N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Virgin Orbit De missie moest een historische gebeurtenis worden. Niet eerder werden er satellieten naar een baan om de aarde gelanceerd vanuit West-Europa.
Ruimtevaartbedrijf Virgin Orbit is er toch niet in geslaagd een raket vanuit West-Europa in een baan rond de aarde te krijgen. Dat meldde het bedrijf in de nacht van maandag op dinsdag op Twitter. Hoewel de lancering aanvankelijk zonder problemen verliep, meldde Virgin Orbit rond 01.00 uur dat er problemen waren. Het is nog onduidelijk wat de oorzaak is van het falen van de missie. Eerder meldde het bedrijf op Twitter dat de lancering vanuit het Britse Cornwall gelukt was. Dat bericht werd later verwijderd.
De omgebouwde Boeing met daaronder de 21 meter lange raket van het ruimtevaartbedrijf van miljardair Richard Branson, steeg maandagnacht op. Eenmaal aangekomen op een punt boven de Atlantische Oceaan ten zuidoosten van Ierland, liet het vliegtuig tussen 23.16 uur en 01.16 uur de raket vallen, die na 5 seconden ontbrandde en in zuidelijke richting wegschoot, om negen satellieten af te leveren in een baan om de aarde. Het moest de eerste raketlancering vanaf West-Europese bodem worden: een historisch moment.
De Britse krant The Guardian meldde dat duizenden Britten op de historische lancering waren afgekomen en dat (gratis) kaarten voor een zichtdek in twee uur uitverkocht waren, hoewel het publiek waarschijnlijk alleen het opstijgen van het vliegtuig te zien kreeg. Het ontbranden van de raket vond op 10 kilometer hoogte boven de Atlantische Oceaan plaats. Daarnaast was de lancering te volgen via een livestream.
„En dat het dan ook een beetje standvastig is. Dat ze er echt wat van maken.”
Hans de Jonge en Florens van der Kooi zijn ultrarechtse nationalisten. Hun organisatie Voorpost, eind jaren 70 opgericht om te pleiten voor de hereniging van Nederland en België en om het apartheidsregime in Zuid-Afrika te steunen, en nu pleitbezorger van het nationalisme, keert al jaren terug in publicaties van de AIVD onder het kopje ‘extreemrechtse en rechts-extremistische groeperingen’.
En deze zonovergoten zaterdag zijn ze in de Tweede Kamer.
Terwijl PVV, VVD, NSC en BBB zich één verdieping hoger en vijftig meter verderop wagen aan een nieuwe onderhandeldag, krijgt Voorpost een rondleiding door het parlement van ProDemos, ‘huis voor democratie en rechtsstaat’. Voor de deur van het Kamergebouw nemen zo’n 25 mannen en vrouwen – maar vooral mannen – een voor een de keycord in ontvangst waarmee ze naar binnen mogen. ‘VIP’ staat er in hoofdletters op.
„Anders hebben we alleen exemplaren voor jullie waar ‘scholier’ op staat”, zegt de begeleider.
Dan is het tijd om naar binnen te gaan, langs de bustes van politici in de foyer, de maquette van het oude Binnenhof, de vergaderzalen en de plenaire vergaderzaal, voor een uitleg over de werking van de Nederlandse democratie.
Wat je wél mag zeggen
Clubs als Voorpost zijn qua omvang marginaal, signaleren onderzoekers, al valt er groei te bespeuren. Volgens Van der Kooi, in blauwe polo en korte broek, loopt het ledental nu tegen de duizend. In onderzoekspublicaties werd de aanhang eerder op enkele honderden leden geschat.
De leden gingen de afgelopen jaren onder meer de straat op om actie te voeren tegen moskeeën, islamitische scholen en voorleesmiddagen door dragqueens. Het doel is onomwonden xenofoob: Voorpost strijdt naar eigen zeggen voor „het behoud van ons volk, onze cultuur en identiteit” en wil „een vuist maken tegen de omvolking”, een verwijzing naar de theorie dat immigratie een samenzwering van de elite is om de bevolkingssamenstelling aan te passen.
Op de hele ultrarechtse, nationalistische en extremistische flank groeit de dreiging van geweld, zegt de AIVD. Maar die dreiging zit veelal bij eenlingen, kleine groepjes en besloten chatgemeenschappen. Vaak gaat het om jongvolwassen mannen die hun denkbeelden nauwelijks met de buitenwereld delen.
Met zijn klassieke ledenstructuur en zijn openbare optredens laat Voorpost een andere ontwikkeling op deze flank zien: hoe langzaam maar gestaag verandert wat je allemaal mag zeggen.
Zo vierde Voorpost een paar weken geleden de verjaardag van Willem van Oranje door voor Paleis Noordeinde te zwaaien met de Prinsenvlag. Die vlag – oranje-blanje-bleu – gaat vele eeuwen terug, maar geldt vanwege de associatie met de NSB ten tijde van de Tweede Wereldoorlog als besmet en als symbool van nationalistisch en extreemrechts. Onzin, vinden de Voorpost-leden.
Al even weinig begrip hebben ze voor kritiek op hun aanduiding ‘broederoorlog’ voor de Tweede Wereldoorlog. Die term wordt in rechts-extremistische kringen gehanteerd om de schuld van Duitsland en de nazi’s te bagatelliseren: de oorlog wordt dan gezien als onnodig bloedvergieten aan beide kanten tussen broedervolkeren. „Daar vloeide Europees bloed, net als nu in Oekraïne”, zegt Van der Kooi. „Daar staan ook twee Europese volken om een nonsens-reden tegenover elkaar. Toen waren het de Duitsers die overal de schuld van kregen, nu zijn het de Russen.”
Ze kennen hun reputatie zelf ook wel, zegt Hans de Jonge, zijn zonnebril in zijn witte overhemd gestoken. Maar daar klopt volgens hem weinig van. „We zijn niet staatsgevaarlijk. We zijn gewoon een club van nette nationalisten die het graag anders willen zien in Nederland en in Europa en we wenden onze middelen aan om dat doel na te streven.”
„Binnen de grenzen van de wet”, vult Van der Kooi aan. „Misschien dat we weleens ergens op een dak gaan zitten met een spandoek, ja, en dan krijg je een boete. Maar we maken niets kapot, we doen niet aan geweld.”
‘Cultuur veranderen’
Het zijn ideeën die ze makkelijker aan de man kunnen brengen dan vroeger, merkt het tweetal. En niet alleen vanwege het groeiende ledental. De echte winst zit voor hen in de verschuiving van het politieke debat. „Er is wel een verandering gaande”, zegt Hans de Jonge. „De uitslag van verkiezingen is steeds rechtser. In Nederland, Europa, overal.”
Daarmee wil hij niet zeggen dat de groepering geen weerstand meer oproept. Tegenstanders hadden de aankondiging op de website van Voorpost gezien en contact opgenomen met ProDemos. Dat zegt dat iedereen een rondleiding kan krijgen, zolang ze zich aan de huis- en veiligheidsregels houden.
Hij bedoelt dat het steeds een beetje beter lukt „de cultuur te veranderen”, zoals Voorpost zich ten doel heeft gesteld. Florens van der Kooi knikt: „Als mensen zich bewust worden van wat er gaande is, dan gaan ze anders stemmen.” De meerderheid van de groep stemt PVV of FVD, vervolgt hij. Met de verkiezingsuitslag van november kunnen ze dan ook niet anders dan hoopvol zijn.
Kijk maar om je heen, zeggen ze allebei. Een migratiestop, zoals zij willen? Daar heeft Wilders de verkiezingen mee gewonnen. Misschien dat het door hen gedroomde remigratiebeleid er ook ooit wel komt. „Zonder dwang, behalve voor criminelen en terroristen”, zegt Van der Kooi.
Op de digitale zuilen waarmee bezoekers na de beveiligingspoortjes welkom worden geheten in het parlement floept de virtuele beeltenis van Martin Bosma tevoorschijn. „Het is natuurlijk fijn als iemand die voor een groot gedeelte hetzelfde gedachtengoed heeft als jij Kamervoorzitter wordt”, zegt Van der Kooi.
Hij moet bekennen dat Bosma hem een beetje is tegengevallen. „Hij doet extreem z’n best om niet de indruk te wekken dat hij GroenLinks niet laat uitpraten, hij is objectiever dan objectief. Maar toch, het is wel fijn dat die man voorzitter is in plaats van Vera Bergkamp.”
Lees ook Die ‘conservatieve’ politicus is in werkelijkheid xenofoob, dus noem hem ook zo
De vier formerende partijen zitten nog binnen als de rondleiding erop zit. Financiën en asielbeleid blijven hete hangijzers aan de onderhandelingstafel. Bovendien moet PVV-leider Geert Wilders zijn premierskandidaat nog formeel voordragen. Hij heeft iemand op het oog, zei hij zaterdagochtend.
„Ze hebben mij nog niet gebeld”, zegt Hans de Jonge.
‘Het voelt nog steeds surreëel”, zegt de vijftigjarige Noelia Celoni terwijl ze haar stempas laat zien. „Het heeft bijna dertig jaar geduurd, maar ik mag voor het eerst mijn stem uitbrengen in Spanje.” En dat doet ze zondag tijdens de Catalaanse regioverkiezingen.
Op 21-jarige leeftijd kwam de Uruguayaanse naar Barcelona. Ze studeerde af als radioloog, trouwde, kreeg vier kinderen, betaalt belasting en heeft een hypotheek. Maar stemrecht had ze tot dit jaar niet. Toen ze in 2014 de Spaanse nationaliteit had aangevraagd, moest ze eerst allerlei documenten aanleveren en een examen afleggen over de grondwet en de Spaanse cultuur.
Iemand kan de Spaanse nationaliteit krijgen als diegene de aanvraag daartoe direct na aankomst indient en daarna tien jaar legaal in Spanje verblijft. Daarnaast is ‘goed’ burgerlijk gedrag en integratie ook een vereiste.
„Ik sprak tijdens het examen zelfs Catalaans”, vertelt ze. Een poging om te laten zien hoe diepgeworteld ze was in de Catalaanse samenleving. „De ambtenaar die het examen afnam, werd boos en zei dat ik hier was voor de Spaanse nationaliteit en niet de Catalaanse.” Celoni was ervan overtuigd dat ze haar Spaanse identiteitskaart zou krijgen en het een kwestie van wachten was tot ze door de bureaucratische molen was.
Uiteindelijk werd haar aanvraag in 2018 afgewezen, omdat ze niet goed geworteld zou zijn in de Spaanse samenleving en haar Castiliaans niet goed was. „Mijn moedertaal is Castiliaans. Ik kom uit Uruguay, waar dat de officiële taal is”, lacht ze vol ongeloof. „Ik snap tot op de dag van vandaag niet waar dat besluit op sloeg. Hoe kon ik de nationaliteit niet krijgen, nadat ik sinds mijn 21e in Barcelona woon, een vaste baan heb en getrouwd ben met een Spaanse. Het klopt niet.”
Vernederend
Volgens haar advocaat kon ze het beste helemaal bij nul beginnen en de nationaliteit opnieuw aanvragen, maar Celoni wilde in beroep tegen het besluit van het ministerie van Justitie. Ze kon het alleen aanvechten door getuigenverklaringen te verzamelen. Die moesten bewijzen dat ze geworteld was in Spanje en
„Ik moest naar de school van mijn kinderen en ze laten verklaren dat ik een goede moeder ben. Ik moest op het werk mijn leidinggevende vragen om een verklaring te geven dat ik mijn werk goed deed en goed was voor de patiënten. Op verschillende manieren moest ik aantonen dat ik hier geworteld was en een burger was die zich aan de regels hield. Het is vernederend.”
Celoni’s verhaal staat niet op zich. In Catalonië, de regio met de meeste migranten, mogen 1,1 miljoen migranten niet meedoen aan de verkiezingen. In heel Spanje heeft 73 procent van de buitenlanders die legaal in Spanje wonen, geen stemrecht. En dat is wrang vinden mensenrechtenorganisaties en activisten, want deze groep speelt bijvoorbeeld een belangrijk rol in de Spaanse economie.
In 2019 startte de in Tarragona geboren activiste Safia el Aaddam de campagne #votaresunderecho. Stemmen is een recht. Hoewel El Aaddam in Spanje is geboren, mag ook zij niet stemmen omdat haar Marokkaanse ouders als migranten naar Spanje kwamen en ook geen Spaanse nationaliteit konden verkrijgen. En dat frustreert haar. „Ik ben onzichtbaar. Hoe hard ik ook schreeuw, mijn stem telt niet. Het wordt migranten en hun kinderen heel moeilijk gemaakt om de Spaanse nationaliteit te bemachtigen, hoe hard ze ook hun best doen. Dit is gewoon institutioneel racisme.”
Grondwet
„Nationaliteit geeft stemrecht”, zegt David Moya, hoogleraar constitutioneel recht aan de Universiteit van Barcelona. „Zo staat dat in de Spaanse grondwet.” Volgens Moya was er discussie tijdens het opstellen van de grondwet in 1978 wat betreft het stemrecht, omdat dit de integratie van buitenlanders zou belemmeren. Voor Moya is de verblijfsduur die gekoppeld is aan de aanvraag van de Spaanse nationaliteit te verdedigen. „Zo hebben ze de tijd om de het land en de samenleving goed te leren kennen.”
Voor EU-inwoners zijn de voorwaarden om te stemmen in Spanje minder streng. Zo kunnen EU-onderdanen zich na een inschrijving bij een gemeente, meedoen aan de gemeenteraadsverkiezingen. Zo heeft een Nederlander na een paar maanden al stemrecht, maar een Peruaan pas na vijf jaar mits de aanvraag soepel verloopt. De inwoners van enkele van de grootste gemeenschappen in Spanje, zoals de Marokkanen of de Chinezen, kunnen aan geen enkele verkiezing deelnemen.
„In het Europa na de Tweede Wereldoorlog zou bijvoorbeeld geen enkele Fransman hebben geaccepteerd dat iemand met een andere nationaliteit stemt in de Franse verkiezingen, maar nu zijn er in Europa burgemeesters met een migratieachtergrond. Het debat over toegang tot het stemrecht staat aan de politieke frontlinie, maar daarvoor hebben we nog een lange weg te gaan.”
Volgens Moya zijn er in Spanje juridische scenario’s om het stemrecht voor alle inwoners met een migratieachtergrond te realiseren. „Het kiesrecht dat nu beperkt is tot nationaliteit, omzetten naar een universeel systeem naar Scandinavisch model waarbij iedereen die langer dan drie jaar staat ingeschreven mag stemmen op gemeentelijk niveau. Daarvoor is een constitutionele hervorming nodig. Het is complex, maar niet onmogelijk.”
„Wat ik niet zie gebeuren is een veralgemenisering van het kiesrecht buiten gemeentelijk niveau”, zegt Moya.
„Er is in mijn leven een plafond opgelegd waar ik niet doorheen kon”, wijst Celoni naar boven. Ze werkt al enige tijd in de Hospital Clínic de Barcelona op de oncologieafdeling. „Het is een private kliniek, want alleen daar mocht ik werken. Wanneer je geen DNI (identiteitskaart, red)hebt, mag je geen banen in de publieke sector bekleden, dus werken in een publiek ziekenhuis kon nooit”, legt ze uit. „Het is niet eerlijk, want ik doe netjes elke keer mijn belastingaangifte, ik voldoe aan alle verplichtingen van een staatsburger, maar je krijgt pas al je (democratische) rechten als je een DNI hebt. Een plastic pasje dat bepaalt wat je waard bent.”
Lees ook Premier Sanchez in de problemen doordat Catalanen tegen zijn amnestiewet stemmen
Een sprinter, geen duurloper, zo zag Roger Corman zichzelf. Als ultieme hosselaar regisseerde hij 56 films en produceerde hij er ruim 400. Zijn specialiteit was ‘exploitatie’: alien- en monsterfilms in de jaren vijftig, biker- en drugsfilms in de jaren zestig, rampenfilms en softporno in de jaren zeventig. Hij was schaamteloos commercieel.
Maar Hollywoods koning van de lowbudgetfilm was uitermate invloedrijk als mentor van een generatie filmmakers: de hippies van het ‘nieuwe Hollywood’ die in de jaren zeventig de Amerikaanse filmindustrie re-ani-meer-den. Peter Bogdanovich, Francis Ford Coppola, Martin Scorsese, Jonathan Demme, Ron Howard en James Cameron kregen bij Corman hun eerste kans. Net als acteurs als Jack Nicholson, Sylvester Stallone, Robert De Niro, Diane Ladd, Peter Fonda en Bruce Dern.
Velen waren er zonder hem ook gekomen, anderen waarschijnlijk niet. Jack Nicholson ontmoette Corman begin jaren zestig in een klas ‘method acting’: techneut en dealmaker Corman wilde acteurs beter begrijpen. Nicholson brak pas als 32-jarige door met Easy Rider; had hij zonder alle pover betaalde klusjes en rolletjes in Roger Cormans droomfabriek de hoop niet allang opgegeven?
Bij Corman kon je direct beginnen. Peter Bogdanovich promoveerde in 1966 binnen een week van loopjongen tot assistent-regisseur bij bikerfilm The Wild Angels. Een ruige klus, want met echte Hells Angels als figuranten. Als dank mocht Bogdanovich zijn debuutfilm Targets maken; Corman stipuleerde wel dat hij daarbij ongebruikt materiaal uit horrorfilm The Terror gebruikte.
Debuut Francis Ford Coppola
Francis Ford Coppola bewees zich bij Corman door als filmstudent een filosofische sf-film uit de Sovjet-Unie te verknippen voor drive-inbioscopen: Russische dialogen eruit, eigen shots van ‘Venusvrouwen’ in bikini erin. Als dank mocht hij in 1963 als assistent, grip en geluidsman – op de filmset van Corman had je talloze functies tegelijk – mee naar Europa voor Formule 1-film The Young Racers.
Toen na afloop in Liverpool nog 20.000 dollar en een gehuurde minibus met filmapparatuur overbleef, daagde Corman zijn twee assistenten – Coppola en de latere filmmogol Menachem Golan – uit om snel met een plan te komen. Coppola had het beste idee, nam de veerboot naar Dublin en schoot daar in twee weken zijn debuutfilm, thriller Dementia 13.
Zo werkte de filmschool van Roger Corman. Zelf verzeilde hij in de filmwereld omdat zijn vader, een zuinige wegenbouwkundige ingenieur uit Detroit, op zijn 43ste ging rentenieren in Beverly Hills. Plots zat Corman in een schoolklas vol achternamen als Warner, Goldwyn en Laemmle, schreef hij in zijn droogkomische memoires How I Made A Hundred Movies In Hollywood And Never Lost A Dime (1990). En hoorde hij glamourverhalen uit een wereld waar hij nooit helemaal bij hoorde. Deels bewust. Corman wilde beslist eigen baas blijven: een energieke avonturier en dealmaker. Veel geld, tijd en concentratie steken in prestigieuze films stuitte hem als ADHD’er tegen de borst, zei hij. Maar vrienden zagen ook de onzekerheid van de buitenstaander. Zonder pretentie loop je geen risico.
Afgestudeerd als ingenieur, nam Roger Corman een baantje in de postkamer van 20th Century Fox, waar hij zich rap opwerkte tot scriptlezer. Toen zijn baas met de eer van een door hem ontdekt en opgepoetst filmscript streek, The Gunslinger met Gregory Peck, nam Corman ontslag en leefde een jaar in Oxford en Parijs, waar hij naar eigen zeggen camera’s smokkelde, prostituees escorteerde en scripts schreef. Terug in Los Angeles verkocht hij een van die scripts – Highway Dragnet – en produceerde met de opbrengst en leningen van familie en vrienden voor 12.000 dollar zijn eerste film: Monster From the Ocean Floor.
Nog voor die te zien was, begon Corman in 1954 aan racefilm The Fast and the Furious, die hij liet distribueren door American International Pictures (AIP), dat vijftien jaar lang zijn partner bleef.
Geen tijd verspillen
Corman had zijn helse tempo gevonden, filmen leerde hij in de praktijk. Hij was leergierig, praktisch, snel, zuinig en pretentieloos en eiste dat van iedereen. Fouten boeiden hem niet zolang je geen tijd verspilde aan geleuter. Als mentor leerde hij filmmakers tijdens een ‘power lunch’ staccato zijn regels. Een film moet een sterk begin en einde hebben, het midden boeit niet. Zorg voor continue beweging en verrassend perspectief, oogbollen willen werken in het donker.
Tot 1970 regisseerde Corman zo moeiteloos vier tot negen films per jaar: westerns, horror, sciencefiction, strandfilms, rock-’n-roll. Improvisatie was zijn geheim. Zo was er slechts 50.000 dollar voor A Bucket of Blood (1959), goed voor zeven dagen werk: beeldhouwer vindt erkenning wanneer hij dode mensen in gips giet.
Die film was al in vijf dagen klaar, dus flanste Corman op dezelfde set binnen twee dagen The Little Shop of Horrors in elkaar, over een winkelier die klanten aan een vleesetende plant voert. Een klassieker met de piepjonge Jack Nicholson als masochistische tandartsklant.
‘Film is geen spiegel’
Corman claimde met enig recht dat hij in die twee dagen een heel nieuw genre uitvond: de horrorkomedie.
Had hij talent? Wie weet. In 1959 maakte Corman The Intruder (debuut van William ‘captain Kirk’ Shatner): een pamfletfilm over een volksmenner die een slaperig dorpje in Tennessee opzweept tot een lynchpartij.
Corman manipuleerde in die film echte racistische dorpelingen sluw als figuranten en werd als ‘filmauteur’ gefêteerd op het festival van Venetië. Maar The Intruder werd een flop: Corman concludeerde dat het publiek niet naar de bioscoop gaat om in de spiegel te kijken. De financiële schade was begin jaren zestig snel hersteld met een Edgar Alan Poe-cyclus die er per film chiquer uitzag omdat Corman dezelfde decors steeds verder verfraaide. Dure shots van een kasteelbrand in film één – House of Usher (1960) – keerden telkens terug. Waarna zijn glorietijd begon, als mentor van ambitieuze hippies. Terwijl de grote studio’s onder geriatrische leiding zeperds scoorden, vonden babyboomers bij Corman wat ze zochten: seks, drugs, geweld, mystiek, rock, rebellie. Lowbudget-rommelpotjes als bikerfilm The Wild Angels (1966) en drugsfilm The Trip (1967) bleken grote hits. Al snel trokken de studio’s aan zijn leerlingen.
In 1970 trouwde de 44-jarige Corman, inmiddels een uitgeputte globetrotter. Als vader van vier kinderen verruilde hij de regie voor productie en distributie, telde zijn centjes in een kantoor vol revolutionaire protestposters. Hij was en bleef een vrek, maar een eerlijke vrek; zijn nieuwe filmbedrijf New World Pictures exploiteerde talent maar gaf ze ook een kans. Corman scoorde nu met softporno – nachtverpleegsters, vrouwengevangenis – horror en sciencefiction. Death Race 2000 uit 1975 bleek een van zijn grootste hits: in een live uitgezonden autorace door de VS levert elke doodgereden voetganger punten op.
Maar was hij in de jaren zestig avant-garde, nu opereerde hij eerder in de slipstream. Na het succes van Jaws en Star Wars maakten de grote studio’s opeens B-films met A-budgetten. Voor Corman werd het steeds meer een kwestie van aanhaken: na Jaws maakte zijn protegé Joe Dante vliegensvlug het verdienstelijke Piranha.
Soms kreeg dat een cyclisch karakter. Toen tovenaarsleerling Coppola in 1992 Dracula filmde als een hommage aan Cormans Edgar Alan Poe-cylcus, counterde de oude leermeester met het vluggertje Dracula Rising.
Corman wilde nooit publiek gaan om geld aan te trekken: dan was hij niet langer eigen baas en liep hij risico. Wel zag hij in de jaren zeventig nog een lucratief gat in de markt: distributie van Europese kunstfilms in de VS. Intellectuelen wisten weinig van Amerika buiten New York, zo redeneerde hij, en voor grote studio’s was het kruimelwerk. Het bleek zeer lucratief, en Ingmar Bergman was hoogst geamuseerd toen Corman zijn films in drive-inbioscopen uitbracht. Miramax van de broertjes Weinstein werd later groot op deze door Corman aangeboorde markt.
In de 21ste eeuw stokte Cormans productie tot een magere twee tot vier films per jaar, al bloeide de tachtiger na 2010 – toen hij vele oeuvreprijzen won – weer even op. Enthousiast door goedkope digitale effecten distribueerde hij hilarische monsterfilms als Sharktopus.
Roger Corman wordt niet herinnerd om een meesterwerk, maar zijn invloed op de film is enorm.