Op de zolders van Europa bloeit een vorm van seks die tot nu toe onbekend was. En dan nog wel bij zoogdieren. De mannetjes van de laatvlieger (Eptesicus serotinus), een van de grootste Nederlandse vleermuissoorten, gebruiken hun penis nooit voor penetratie. Ze gebruiken hem „wellicht als een soort copulatie-arm”, schrijven onderzoekers deze week in Current Biology. Ze klemmen het vrouwtje ermee vast, een halfuur tot soms wel twaalf uur lang, en schuiven er dan een huidflap mee aan de kant die haar vagina bedekt.
Wat er daarna precies gebeurt is nog een raadsel, want vleermuisparingen zijn moeilijk te filmen, schrijven de onderzoekers. Maar duidelijk is dat de penis niet de vagina in gaat, want dat zou onmogelijk zijn: de penis is zowel zevenmaal zo lang als zevenmaal zo breed als de vagina, die maar 1 bij 2 millimeter meet. Waarschijnlijk wordt er een beetje geduwd en gesmeerd, is het vermoeden – net zoals bij de ‘cloaca-kus’ van vogels. Die duwen hun geslachtsopeningen (cloaca’s) tegen elkaar tijdens het overbrengen van het sperma.
Dit verhaal in Current Biology is op zichzelf al verrassend genoeg, met prachtige afbeeldingen van het hartvormige penis-uiteinde en de intieme omhelzing van de ondersteboven vleermuizen. Maar dan staat er dit intrigerende zinnetje: „We documenteerden 93 vermoedelijke paringen op de zolder van een Nederlandse kerk.”
Daar willen we meer van weten. Na de eerste auteur, de Zwitser Nicolas Fasel, blijkt de tweede auteur een Nederlander te zijn. Zijn naam is Jan Jeucken, oprichter-voorzitter van Stichting De Laatvlieger in Limburg.
Jongetje van negen
Tien jaar geleden, zo vertelt Jeucken (72) aan de telefoon, ontdekte hij dat er iets gaande was onder het dak van de Matthiaskerk in Castenray, bij Venray. „Kennissen hadden daar grote vleermuizen zien vliegen. Daar was nog niks over bekend. Dat wekte mijn interesse. Als jongetje van negen ving ik mijn eerste vleermuis, en die liefde is nooit meer overgegaan.”
Jeucken besloot een paar avonden bij de kerk te gaan posten, rond zonsondergang, als de dieren vertrekken om te gaan jagen. Al gauw zag hij dat dit een van de grootste kolonies van Nederland moest zijn. „Veertig avonden heb ik daar gestaan”, vertelt hij. „Honderden dieren vlogen onder het dak vandaan. Het grootste aantal dat ik telde op één avond was 270: allemaal moeders met jongen. Toen wist ik wel dat dit een kraamkolonie was.”
En daar begon in het hoofd van Jeucken een plannetje te broeien. Een soort waar nog zó weinig over bekend is, die zo zeldzaam is en zo’n verborgen leven leidt – en dan op zo’n mooie plek? Daar moest toch met slimme foefjes van alles aan te onderzoeken zijn. Niet voor niets was Jeucken ooit instrumentmaker geweest én waarnemer voor een ecologisch adviesbureau.
„Ik ging infraroodcamera’s regelen, en toestemming van het kerkbestuur, en vergunningen en verzekeringen”, vertelt hij. „Dat was nog een heel gedoe.” Paul van Hoof, een bevriende natuurfotograaf, kwam met het plan van radiozenders. En Jeucken installeerde zelf een telpoort: een opstelling van gaas waar de dieren overheen moeten kruipen als ze in- en uitvliegen, met drie camera’s die alles registreren. De provincie Limburg betaalde de telpoort – Jeucken had speciaal daarvoor zijn stichting opgericht – maar het geld voor nog eens twintig losse camera’s kwam uit zijn eigen zak. „Ja, je bent een malloot of je bent het niet.”
De twintig camera’s hing hij op strategische plekken op de kerkzolder. „Precies boven het priesterkoor. Dat is het gedeelte van de kerk waar het altaar staat”, legt Jeucken uit. „Dat gedeelte, inclusief het dak, dateert uit 1485. Blijkbaar vinden die vleermuizen het daar fijn, met precies de juiste ruimtes tussen de balken.” Ook in het naburige dorp Leunen zitten zijn vleermuizen graag boven het priesterkoor, weet Jeucken nu dankzij de radiozenders. „Dat dateert uit dezelfde tijd. Ja, ze zijn kieskeurig, die laatvliegers. Je zult ze nooit in een vleermuiskast vinden.”
De twintig camera’s kan Jeucken vanuit zijn studeerkamer bedienen. „Ik kan inzoomen, uitzoomen, naar links, rechts, boven, onder. Zo kan ik alles volgen. Ja, ik voel me wel een beetje een voyeur.” De camera’s filmen dag en nacht, zeven dagen per week. „Ik kijk al die beelden dagelijks na, om te zien of er wat bijzonders gebeurt. Alleen de mooiste beelden sla ik op.”
De drie camera’s in de telpoort schieten elk 55 beelden per seconde. Zo komen alle bewegingen in groot detail in beeld. „En toen waren die laatvliegers zo vriendelijk om op dat gaas te gaan paren, met hun buiken naar de camera toe. Dat was wel een verrassing. Meestal zie je vleermuizen alleen op de rug. Dus hoe zo’n paring precies in zijn werk gaat, dat had nog nooit iemand gefilmd.”
Wonderlijke geslachtsanatomie
De Duitse leverancier van de telpoort bracht Jeucken in contact met de Zwitserse vleermuiskenner Nicolas Fasel. „Die was meteen helemaal hoteldebotel”, vertelt Jeucken. Met collega’s uit Duitsland, Polen en Oekraïne deed Fasel al langer onderzoek naar het gedrag en de wonderlijke geslachtsanatomie van deze soort. Zij hadden al gezien, bij dieren in gevangenschap, dat de penis veel te groot is voor de vagina. „Maar we dachten dat er misschien sprake was van een post-coïtale zwelling, net als bij honden”, schrijft Fasel in Current Biology.
Hoe de zaadoverdracht precies plaatsvindt, is ook op Jeuckens supercamera’s niet goed te zien. Hij ziet alleen dat het mannetje met zijn penis de huidflap van het vrouwtje wegduwt, en dan zijn achterlijf heen en weer wrijft tegen haar buik, waarna haar vacht er vochtig uitziet. „Ik lig er ’s nachts weleens wakker van”, zegt hij. „Hoe kán dat nou plaatsvinden? Ik zie wel dat na de paring de vulva van het vrouwtje wat naar buiten steekt. En het uiteinde van de penis is hol. Zou hij haar misschien vacuüm trekken, waarna het zaad naar binnen wordt gezogen? Dat zou ik nog wel verder willen onderzoeken, met allerlei sensoren.”