alweer bijna op. Hoe bevalt het?
„Ik heb tot nu toe al mijn studiepunten gehaald en heb bijna mijn propedeuse binnen. Alles wordt betaald door de crowdfunding, dat is echt geweldig. Ik heb vier keer per week college. Dan ga ik met de trein op en neer. Ik vind de studie heel leuk. Vandaag nog waren we op werkbezoek bij een groot bouwbedrijf dat enorme wooncomplexen bouwt, het lijkt me heel leuk me met dat soort projecten bezig te gaan houden.”
Je woont nog op het azc. Wil je niet op kamers?
„Gezien mijn verblijfsvergunning start er binnenkort een huisvestingstraject. Ik hoef niet per se naar Amsterdam: het liefst blijf ik hier in de omgeving wonen. Dicht bij mijn ouders en broertjes.”
Niet zonder oprechte belangstelling luisterde ik altijd naar verhalen van bejaarden over hun valpartijen. Zou het mij ook kunnen overkomen? Welnee, ik was immers nog fit genoeg. Goed, ik kende de cijfers: een op de drie ouderen boven de 65 jaar valt minstens een keer per jaar. Maar dat waren vast mensen die al iets ‘onder de leden hadden’ – om maar even een hoogbejaard gezegde te gebruiken.
Dus begaf ik mij onlangs vroeg in de morgen nietsvermoedend op iets te los zittende sandalen naar de brievenbus om mijn vier dagbladen op te halen. Ik klemde ze naar vast gebruik onder mijn rechter oksel en liep terug naar de eerste trap in het trappenhuis. Ik was, als altijd, een beetje gehaast omdat ik niet graag ongewassen en ongekamd in kamerjas betrapt wil worden – je gunt je buren een aangenamer begin van een dag waar ze misschien toch al erg tegenop zien.
Ik zette mijn linkervoet op de eerste tree, bleef even haken – en viel vervolgens languit voorover en sloeg met mijn bebrilde gezicht voluit tegen de hogere treden. Nooit beseft dat een val zich zo snel en plotseling kan voltrekken. Een val in een flits, zo’n val is een flits – een val als een overval. Daar kan geen valtraining tegen helpen.
Ik richtte me moeizaam op en keek verdwaasd naar de hoeveelheid bloed die mijn gezicht in korte tijd produceerde: bloed op de trap, in mijn handen, op mijn kamerjas en op de kranten, alsof die deze dagen al niet genoeg bloederig nieuws bevatten. Waar was mijn bril? Die lag, merkwaardig genoeg, puntgaaf naast de trap. En mijn sleutels, ik had ze in mijn linkerhand gehad, waar waren ze gebleven? Ik wilde naar mijn huis, dat bloed moest weggewassen, als een schandvlek, zo gauw mogelijk. Eén angst overheerste: neus gebroken.
Ik bonsde op een belendende deur, maar daar was niemand thuis. Terwijl het bloed van mijn handen drupte, liep ik naar de hoogste etage waar jonge studenten wonen. Gelukkig deed T., een vergevorderd studente medicijnen, open. Ze zette me zonder aarzelen op een stoel, maakte mijn handen en gezicht schoon en bekeek de schade aandachtig. Haar diagnose: geen gebroken neus, hechtingen niet nodig, pleisters volstonden.
Ze zocht en vond mijn sleutels, verwijderde met een sopje de bloedsporen in het trappenhuis en bracht me naar huis terug. Op haar advies bezocht ik later op de dag mijn huisarts die de bevindingen van haar collega in spe bevestigde. Ze zei er nog iets bij : „U hebt een lichte hersenschudding, doe het rustig aan, mijd drukke bijeenkomsten, drink geen alcohol.” Een lichte hersenschudding, hoe kon ze dat weten? „Omdat iedereen na zo’n klap een lichte hersenschudding heeft.”
Weer wat geleerd. Ik houd wel van duidelijke artsen, zoals die andere huisarts die geen prostaatkanker bij mij constateerde, maar er wel droogjes aan toevoegde: „Alle mannen krijgen ooit prostaatkanker.”
Wat had ik nog meer geleerd? Voortaan gewassen en gestreken én op goede sandalen ongehaast naar de brievenbus. Een beetje valangst kan geen kwaad, ik heb trouwens meer trapangst dan valangst. Dat is wel vervelend: dat ik voortaan elke dag meermalen die eerste trede over moet, het is een vijand geworden die ik nooit meer zal vertrouwen, maar waar ik toch vriendelijk tegen moet doen. Anders wordt het wéér oorlog.