N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Prijsontwaarding Energieprijzen waren de grootste aanjagers van de inflatie. Gemiddeld was de prijs voor energie vorig jaar 114 procent hoger dan in 2021, meldt het CBS.
Markt in het centrum van Haarlem. Ook de prijzen voor voeding waren in 2022 hoger.
Foto Remko de Waal/ANP
In heel 2022 lag de inflatie gemiddeld 10 procent hoger ten opzichte van het jaar daarvoor, toen de prijsontwaarding op 2,7 procent was gemeten. Het inflatiecijfer van vorig jaar is het hoogste in bijna vijftig jaar, alleen in 1975 lag het percentage hoger. Toen waren de prijzen gemiddeld 10,2 procent duurder vergeleken met een jaar eerder. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dinsdag.
Een van de voornaamste veroorzakers van de stijgende prijzen zijn de tarieven voor elektriciteit, gas en stadsverwarming. Gemiddeld was de prijs voor energie vorig jaar 114 procent hoger dan in 2021, aldus de CBS-economen. Een andere aanjager van de inflatie is motorbrandstoffen, die ruim 18 procent duurder waren vergeleken met het jaar ervoor. Automobilisten betaalden in 2022 gemiddeld 2,07 euro voor een liter benzine, waar dat een jaar eerder nog 1,82 euro was.
Ook de prijzen voor voeding lagen in 2022 een stuk hoger. Gemiddeld ging het om een prijsstijging van 10,8 procent vergeleken met het jaar ervoor. Vooral groenen, vlees, zuivel, brood, granen en groente waren vorig jaar duurder.
Dinsdag werd ook bekend dat de inflatie in december vorig jaar op 9,6 procent lag. Dat is een daling vergeleken met november, toen de gemiddelde prijsstijging op 9,9 procent werd gemeten. Sinds september daalt de inflatie in Nederland, in die maand lag de prijsontwaarding nog op ruim 14 procent.
Vorige week bleek al uit cijfers van het statistiekbureau dat de gemiddelde cao-lonen in twintig jaar niet zo sterk zijn toegenomen. Omdat de inflatie nog harder is gestegen, gaan werknemers er desondanks in hun koopkracht op achteruit. De salarissen stegen in 2022 gemiddeld met 3,6 procent, maar dat is voor velen niet genoeg om te kunnen voorzien in het levensonderhoud: gecorrigeerd naar inflatie daalden de lonen namelijk gemiddeld met 6 procent.
Europese vergelijking
De onderzoekers van het CBS gebruiktem de meetmethode volgens de consumentenprijsindex (CPI). Die wijkt iets af van de Europees geharmoniseerde consumentenindex (HICP), die de verschillen tussen landen bepaalt en in tegenstelling tot de CPI bijvoorbeeld de kosten voor een koopwoning niet meerekent in het inflatiecijfer, maar wel de huurprijzen meeweegt.
Volgens de HICP was de prijsstijging in 2022 voor Nederland gemiddeld 11,6 procent. Over de hele eurozone bezien, waren er vorig jaar vier landen met een hogere inflatie: Slowakije (12,1 procent), Letland (17,2 procent), Litouwen (18,1 procent). Estland kende met 19,4 procent de hoogste prijsontwaarding van alle eurolanden.
‘Waar gaat het heen en waar is het einde”, zucht Berrie de Kruif (54) van glaszettersbedrijf All-in Glas. Zijn bedrijf levert, plaatst en bewerkt glas en glas-in-lood voor particulieren en bedrijven in Nederland. De Kruif neemt plaats aan een van de tafels achter zijn showroom op het Utrechtse bedrijventerrein de Cartesiusdriehoek. Als eigenaar en directeur merkt hij de gevolgen van de stijgende kosten. „Alles is veel duurder geworden. De lonen en ook de materialen”, zegt hij. In tien jaar ging het uurloon in zijn sector van 35 naar 65 euro nu, een veel hogere stijging dan de inflatie. Ook ging in 2022 de gemiddelde inkoopprijs van een gemiddelde ruit in een keukendeur met 13 euro omhoog, vergeleken met een jaar eerder, als gevolg van gestegen energieprijzen. Voor het verhitten van de grondstoffen van glas in smeltovens is gas nodig en juist die kosten zijn gestegen. „Als ondernemer is het bijna niet meer te doen”, zegt De Kruif.
Veel Nederlandse ondernemers maken zich evenveel zorgen als hij: het ondernemersvertrouwen is in het tweede kwartaal van 2025 verder gedaald tot een voorlopig dieptepunt van -7,5, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van de Conjunctuurenquête Nederland, een lijst vragen over de economie die in april is gesteld aan niet-financiële bedrijven.
Ook ten opzichte van een jaar geleden (-5,8) liep het vertrouwen terug. Het sentiment is al veertien kwartalen op rij negatief. Het CBS geeft hiervoor als voornaamste reden een tekort aan arbeidskrachten, maar ook de Amerikaanse importheffingen veroorzaken een onzeker economisch klimaat.
Kleine voordelen
Ook De Kruif merkt dat Trumps beleid bijdraagt aan sombere vooruitzichten. Hij koopt glas van Nederlandse bedrijven die het op hun beurt importeren uit Duitsland. Ook laat hij glas-in-lood bewerken in Macedonië. „Van de Macedonische douane mogen we alleen nog maar glas invoeren als het aantoonbaar uit Europa komt: Amerikaanse en Chinese producten worden geweerd. En de basisinkoopprijs van Duits glas is sinds deze maand door de importheffingen met 7 procent verhoogd”, aldus De Kruif.
Maar internationale ontwikkelingen kunnen ook kleine voordelen bieden. Door een overschot aan glas uit Duitsland, omdat er nu minder Duits glas naar Amerika gaat, is de levertijd ervan teruggebracht van drie naar één week. De Kruif hoopt bovendien dat Chinees vacuümglas goedkoper wordt nu China minder naar de VS exporteert. „Maar dat kan zo weer veranderen.”
Glaszetter Berrie de Kruif: „De inkoopprijs van Duits glas is door importheffingen met 7 procent gestegen.”
Foto Mona van den Berg
De grootste problemen waar ondernemers mee kampen hebben echter niets met Trump te maken. Ondernemers noemen het tekort aan arbeidskrachten nog steeds de belangrijkste hindernis voor hun bedrijfsvoering, al is het aantal bedrijven dat hier last van heeft licht gedaald. Zo meldt het CBS dat het aandeel bedrijven met een personeelstekort afnam, van 38,4 procent aan begin van het tweede kwartaal vorig jaar tot 33,9 procent in het begin van het tweede kwartaal dit jaar. In de bedrijfstakken vervoer en opslag ervaart bijna de helft van de bedrijven een personeelstekort, blijkt uit de enquête.
Voor Jeffrey Posthouwer (52), eigenaar van Autoschade Herstel Posthouwer in Utrecht, is personeelstekort een bekend probleem. Vanuit de showroom van De Kruif is te zien hoe druk het is bij het autoschadeherstelbedrijf, aan de overkant van de straat. „Het is druk in de autoschadewereld. Goede vakmensen zijn schaars en duur. De kosten stijgen, maar onze tarieven nemen niet evenredig toe”, zegt Posthouwer.
Het ondernemersvertrouwen is al veertien kwartalen op rij negatief, aldus het CBS
Posthouwer vindt dat er in het kabinet te weinig aandacht is voor ondernemers. Hij noemt het twee jaar doorbetalen van langdurig zieke werknemers, „waar dit in België drie maanden is”. Om bij te dragen aan een duurzame wereld én omdat het wordt verwacht vanuit Den Haag, investeert hij in gereedschap en bijscholing om ook elektrische auto’s te kunnen herstellen. Maar onduidelijkheid over subsidieregelingen om bedrijven van mkb-ondernemers energiezuiniger te maken, geven Posthouwer het gevoel dat hij wordt tegengewerkt. Posthouwer: „En daarbovenop komen nog de aangekondigde verscherpte handhaving voor zzp’ers en de langzaam stijgende pensioenleeftijd.”
„Ik ben trots op ons mkb-familiebedrijf. We blijven doorgaan, want opgeven zit niet in mijn aard. Maar voor een simpele ondernemer als ik is de romantiek er op deze manier van af.”
Ondanks alle onzekerheid verwachten ondernemers volgens het CBS in het tweede kwartaal een lichte groei in omzet en het aantal orders. Vooral exporterende bedrijven blijven positief over hun buitenlandse omzet, voornamelijk in de groothandel en industrie. Ondernemers in de bouw en industrie blijven daarentegen terughoudend met investeringen. Zo wordt de internationale concurrentiepositie minder positief beoordeeld dan voorheen.
Sportschoolhouder Jacob van Bladeren: „Ik wil uit principe niet meer investeren in Amerikaanse materialen.”
Foto Mona van den Berg
Hoewel de daling in het ondernemersvertrouwen in de sectoren cultuur, sport en recreatie bijna dubbel zo groot is – het ging van -2,8 vorig jaar naar -5,5 dit jaar – is sportschoolhouder Jacob van Bladeren (37) van Roots Premium Gym, dat op een steenworp afstand ligt van de garage van Posthouwer, minder bezorgd dan anderen in zijn sector. „Sporten is iets wat mensen erbij doen, dus wij merken het direct als mensen minder te besteden hebben”, zegt Van Bladeren. Maar dat is voor hem geen reden om zijn bedrijfsvoering om te gooien. „We zijn een community met een hechte clientèle. Wel wil ik uit principe niet meer investeren in Amerikaanse sportschoolmaterialen.”
In economisch onzeker wordende tijden is een flexibele ondernemersmentaliteit van groot belang, benadrukt Van Bladeren, terwijl door de speakers van de sportschool ‘Superstition’ van Stevie Wonder klinkt. „Ik geloof dat je kansen moet creëren en ze moet pakken als ze op je pad komen. Als ondernemer ben ik altijd bezig met vernieuwing, maar ik houd ook altijd rekening met onverwachte wendingen.”
Een symbolischer locatie dan het plein Stanislas in Nancy hadden de Franse president Emmanuel Macron en de Poolse premier Donald Tusk niet kunnen kiezen. Het met gouden poorten en imposante gebouwen omringde plein is in de achttiende eeuw gebouwd op verzoek van de voormalige Poolse koning Stanislas Leszczynski, die nadat hij gedwongen was zijn vaderland te verlaten hertog van Lotharingen was geworden. Het plein was een cadeautje aan de Franse koning Lodewijk de Vijftiende, Leszczynski’s schoonzoon.
Vrijdag kwamen Macron en Tusk hier onder een strakblauwe hemel samen voor de ondertekening van een vriendschapsverdrag. In dit ‘verdrag van Nancy’ spreken de twee af op allerlei vlakken nauwer samen te werken: van infrastructuur tot kernenergie. Maar de focus ligt zoals verwacht op defensie. Zo is een clausule opgenomen waarin Frankrijk en Polen beloven „in het geval van gewapende agressie […] elkaar te assisteren, inclusief met militaire middelen”. De landen willen „in de komende maanden” ook gezamenlijke militaire oefeningen doen, zei Macron bij een persconferentie. En ze willen meer samenwerken in de strijd tegen „buitenlandse inmenging, cyberaanvallen en andere bedreigingen voor onze democratieën”.
Eerder zei Tusk dat het verdrag „de mogelijkheid naar een samenwerking opent” op het gebied van (Franse) kernwapens. Daarover staat niets concreets in het verdrag, maar Macron onderstreepte bij de gezamenlijke persconferentie dat „de belangen van onze belangrijkste partners” zijn opgenomen in de Franse kernwapendoctrine en benadrukte dat hij altijd „met discretie” over het onderwerp zal praten. Beide leiders spraken zich ook met ferme bewoordingen uit over de voornaamste reden voor de nauwere defensiesamenwerking: de Russische president Vladimir Poetin. Macron noemde hem „imperialistisch”. Tusk zei dat leiders die vrijdag bij Poetins militaire parade aanwezig waren, zich moeten schamen. (Er zaten drie Europese leiders tussen.)
Lees ook
Lees ook: Waarom heel Europa nu kijkt naar Merz en Macron
Op één lijn
Eerder sloot Frankrijk vergelijkbare vriendschapsverdragen met Duitsland (in 1963, uitgebreid in 2019), Italië (2021) en Spanje (2023) – allemaal directe buurlanden. Dat Parijs nu ook zo’n verdrag aangaat met Warschau, is vooral het gevolg van het feit dat Polen en Frankrijk meer op elkaar zijn gaan lijken, zegt geopolitiek analist Gesine Weber, verbonden aan de Parijse tak van de trans-Atlantische denktank German Marshall Fund of the United States.
„Lange tijd zaten Frankrijk en Polen op totaal andere geopolitieke golflengtes: Polen was een van de meest op de VS georiënteerde landen in de Europese Unie, terwijl Frankrijk al jaren lobbyt voor strategische autonomie”, zegt Weber. Hierbij speelt de historische context mee: in Polen leefde lang het sentiment dat Frankrijk de Polen niet had beschermd tegen nazi-Duitsland en later de Sovjetoverheersing, waardoor men het gevoel had alleen op de Amerikanen te kunnen vertrouwen.
Maar de inval van Rusland in Oekraïne en de meer naar binnen gekeerde houding van de VS maken dat de landen meer op één lijn liggen. „Na vele jaren waarin Frankrijk en Polen vrijwel lijnrecht tegenover elkaar stonden op belangrijke kwesties, kunnen ze elkaar nu in de ogen kijken.”
Hierbij speelt mee dat zowel Polen als Frankrijk momenteel leiders heeft die voor een sterkere EU zijn – anders dan de jaren vóór Tusk, toen het nationaal-conservatieve PiS Polen regeerde. Van beide kanten is ook haast geboden: in 2027 krijgt Frankrijk een nieuwe president én vinden in Polen belangrijke parlementsverkiezingen plaats. Volgende week zijn er bovendien presidentsverkiezingen in Polen – maar de president heeft er een minder belangrijke rol. Als na 2027 de visies van de landen toch weer uit elkaar gaan liggen, is de vraag hoeveel er van het vriendschapsverdrag overblijft.
De Poolse en Franse delegatie bij de besprekingen die voorafgingen aan het ondertekenen van het vriendschapsverdrag tussen de twee landen.
Foto Christophe Petit Tesson / AP
Macron wil met het verdrag verder „de steeds belangrijkere rol van Polen erkennen”, zegt Weber. „Frankrijk wil laten zien dat het Polen en andere landen [in midden en] Oost-Europa serieus neemt, vooral met betrekking tot hun veiligheid en de dreiging uit Rusland.” Het is in lijn met wat de Franse president in 2024 in Bratislava zei: toen erkende Macron dat eerder geluisterd had moeten worden naar de zorgen over de Russische dreiging die oostelijker gelegen landen al jaren uitten. En het past sowieso bij Macron, die niet alleen meer Europese samenwerking aanmoedigt, maar ook bilateraal de banden aanhaalt met andere lidstaten.
Lees ook
Lees ook: Toen de presidentskandidaat beweerde mantelzorger te zijn geweest, raakte hij in de problemen
Weimar-driehoek
Wat het vriendschapsverdrag concreet voort zal brengen, is nog te bezien. „We tekenen vandaag niet de contracten”, zei Tusk. Weber: „Meestal begint het met een vriendschapsverdrag waarin de politieke ambities worden uitgesproken en komen de concrete afspraken later.” Maar dat wil niet zeggen dat het verdrag geen directe gevolgen heeft. „Alleen al het sluiten van dit verdrag draagt bij aan afschrikking: Frankrijk, een van de belangrijkste militaire machten van Europa, laat zien dat het Midden- en Oost-Europa serieus neemt. Tegenover Rusland én ten opzichte van de VS.”
Ook is het wederom een signaal dat de Weimar-driehoek (Frankrijk-Polen-Duitsland) een belangrijke kracht wil vormen binnen de EU – nadat Friedrich Merz hetzelfde had uitgedragen door deze week zijn eerste bezoeken als Duitse bondskanselier aan Parijs en Warschau af te leggen. Deze alliantie ontstond in de jaren negentig om Polen te helpen zich te ontdoen van het communisme en samenwerking op Europees niveau tussen de drie landen te bevorderen.
Onder de regeringen van PiS (2015-2023) daalde deze Europese verbroedering tot een dieptepunt, doordat PiS Duitsland continu aanviel. De partij eiste onder meer herstelbetalingen voor het leed en de verwoestingen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Maar tijdens het bezoek van Merz aan Polen toonde Tusk zich verzoenend en zei hij dat Polen niet meer zal vragen om de herstelbetalingen.
In Nancy werd er alles aan gedaan om te laten zien dat het ook tussen Polen en Frankrijk nu dikke mik is. Macron en Tusk keken elkaar tijdens de persconferentie bewonderend aan, hun handdruk leek minuten te duren. Het in rood leer gebonden vriendschapsverdrag toonden ze voor de camera’s met de trots van middelbare scholieren die net hun diploma’s hebben ontvangen.
Lees ook
Lees ook: ‘Meer Frans-Duitse defensiesamenwerking kan leiden tot Europese veiligheidsraad’
Tiel is een van oudste steden van Nederland en een bakermat van de Nederlandse industrie (Flipje!). De stad is een archeologisch paradijs, waar een jaar of wat geleden meer dan een miljoen voorwerpen uit de steen-, brons- en ijzertijd zijn opgegraven – zoals een glazen kraal uit Mesopotamië. De vondst van een vierduizend jaar oude zonnekalender maakte van Tiel het ‘Stonehenge van Nederland’.
„Bij opgravingen in de binnenstad hebben we het Jeugdjournaal gehaald met kinderen die de grond onderzochten met een metaaldetector”, vertelt wethouder Remco Dijkstra (Wonen, VVD) trots. Tegelijk is het rijke verleden een last, zegt hij: „Voor elk nieuwbouwproject moeten we archeologisch onderzoek laten doen.” Daarnaast moet vervuilde grond van verdwenen industrie vaak gesaneerd worden. „Allemaal duur, tijdrovend en ingewikkeld.”
Mede hierdoor werd vorig jaar in Tiel van maar zeven nieuwe woningen de sleutel overhandigd. Met onder meer Papendrecht, Oegstgeest en Blaricum behoort Tiel tot de gemeenten waar in 2024 de minste woningen zijn opgeleverd – afgezet tegen het huizentekort in de regio. In Heemstede, Waterland en Bloemendaal was de periode tussen het verlenen van de bouwvergunning en de oplevering van de – weinige – woningen het langst. Dit blijkt uit een analyse door NRC van gegevens over woningbouw in Nederland. Hieruit blijkt ook dat in onder meer Hardinxveld-Giessendam, Terneuzen, Zaanstad en Zoeterwoude juist relatief veel woningen zijn gebouwd.
De gemeentelijke bouwscores zijn een momentopname – bouwprojecten duren jaren – maar bevestigen dat de woningbouw in Nederland stroef verloopt. Tot en met 2030 moeten er elk jaar 100.000 woningen worden bijgebouwd, zo heeft toenmalig woonminister Hugo de Jonge in 2023 afgesproken met overheden en ander woningmarktpartijen. Dat aantal wordt bij lange na niet gehaald. Ondanks de woningnood is de teller in 2024 blijven staan op 69.000 nieuwe woningen – 30.000 minder dan afgesproken.
Gemeenten willen best tempo maken, leert een rondgang langs 22 wethouders met ‘wonen’ in hun portefeuille. „Onlangs sprak ik een inwoner die bij zijn zus woont. Zij is nu in verwachting en zijn kamer is bestemd voor de baby”, vertelt wethouder Ton van Nieuwkerk (PvdA) van Waterland. „Zoiets is geen uitzondering meer. We moeten alles doen wat we kunnen doen aan de woningnood.” Zijn collega Gert van Laar (SGP) van Rhenen zegt: „Laten we gaan bouwen! Kom op! De woningnood is hoog!”
De wethouders willen voor hun bewoners vooral „betaalbare woningen” en huizen die de „doorstroming” bevorderen. Dat zijn sociale-huurappartementen en starterswoningen voor mensen die (nog) niet veel inkomen hebben, maar ook rijtjeshuizen voor (beginnende) gezinnen en gelijkvloerse woningen voor ouderen. Die laatste twee groepen zullen vaak ook een woning achterlaten. „Na één doorstromer volgen er soms wel vijf of zes verhuisbewegingen”, zegt Paul Olthof (CDA) van Zoeterwoude „Dat hebben we nodig om beweging te krijgen in de woningmarkt.”
Voor een rijtje van tien huizen moeten we al archeologisch onderzoek doen
Iedereen wil die beweging, signaleert Van Nieuwkerk van Waterland: „Woningbouw is politiek en maatschappelijk onomstreden”, zegt hij: „Je krijgt van links tot rechts volledige steun voor wat je doet. Het is eigenlijk gewoon doorgaan en doorpakken.”
Waarom lukt dat dan niet?
Soms ligt de verklaring in lokale omstandigheden. Zo móchten de gemeenten in krimpregio’s Noordoost-Groningen en Zeeland lang niet bouwen. „Als je lang genoeg op slot staat als krimpgemeente, komt er vanzelf een woningtekort”, zegt Annalies Usmany-Dallinga van Eemsdelta (Lokaal Belang Eemsdelta). Haar collega Rutger Schonis (D66) van Middelburg: „We zijn vijftien jaar lang gegijzeld geweest door het krimp-spook.” Sinds 2023 mag bouwen weer, maar het kost tijd dit weer op gang te krijgen.
Toch geven de wethouders vooral gemeenschappelijke verklaringen voor het te lage bouwtempo. Die zijn samen te vatten als: de zeven obstakels van de Nederlandse woningbouw.
Illustratie Chris Bosch
Geen (eigen) bouwgrond
Gemeenten maken plannen en geven vergunningen af, maar bezitten zelden zelf bouwgrond. Veel gemeenten hebben hun laatste stukken bouwgrond verkocht tijdens de kredietcrisis, die in 2008 begon. „Daardoor heeft de gemeente ook niet de regie”, zegt wethouder Dijkstra van Tiel: „De kavels zijn van projectontwikkelaars, die vaak geen haast hebben.” Zulke commerciële partijen wachten op een financieel aantrekkelijk project. „Het bouwen van betaalbare woningen is niet aantrekkelijk”, zegt Roland Boom (VVD) van Huizen. Hij signaleert dat er op de bouwgrond in zijn gemeente vaak niets gebeurt: „‘Moeilijk terug te verdienen’ zegt een ontwikkelaar dan. Dat klinkt mooier dan ‘We willen de winst maximaliseren’.”
We waren lang gegijzeld door het krimp-spook
Bloemendaal wil op „een heel mooie locatie” een derde van de nieuwe woningen voor sociale huur bouwen, zegt wethouder Attiya Gamri (PvdA). „Maar de ontwikkelaar wil daar grote villa’s neerzetten, want die brengen het meeste op en maken het project rendabel. Ik snap het, maar we worden het niet eens. Nu ligt het project al drie jaar stil.”
Als een van de weinige gemeenten heeft Rhenen wel eigen grond, die nu veelal wordt verpacht aan boeren. „Toch gaan we die grond niet volbouwen”, zegt Van Laar, „want dat zijn niet de meest aangewezen plekken om te bouwen.”
Illustratie Chris Bosch
Gebrek aan (stikstof)ruimte
Gemeenten kunnen niet zomaar woningen neerzetten buiten de bebouwde kom, bijvoorbeeld in een weiland. Dat ligt vaak tegen een natuurgebied aan, of een beschermd landschap. „Wij worden omgeven door het Goois Natuurreservaat, dat is groen en dat blijft groen”, zegt wethouder Roland Boom (VVD) van Huizen, een voormalige groeigemeente. „Alle beschikbare grond is inmiddels volgebouwd. Ik wou dat ik een weilandje kon creëren…”
Ook Blaricum, gelegen in een beschermd landschap, heeft nog één grote bouwlocatie. En er lopen nog wat kleine bouwprojecten bij de dorpskern. „Als die klaar zijn, is Blaricum echt vol wat betreft nieuwbouw”, zegt Anne-Marie Kennis (Hart voor Blaricum). „Want je kunt niet ieder stukje groen gaan bebouwen.”
In Papendrecht komt de grens ook in zicht, zegt Arno Janssen (PAB). „We zitten in het dichtst bebouwde deel van Zuid-Holland.” Sinds een jaar of vijf heeft Papendrecht geen ‘weiland’ meer. „Er wordt wel eens gezegd: Papendrecht is af. We hebben geen ruimte meer voor grote aantallen nieuwbouwwoningen.”
Dus moeten gemeenten vooral ‘binnenstedelijk’ bouwen. Maar: „Als we een woonlaag willen toevoegen aan een appartementencomplex, moeten er ook extra parkeerplaatsen komen”, zegt wethouder Olthof van Zoeterwoude. „Die ruimte hebben we niet.”
Ruimte voor woningbouw wordt soms gevonden op (voormalige) sportvelden en bedrijfsterreinen. Ook dan moet je rekening houden met de nabijgelegen natuur. Slaat daar bij de bouwwerkzaamheden niet te veel stikstof neer? Dat moet je laten onderzoeken voor een natuurvergunning, ook al draagt de hele bouwsector maar 1,3 procent bij aan de totale stikstofneerslag op natuurgebieden.
„Driekwart van de stikstof in Zeeland komt uit het buitenland, bijvoorbeeld België”, zegt wethouder Schonis van Middelburg. Die waait deels via Zeeland naar natuurgebieden, zoals de Brabantse Wal. „Het is daardoor heel moeilijk om natuurvergunningen te krijgen voor bouwprojecten in Zeeland.” En het kost sowieso veel tijd.
Dat is nog lastiger geworden doordat de Raad van State onlangs een einde heeft gemaakt aan het ‘intern salderen’, het tegen elkaar wegstrepen van nieuwe stikstofneerslag tegen oude. „Ik had voor een project met 72 woningen een heel klein beetje gesaldeerd”, geeft Gamri van Bloemendaal aan. „Nu moet ik opnieuw gaan onderzoeken. De huizen zouden aan het eind van het jaar klaar zijn, maar nu is er stilstand.”
Illustratie Chris Bosch
Eindeloze voorbereidingen
Voor de bouw van zevenhonderd woningen op een voormalig bedrijfsterrein moest Waterland een bedrijf onteigenen. „En we hebben een jachthaven moeten verplaatsen”, vertelt wethouder Van Nieuwkerk.
Zeker bij bouwen binnen de bebouwde kom worden bergen werk verzet om de grond bouwrijp te maken. Vervuilde grond moet vaak worden gesaneerd. Op historische grond moet archeologisch onderzoek worden gedaan. „Enkhuizen telt de meeste beschermde monumenten per tienduizend inwoners”, zegt Jan Franx (Enkhuizen Vooruit!): „Voor een rijtje van tien huizen moeten we al archeologisch onderzoek doen.”
We hebben voor de bouw van woningen ook een jachthaven moeten verplaatsen
En dan is er het flora- en faunaonderzoek naar het effect van de bebouwing op bijvoorbeeld vleermuizen, hazen, konijnen, bunzings en dassen. „Allemaal terecht, maar het werkt wel vertragend”, zegt Mark Veldhuizen van Baarn (VoorBaarn). In sommige gemeenten moet er een vleermuizenhotel worden gemaakt. In een gemeente kan een flat niet worden gesloopt omdat er een vleermuis in huist.
Illustratie Chris Bosch
Boze burgers
‘Betrokken burgers’ worden ze omzichtig genoemd – ook wel ‘mondig’ en ‘kritisch’: omwonenden die bezwaar maken tegen een woningbouwproject. Ze klagen over het verlies van hun uitzicht of over de aantasting van privacy, vertelt wethouder Jon Herselman van Kapelle (VVD). „Dan komt er hoogbouw – nou ja, met drie woonlaagjes – en dan maken bewoners zich druk over het kijken in de achtertuinen vanaf driehoog.”
Oegstgeest telt veel „hoogopgeleide omwonenden”, zegt Elfred Bus (D66) van Oegstgeest, „met geld, kennis en tijd om een procedure aan te spannen”. Dat hebben ze in het verleden al gedaan en het is volgens Bus een „uitdaging” om herhaling te voorkomen. Want bezwaar- en beroepsprocedures, vaak tot aan de Raad van State, zorgen voor veel uitstel – en soms afstel.
„Procedures kun je eindeloos rekken”, verzucht wethouder Schonis van Middelburg. „Bij ons dreigt een project met tachtig woningen getorpedeerd te worden doordat één burger bezwaar maakt.” In de oude haven van Tiel wordt een woontoren met penthouses al jaren tegengehouden door één bezwaarmaker, vertelt Dijkstra: „Inmiddels zijn potentiële kopers voor de penthouses afgehaakt.” In de binnenstad van Terneuzen blokkeren twee ondernemers een groot project met woningen en een hotel. Huizen ziet dat met name sociale woningbouw vaak op bezwaren stuit, zegt wethouder Boom: „Dat leidt vaak tot vertraging, aanpassing en soms tot het stoppen van projecten.”
Rond een project in Enkhuizen lopen al meer dan twintig jaar procedures. „In deze stad zijn er bij elk project wel tegenstanders”, verzucht Franx. „Tegelijkertijd schreeuwt iedereen moord en brand dat onze kinderen moeten wonen. En terecht!” Op sociale media leest de gemeente klachten dat projecten zo lang duren – vaak afkomstig van bezwaarmakers die zelf procedures vertragen. Graag zou hij hun namen onthullen: „Maar dat mag natuurlijk niet van de privacywetgeving.”
Een keer stuitte de bouw van een appartementencomplex in Papendrecht op geen enkel bezwaar, vertelt Janssen. „Dat ging om de sloop van het oude politiebureau voor nieuwbouw. In het politiebureau zat een asielzoekerscentrum. Dat heeft er nog geen jaar gezeten.”
Illustratie Chris Bosch
Geldnood
Bij elk bouwproject worden de kosten voor sociale huurwoningen (30 procent) en betaalbare koop- en huurwoningen (40 procent) in principe betaald met de verkoop van dure woningen (30 procent). Die rekensom krijgen projectontwikkelaars en woningcorporaties vaak niet kloppend, al zijn er soms aanvullende rijkssubsidies.
„We hebben onlangs landbouwgrond aangekocht voor woningbouw”, vertelt wethouder Arjan Meerkerk (SGP) van Hardinxveld-Giessendam. „De grond is ons gegund voor de agrarische waarde [veel minder dan bouwgrond] door een familie die daar graag deels sociale woningbouw wilde. Hoewel de grond relatief goedkoop is aangekocht, levert het project niks op en kan de gemeente geen sluitende begroting maken.”
Veel wethouders zien dat projecten vertragen of stuklopen op rode cijfers. Dat kan hem zitten in aanvullende – dure – eisen van verschillende overheden, bijvoorbeeld dat parkeerplekken toch ondergronds moeten. Het zit hem in snel stijgende bouwkosten, maar ook in de mondiale onzekerheid op de financiële markten. „Door de onrust op de kapitaalmarkt is de rente gestegen”, zegt wethouder Jasper Nieuwenhuizen van Alkmaar. Een hogere rente betekent hogere kosten.
Daar komt nu bij dat woningcorporaties de huur niet mogen verhogen zoals eerder is afgesproken. Corporaties betalen hun omvangrijke investeringsprogramma’s uit de (extra) huurinkomsten. „Corporaties hebben moeite om de investeringsbedragen rond te krijgen”, constateert Nieuwenhuizen. Dat remt de bouw.
Illustratie Chris Bosch
Personeelstekort
Planologen, juristen, ecologen, bouwkundigen, archeologen – geen bouwproject kan zonder. Een gemeente huurt vaak een expert in, maar heeft ook gespecialiseerde ambtenaren nodig. „Voor het begeleiden van het bouwproces, het laten doen van archeologisch onderzoek, het maken van planologische inpassingen en het beoordelen van natuuronderzoek”, zegt wethouder Schonis van Middelburg.
Deze specialisten zijn zeer, zeer schaars, zodat gemeenten niet alleen onderling concurreren, maar ook met provincies en ministeries. „Voor kleine gemeenten is het pittig om mensen binnen te halen, omdat de salarissen hier gewoon lager zijn”, zegt wethouder Gamri van Bloemendaal. Middelgrote gemeenten hebben meestal wel genoeg ambtenaren, zegt Janssen van Papendrecht, maar: „Er was leegloop toen het ministerie van Hugo de Jonge in 2022 ambtenaren van deze gemeenten binnenhaalde.”
Personeelstekort betekent dat je scherp moet kiezen, zegt Herselman van Kapelle. „Dus als er een leuk project langs komt, maar twee andere zijn net iets leuker, dan moet die derde soms een jaartje wachten.”
Illustratie Chris Bosch
Ontbrekende infrastructuur
Tiel heeft plannen voor een wijk met 1.600 woningen in het weiland, vertelt wethouder Dijkstra: „Die wijk moet straks wel goed bereikbaar zijn. Een goede aansluiting met de A15 is essentieel, zodat je vanaf hier in een half uur naar Den Bosch en Utrecht kan rijden. Die aansluiting kost 50 miljoen euro en die kunnen we niet in ons eentje betalen.”
Nieuwbouwwijken kunnen niet zonder toegangswegen, ov-verbindingen en aansluitingen op het elektriciteitsnet. De aanleg van zulke infrastructuur is duur en traag. Bij de elektriciteitsvoorziening speelt steeds meer de zogeheten netcongestie, de (verwachte) filevorming op het net. Zaanstad heeft nu al projecten met bijvoorbeeld tijdelijke woningen die niet aangesloten en dus ook niet gebouwd kunnen worden.
Voor de meeste gemeenten is dat nog een probleem van de (nabije) toekomst. „Projecten waar nu bouwkranen staan, daar heeft die netcongestie niet gespeeld”, zegt wethouder Frank van Hulle (TOP/GemeenteBelangen) van Terneuzen. „Bij nieuwe projecten gaan we wel degelijk tegen dat fenomeen aanlopen.”
Daar komen straks problemen met drinkwater bij, denkt Schonis van Middelburg: „Drinkwater wordt een schaars goed. De tijd van een nieuwe wijk, even een leidinkje erbij, is voorbij.”
Oplossingen
„Dit zijn bekende obstakels bij de woningbouw”, zegt Niels Kuiper, vastgoedexpert aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn collega Arno van der Vlist, hoogleraar vastgoedontwikkeling, brengt de genoemde zeven obstakels terug tot drie kernproblemen. „Grond, procedures en coördinatie en ten slotte financiering.” Carola de Groot, econoom huizenmarkt van Rabobank, noemt nog een ander obstakel dat ze vaak hoort in gesprekken met marktpartijen: „De stapeling van eisen die worden gesteld door bijvoorbeeld gemeenten.”
Een woning moet bijvoorbeeld niet alleen heel duurzaam zijn, maar ook betaalbaar – of aardbevingsbestendig zoals in Midden-Groningen. „Een andere wettelijke bouweis is dat woningen niet te warm worden in de zomer”, zegt De Groot. „Sommige gemeenten stellen ook lokale eisen rond circulair bouwen.” Zulke eisen kunnen verschillen tussen gemeenten en ook weer veranderen als ergens een nieuw college aantreedt, signaleert De Groot: „Dat betekent dat een projectontwikkelaar bij iedere gemeente weer opnieuw om tafel moet gaan zitten.”
Gevraagd naar oplossingen zien de wethouders grofweg drie knoppen waaraan het Rijk snel kan draaien. Ten eerste: het stikstofprobleem. Dat moet namelijk sowieso worden opgelost na alle rechterlijke uitspraken. Doe het snel, zeggen ze, dat helpt ook de woningbouw enorm.
Ten tweede: verkort bezwaarprocedures. Gemeenten als Papendrecht, Bloemendaal en Oegstgeest proberen vroeg in gesprek te komen met burgers om bezwaren voor te zijn. Dat helpt, een beetje, maar er is meer nodig. Natuurlijk, benadrukken de wethouders, burgers hebben recht om bezwaar te maken. Maar kan het aantal beroepsmogelijkheden niet worden ingeperkt? Veel burgers maken bezwaar vanwege het aantasten van hun uitzicht, maar krijgen in slechts in een op de tien zaken hun zin. Kan er niet een voortoets komen, zodat kansloze bezwaren voortijdig sneuvelen?
Ten slotte: geef extra geld. Investeringen in infrastructuur en het bijpassen voor betaalbare woningen zijn te doen met extra geld van het Rijk. Dat hoeft niet altijd om heel hoge bedragen te gaan, zegt Bus van Oegstgeest: „We konden onlangs een project vlot trekken met 195.000 euro extra voor sociale huurwoningen. Dan moeten we wel zeker weten dat subsidies hiervoor blijven bestaan.”
Niet alleen geld
Het is inderdaad heel belangrijk, zegt econoom Kuiper, dat het Rijk „duidelijkheid biedt over hoe projecten gefinancierd worden en door wie”. Dat is ook wat De Groot van Rabobank opmaakt uit een dialoogsessie met 48 bouwers, projectontwikkelaars, woningcorporaties en overheden: „Er is een roep om meer Rijksmiddelen. We moeten meer huizen bouwen en die huizen moeten aan allerlei eisen voldoen. Maar aan elke eis hangt een prijskaartje.” De kosten voor de ontwikkeling en bouw van een woonwijk zijn vaak lastig terug te verdienen, zegt De Groot: „Voor de kleine miljoen te bouwen woningen wordt het tekort geschat op 30 tot 35 miljard euro.”
Maar geld alleen is niet genoeg, zegt hoogleraar Van der Vlist: „De oplossing ligt ook samenwerking.” Grootstedelijke gebieden als Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven nemen de komende jaren ongeveer de helft van de totale woningbouwproductie voor hun rekening. „We zien dat daar nu een enorme versnelling mogelijk is in de procedures”, vertelt hij, „vooral door coördinatie tussen gemeenten in metropoolregio’s”.
Daarnaast is het huidige gebrek aan bouwgrond „geen wetmatigheid”, zegt De Groot. Al dertig jaar heeft ongeveer 7 procent van de grond in Nederland een woonbestemming. „Vanaf 1995 zijn er 2,6 miljoen mensen bij gekomen en we doen het nog steeds met diezelfde hoeveelheid grond. Daar kun je iets aan veranderen.”