Historicus Natalie Zemon Davis gaf een stem aan de stemlozen uit de geschiedenis

In de jaren tachtig van de 20ste eeuw was ‘narratieve geschiedenis’ ineens in de mode. Historici bleken wel degelijk meeslepend te kunnen schrijven. Zo kregen boeken die voordien voorbehouden leken aan een select en vooral academisch gezelschap, ineens een veel groter publiek. In de boekhandels lagen hoge stapels van The Embarrassment of Riches (1988) van Simon Schama, The Great Cat Massacre (1989) van Robert Darnton en Montaillou van Emmanuel Le Roy Ladurie (uit 1975, maar herzien in 1982).

Op die golven kwam in 1983 ook The Return of Martin Guerre uit, van Natalie Zemon Davis, die vrijwel tegelijkertijd met haar boek over deze zestiende-eeuwse rechtszaak meeschreef aan het scenario voor de gelijknamige film met Gérard Depardieu in de hoofdrol. Zemon Davis overleed maandag op 94-jarige leeftijd aan de gevolgen van kanker.

Brede variëteit aan bronnen

In de lange en productieve carrière van Zemon Davis (Detroit, 1928) was dit een typerend werk. Het verhaal van de zestiende-eeuwse dorpeling uit het zuiden van Frankrijk die als tiener trouwt met een piepjong meisje, dan ineens verdwijnt, waarna jaren later een compleet andere ‘Martin Guerre’ zijn plaats inneemt, was een sprekend voorbeeld van wat ‘microgeschiedenis’ werd genoemd. Aan de hand van een brede variëteit aan bronnen (vooral gerechtsdocumenten in dit geval) en met behulp van methoden die ze leende van sociologen en antropologen, kleurde Zemon Davis de kleine gemeenschap in. Het idee was dat in de beperking van één plek of één persoon de hele sociale en culturele diepte van het verleden kon worden weergegeven.

Het ‘narrativisme’ was een grote paraplu, waaronder een publiekshistoricus als Schama, die grote historische tv-series voor de BBC zou presenteren, stond naast de mediëvist Le Roy Ladurie, die was opgeleid in de academische school van tijdschrift Annales en altijd zocht naar de diepere structuren onder de ‘kleine’ geschiedenis. Voor de aanhangers was het narrativisme de logische uitkomst van een wetenschap die de hele waarheid nooit zou kunnen vinden. Historici moesten niet zozeer het verleden reconstrueren als wel een verhaal óver het verleden construeren. In die jaren won het woord ‘construct’ aan populariteit en begon de ondertitel van historische werken vaak met ‘een geschiedenis van…’

In dat spectrum koos Zemon Davis uit wetenschappelijke en ideologische overtuiging voor het verhaal als methode. „Negentig procent van de boeren uit de zestiende eeuw kon niet schrijven”, schreef ze in Martin Guerre. Die hebben „ons weinig documenten nagelaten waaruit hun eigen gedachten spreken”. De historicus kon in een overtuigend, op bronnen én verbeelding steunend ‘narratief’ stem geven aan die stemlozen.

Die wat activistische kijk had Zemon Davis er bijvoorbeeld in 1971 al toe gebracht als een van de eersten een college vrouwen- en gendergeschiedenis te organiseren, op de universiteit van Toronto. Ook vrouwen hoorden in de geschiedenis nu eenmaal vaak tot de stemlozen. In 1995 schreef ze Women on the Margins, over drie vrouwen in de zestiende eeuw.

De Amerikaanse regering nam in 1952 de paspoorten van het linkse echtpaar in

Haar engagement bracht haar er vlak na de Tweede Wereldoorlog toe zich aan te sluiten bij een marxistische studiegroep. In 1948 trouwde ze met de wiskundige Chandler Davis, die in de periode van de red scare werd vervolgd om zijn communistische sympathieën. De Amerikaanse regering nam in 1952 om die reden de paspoorten van het echtpaar in.

Ze was bijzonder populair onder studenten. Twee studenten die haar in 1990 interviewden voor historisch tijdschrift Skript, leverden hun artikel bij de redactie in met de hartstochtelijke eerste zin: „Na jaren op haar te hebben gewacht, landde Natalie Zemon Davis eindelijk op Schiphol.”

De verhalende historici met hun postmoderne opvattingen ontmoetten destijds al stevige kritiek. In vaktijdschriften zochten wetenschappers in hun werk naar feitelijke fouten, waarvan ze er vele vonden. Zemon Davis is haar positie altijd blijven verdedigen. In 1992 antwoordde ze de critici in het artikel Stories and the Hunger to Know. Ze wees daarbij op de „gevaren” van het verlangen naar „waarheden”: „een naïef vertrouwen in empiricisme” – met zijn nadruk op tastbare gegevens (documenten, artefacten).

Cultuurgeschiedenis daarentegen, schreef Zemon Davis, „waarschuwt ons dat wij, in ons gerechtvaardigde streven naar de waarheid over het verleden, niet vastzitten in de klauwen van ‘ideologie’, ‘vooroordeel’ of ‘waarden’ […] maar dat wij deels onze verhalen zelf fabriceren”. Dat was een directe verwijzing naar haar voorwoord bij Marin Guerre: „Wat ik u hier bied is ten dele mijn vinding [invention], maar wel krachtig in toom gehouden door de stemmen uit het verleden.”