Rituelen met slurven, hoeven, snavels, klauwen en kaken

Ballen in de kerstboom, eieren met Pasen, bloemen op een grafkist, een schooltas aan de vlaggenmast. Maar ook: zingen onder de douche, een borrel op vrijdagmiddag, een eitje op zondagochtend. Het zijn allemaal rituelen die zijn voorbehouden aan mensen. Ze hangen vaak samen met religie, sociale structuren of toch ten minste zeer menselijke routines. Toch hebben dieren ook rituelen, horen we vaak. Maar klopt dat eigenlijk wel? Is dat geen paardenfluisterend wensdenken van zwevende geitenwollensokken?

Volgens olifantenonderzoeker Caitlin O’Connel is er geen twijfel over mogelijk: dieren kennen rituelen. Zij hanteert in haar boek Wild Rituals (2021) een definitie uit de sociale psychologie, uit een gezaghebbend artikel van de Canadees Nicholas Hobson (2017): een ritueel is „een specifieke handeling of reeks handelingen die op een precieze manier wordt verricht en regelmatig wordt herhaald”. In het Namibische Etosha National Park observeerde O’Connel jarenlang olifanten. Die kennen uitgebreide, vaste rituelen voor onder meer begroeting, spel en misschien zelfs rouw.

Veel andere onderzoekers publiceerden studies over rituelen bij dieren, vooral bij primaten: spel bij gorilla’s, begroeting bij bavianen, vriendschapsbevestiging bij kapucijnaapjes. Die laatste gebruiken daarbij volgens de auteurs zelfs ‘heilige objecten’.

Ook over het waarom van deze rituelen is veel geschreven – zowel in menselijke als in dierlijke context. Op het raakvlak daarvan zijn er veel artikelen die gaan over de evolutie van religie en spiritualiteit bij vroege mensachtigen. Rituelen, zo stellen alle auteurs, zijn vooral bedoeld om sociale banden te versterken. Dat heeft evolutionaire waarde: steviger banden zorgen voor meer voedsel, meer veiligheid en meer voortplanting, kort gezegd. Alle andere functies van rituelen zijn daarop terug te voeren. Het rituele hoefschrapen, snuiven en om elkaar heen draaien van herten en rammen dient bijvoorbeeld vooral om elkaars kracht en behendigheid in te schatten. Het idee is dan dat de underdog het veld kan ruimen voordat het tot een écht gevecht komt. Dat verhoogt de overleving.

De twee olifanten leggen hun slurf in elkaars bek, heel voorzichtig, teder bijna

Een van de eersten die op die manier naar dierenrituelen keken, was de Britse bioloog Julian Huxley (1887-1975). Hij besteedde in 1914 twee volle weken aan het bestuderen van het complexe baltsgedrag van futen. Hij schreef daarover een uitgebreide publicatie, waarin hij overigens niet sprak over de ‘rituelen’ maar de ‘gewoonten’ van de fuut. Maar in later jaren, toen hij zich ontpopte als grondlegger van de gedragsbiologie, verwees hij wel degelijk naar deze hofmakerij als een ritueel.

Een rituele categorie waarover veel discussie is, is rouw bij dieren. Veel dieren waken bij hun doden, waaronder olifanten, mensapen, dolfijnen en zelfs kraai-achtigen. Olifanten zouden hun doden soms zelfs ‘begraven’, met aarde, bladeren en takken. Sommige apen- en dolfijnenmoeders dragen hun dode baby’s nog dagenlang met zich mee. Maar over wat dit betekent, lopen de meningen uiteen. Voelen de dieren echt verdriet? Of is het eerder fascinatie, of soms zelfs een vergissing? En omdat het gedrag niet standaard is voor de soorten in kwestie – veel chimpansees schenken bijvoorbeeld geen enkele aandacht aan hun doden – zien veel wetenschappers rouw bij dieren niet echt als een ritueel.

Er zijn genoeg andere bijzondere gedragingen die je wel degelijk als ritueel kunt beschouwen. In dit artikel nemen we er een paar onder de loep, uit vier categorieën: begroeting, hofmakerij, territoriumstrijd en jacht.

BegroetingDe slurf van de olifant

Twee vrouwelijke olifanten (Loxodonta africana) staan tegenover elkaar, de hoofden hoog boven de schouders geheven. Ze flapperen met de oren, brommen luid en trompetteren met de slurf. Dan verstrengelen ze hun slurven met elkaar, de puntjes trillend van anticipatie. Caitlin O’Connel beschrijft het beeldend in haar boek Wild Rituals: de olifanten raken elkaars mondhoek aan met de punten van hun slurf. Dan leggen ze hun slurf in elkaars bek, heel voorzichtig, teder bijna. „En toen gebeurde het onvermijdelijke. Geen begroeting van vrouwtjesolifanten is ooit voltooid zonder een plotselinge en grondige lediging van zowel darmen als blaas.”

De slurfbegroeting is een uiting van vertrouwen en overgave, betoogt O’Connel, want de bek van de olifant is heel krachtig en de slurf uiterst gevoelig. Het gedrag gaat terug op het proeven, ruiken en herkennen van elkaar, maar heeft inmiddels een geheel geritualiseerde vorm gekregen. „De traanklier bij hun ogen gutste inmiddels hevig. Er gebeurde duidelijk iets belangrijks tijdens hun hereniging, zowel psychologisch als fysiologisch.” En: „Het was opvallend hoe nadrukkelijk en aandachtig ze de zeer specifieke reeks geritualiseerde gebaren doorliepen.”

Begroetingsrituelen bij olifanten en andere dieren, zo schrijft O’Connel, zijn essentieel voor een vreedzaam samenleven. Ze bestendigen onderlinge banden, soms ook onderlinge rangordes. Net als bij mensen: een handdruk, een omhelzing of soms zelfs een simpel oogcontact bevat vaak een schat aan sociale signalen.

HofmakerijDans van de fuut

Er zijn veel dieren die dansen om een partner te bekoren, zoals David Attenboroughs beroemde paradijsvogels en het komische Australische pauwspinnetje (Maratus volans), dat danst met zwaaiende pootjes.

Maar er zijn ook soorten waarbij beide partners dansen. Neem nu mannetje en vrouwtje fuut (Podiceps cristatus) in onze eigen sloten. Het begint met het aanbieden van een visje, als ritueel geschenk. Beide vogels liggen plat voorover op het wateroppervlak. En dan gaat het los. Samen de borst vooruit en de kop omhoog. Snavel omhoog en omlaag. Niet synchroon, maar steeds in antwoord op elkaar. Snavel snel van links naar rechts, alsof er een druppel wordt afgeschud. Kop over de schouder om een veertje te schikken op de rug. En dan het klapstuk: beide vogels schieten recht overeind, de buiken tegen elkaar. Hevig watertrappelend komen ze secondenlang bijna helemaal uit het water, de nekken gestrekt, de kragen opgezet. Vaak hebben ze hierbij een pluk nestmateriaal in de bek. En dan is het weer rustig. De liefde is verklaard.

De vogels doen dit ook nog als er al jongen zijn. Het ritueel dient dus niet alleen als hofmakerij, maar ook om de paarband te bestendigen, zo schreef Julian Huxley al in 1914. Het is een typisch voorbeeld van hoe gedragingen uit één gedragssysteem (jongen voeren, poetsen, nestbouwen) een geritualiseerde plek hebben gekregen in een ander gedragssysteem (balts).

Twee dansende futen, een ritueel dat de vogels uitvoeren om de paarband te bestendigen.
Foto Nature Picture Library/ANP

TerritoriumstrijdDe worp van de Darwinkever

De Darwinkever (Chiasognathus grantii) is een Zuid-Amerikaans lid van de familie van de vliegende herten. Deze kevers hebben enorme kaken, die ze gebruiken bij het strijden om een vrouwtje. Die gevechten vinden plaats op tientallen meters boven de grond, op een horizontale boomtak. Het gaat er stevig aan toe: de kevers haken hun enorme kaken onder het schild van de tegenstander. En dan volgt een soort judo, met heuse heup- en schouderworpen. De winnaar gooit de verliezer naar beneden. Hij mag dan paren met het vrouwtje dat vlakbij zit te wachten – waarna hij ook háár zonder pardon naar beneden smijt, in een soort onnadenkende reflex.

Charles Darwin (1809-1882) beschreef deze keversoort tijdens zijn beroemde reis met het schip de Beagle. Hij was gefascineerd door de kaken van de mannelijke kevers, die langer zijn dan hun lijf en enkel dienen voor het vechten. „Ze zijn niet krachtig genoeg om je vinger pijn te doen”, schreef de bioloog. Hij testte dit altijd even bij alle insecten die hij levend verzamelde, om de pijn en zwelling vervolgens minutieus te noteren.

Of je dit gevecht trouwens echt een ritueel kunt noemen, daarover verschillen de meningen. Er is inderdaad een duidelijke, vaste volgorde in de handelingen, en die dienen elk een vast doel. Maar zo zou je alle paringen, en wat daaraan voorafgaat, als ritueel kunnen bestempelen.

Een gevecht tussen twee Darwinkevers. Het winnende mannetje gooit zijn opponent van de boomtak, vele meters boven de grond.
Foto Mary Evans Picture Library/ANP

jachtDe jacht van de wilde hond

Afrikaanse wilde honden (Lyacon pictus) zijn sierlijke, zwart-wit-roodbruin gevlekte hondachtigen. Ze leven in hechte familiegroepen met complexe sociale structuren. Hun jacht is sterk geritualiseerd. Het begint ermee dat één van de groepsleden – en dat hoeft niet per se de baas te zijn – het initiatief neemt met een typisch, nies-achtig geblaf. Als de rest ook honger heeft, dan volgt een uitbundige explosie van geblaf, gejank en gekwispel – een tafereel dat sterk lijkt op het begroetingsritueel bij deze soort.

Maar dan opeens is het voorbij en begint de eigenlijke jacht. Ook die volgt vaste patronen. De leider selecteert het doelwit in een kudde en zet de achtervolging in. Twee vaste individuen kiezen elk een flank en maken een omtrekkende beweging om de prooi af te snijden. En de rest volgt op korte afstand om te kunnen inspringen wanneer het zover is. Maar liefst 85 procent van de jachtpartijen eindigt in een kill.

Ook het verdelen van de buit is een vaststaand ritueel. De oudere dieren scheuren de prooi uiteen, terwijl de jongste smekende geluidjes maken. Dat blijkt te werken: de pups mogen als eerste eten. Daarna eet het dominante paar. En dan pas eet de rest, in volgorde van oplopende leeftijd. Deze verdeling van jong naar oud is een uitzondering in het dierenrijk. Een extreem sociale oplossing, vinden Australische onderzoekers. Behalve dan dat bejaarde dieren er vaak bekaaid van afkomen.

Afrikaanse wilde honden maken zich op voor de jacht in een wildpark in Zimbabwe.
Foto Getty Images