N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Retail De keten van 240 winkels zou in de problemen zijn gekomen door een hoge schuldenlast na de coronacrisis. Het bedrijf, dat werk biedt aan ongeveer 1.500 mensen, wil die saneren met een zogenoemde ‘WHOA-procedure’.
Na Big Bazar dreigt er weer een nieuw faillissement in de winkelstraat. De Brabantse modeketen Shoeby zit in de financiële problemen en probeert een akkoord te sluiten met schuldeisers om een faillissement af te wenden. Dat bevestigt de keten in een verklaring na berichtgeving van vakblad RetailTrends.
Shoeby heeft 240 winkels in Nederland en is in handen van oprichtersfamilie Van Deursen. Er werken ongeveer 1.500 mensen. Het bedrijf zou in de problemen zijn gekomen door een hoge schuldenlast, die zou zijn ontstaan in de coronaperiode. Shoeby probeert met een zogenoemde ‘WHOA-procedure’, de Wet homologatie onderhands akkoord, de schulden te saneren: dat is een relatief nieuw middel waarbij in principe schuldeisers niet allemaal akkoord hoeven te gaan met een schuldenreductie. De rechter moet zo’n regeling wel goedkeuren.
Volgens het bedrijf zijn de problemen deels een late uitwerking van de coronacrisis. Door winkelsluitingen moest het voorraden afschrijven en liepen de schulden op. Daar kwamen later loonstijgingen, hoge energieprijzen en transportkosten bovenop. Toen consumenten volgens Shoeby ook minder gingen uitgeven door een dalende koopkracht, kwam de keten in de problemen.
Het bedrijf zegt „in de kern gezond” te zijn; iets wat ook noodzakelijk is om aanspraak te kunnen maken op een WHOA-procedure. De winkels zijn op dit moment geopend. Shoeby zegt een team van „ervaren specialisten” te hebben samengesteld om de poging tot schuldsanering uit te voeren.
Meerderheidsaandeel
Shoeby is in 1981 opgericht in Den Bosch door John en Mieke van Deursen. Het bedrijf wordt inmiddels geleid door de tweede generatie, de dertigers Mitch en Jill van Deursen. In 2011 nam private-equityfonds Bencis een meerderheidsaandeel, maar de familie kocht dat na een aantal jaar terug.
Dat het niet per se makkelijk is een WHOA-akkoord te sluiten bleek zeer recent nog bij Big Bazar. Maandag wees de rechter een verzoek voor zo’n regeling bij deze koopjesketen nog af, waardoor het einde van Big Bazar nu vrijwel zeker is. Bij Big Bazar zou de schuld inmiddels zijn opgelopen tot rond de 30 miljoen euro; bij Shoeby zijn geen bedragen bekendgemaakt.
Shoeby, dat jaarlijks omzetten van enkele tientallen miljoenen euro’s kende, is de nieuwste keten in een lange rij van winkels die de afgelopen maanden in de financiële problemen kwamen. Dit jaar meldden Scotch&Soda, Doek Retail (onder meer van Vero Moda) en Score problemen. In sommige gevallen, zoals bij Scotch & Soda, volgde een doorstart. Veel van de ketens liepen in de coronatijd forse schulden op, die nu drukken op de ondernemingen.
In Kamp Westerbork is het nu alle macht aan de verbeelding. Lopend door de grasvelden van het Drentse concentratiekamp zijn het de leegte en stilte die je treffen, louter doorbroken door het geroezemoes van een schoolklas. Vrijwel alles wat er was toen hier 107.000 Joden, Sinti, Roma en verzetsstrijders vastgezet werden in afwachting van hun ‘doorvoer’ naar de vernietiging, is er niet meer. En wat er nu wel is, was er toen niet.
Het spoor waar zij aankwamen alvorens ze vertrokken: weg. Langs het kamp staan hekken met prikkeldraad, maar die zijn later neergezet. Een wagon: evenmin oorspronkelijk. De barak van dunne, groene houten platen die midden op het terrein staat: weliswaar opgebouwd uit restanten van échte barakken, maar rondom een modern stalen frame. En het omringende bos dat nu de indruk kan wekken dat gevangenen wellicht gemakkelijk de duisternis in hadden kunnen ontsnappen, is pas ná de oorlog aangelegd. Net als de radiotelescoop, bekend van Harry Mulisch’ roman De Ontdekking van de Hemel – op 4 mei kijken de antennes naar beneden.
Westerbork is dan ook geen Auschwitz-Birkenau, waar je in de krappe gaskamers de kolossale omvang van de vernietiging voelt en waarvan de kilte van de barakken je jaren later nog bij de keel kan grijpen. Al was het maar omdat pas in de loop van de jaren zestig en zeventig maatschappelijk en politiek doordrong dat wat er in de oorlogsjaren in Westerbork gebeurde het herinneren waard was – weinigen van de Nederlanders die via Westerbork waren gedeporteerd hadden de oorlog overleefd. Tegen die tijd waren de 110 barakken, waar op een zeker moment zo’n 17.000 mensen in vastgezet waren, al verkocht aan kippen- en varkensboeren.
Donderdag presenteerde het kamp plannen om die geschiedenis indringender, concreter en dichterbij te laten voelen. „Bezoekers moeten meer houvast krijgen”, zegt directeur Bertien Minco rond de presentatie in de oude woning van de kampcommandant – het enige gebouw dat de naoorlogse geschiedenis heeft overleefd. „Het kampterrein heeft te weinig impact, met name op jongeren.” Het terrein en bijbehorende museum moeten, zegt ze, meer „recht doen aan het onrecht”.
Hoop uit de hemel
Westerbork werd in 1939 gebouwd voor Joodse vluchtelingen die het naziregime ontvluchtten, maar werd na de Duitse inval al snel een concentratiekamp. Westerbork, zegt Minco, was als „een kleine stad in de polder”: omringd door heide waarover je kilometers ver kon kijken. Ná de oorlog deed het eerst dienst als gevangenis voor Nederlandse collaborateurs en daarna zestien jaar als kamp voor Molukkers.
De plannen van architecten Francine Houben en Herman Kossmann moeten die volledige geschiedenis laten zien, horen en voelen. Allereerst in het museum, dat nu 80.000 bezoekers per jaar aankan maar er 140.000 ontvangt. Het nieuwe gebouw krijgt de vorm van een ‘tripod’, met café, zalen voor scholieren en de expositie. Die wordt in drie delen opgesplitst, vertelt Kossmann: voor, tijdens en na de oorlog.
Het grote verhaal moet daar met kleine vertellingen overgedragen worden. Van Joodse Nederlanders bijvoorbeeld die eerst langzaam en dan heel snel het antisemitisme zien oprukken en uiteindelijk worden opgepakt en in Westerbork worden vastgezet – mensen zoals de grootouders van architect Kossmann, die uiteindelijk in Auschwitz werden vergast. En door ronde dakramen moeten bezoekers de hemel kunnen zien. Een overlevende had de architecten namelijk verteld dat hij dáár hoop uit putte. De blauwe luchten deden hem aan vrijheid denken.
Langs het bijna drie kilometer lange pad richting het kamp zelf, waarover vroeger de treinen reden, wordt zichtbaar hoeveel mensen wanneer zijn gedeporteerd. Hoe hoger de pilaren, hoe meer mensen – hun namen komen erop te staan. Het kamp zelf moet meer „de omvang van de stad laten zien”, zegt Houben. Overal waar barakken stonden, worden kleine plantsoentjes geplant. Acht velden worden verhard: daar komen de plattegronden op te staan van bijvoorbeeld de ziekenhuisbarak en de weeshuisbarak. Ook komen er volgens Kossmann „audio-ontmoetingen”: plekken waar de verhalen van „slachtoffers, daders en omstanders” worden verteld. En door de ramen zal straks het leven in het oude commandantenhuis zichtbaar zijn: van de kampcommandant en van zijn Joodse gevangenen. Her en der komt „iconisch meubilair” te staan, zoals grote, houten stapelbedden waarin gevangenen moesten slapen.
Eén probleem
De ambitieuze plannen stuiten, naast de nog ontbrekende vergunningen en definitieve ontwerpen, op één probleem: geld. De modernisering kost alles bij elkaar zeker 55 miljoen euro. Dinsdag trok Minco naar Den Haag om aandacht te vragen voor de financiële situatie van het kamp. Dat wordt nu nog voornamelijk gefinancierd door het ministerie van Volksgezondheid, zegt ze, in het kader van het welzijnsbeleid voor de oorlogsgetroffenen. „We worden niet als museum gefinancierd, maar proberen wel aan de eisen van een modern museum te voldoen.” Na haar publieke smeekbede in de Tweede Kamer hebben zich donateurs gemeld, vertelt ze, en er zijn schoolklassen die actie willen gaan voeren.
Maar wat er nu aan financiering is, is volgens projectmanager Simon de Jong bij lange na niet genoeg om het kamp te moderniseren. „Er is pas een fractie binnen.” Hij hoopt op „een groot gebaar” van het Rijk. Als dat er komt, of als de financiering anderszins rond komt, dan zou de verbouwing in zo’n „drie à vier jaar” voltooid moeten worden.
„De studie laat duidelijk zien dat er zogeheten stapelingseffecten zijn van chemische stoffen die mensen binnen krijgen”, zegt Roel Vermeulen, hoogleraar milieu-epidemiologie aan de Universiteit Utrecht, en niet betrokken bij het onderzoek. Individueel kunnen chemische stoffen zonder gevaar lijken, maar gecombineerd geven ze toch schade. Bij risico-analyses wordt naar dit gecombineerde effect nu niet voldoende gekeken, zegt Vermeulen, die een Europees project coördineert waarbij in meer dan 10.000 (menselijke) monsters honderden chemische stoffen worden geanalyseerd, om meer inzicht te krijgen in hun bijdrage aan gezondheidseffecten.
Tienduizenden chemicaliën
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie sterven jaarlijks 9 miljoen mensen vroegtijdig als gevolg van milieu-vervuiling, waarvan 6 miljoen door luchtverontreiniging. De rest is voor een belangrijk deel te wijten aan blootstelling aan allerlei chemische stoffen. In een twee jaar geleden gepubliceerde update schrijven onderzoekers dat ze een toename zien in „toxische chemische vervuiling”, onder andere door lood. Ze noemen het „een onbedoelde consequentie van industrialisatie en urbanisatie”.
„Sinds de Tweede Wereldoorlog is het op de markt gekomen aantal nieuwe stoffen exponentieel toegenomen”, zegt Vermeulen. In Europa zijn tienduizenden chemicaliën in gebruik, maar de controle loopt ver achter. Van slechts een klein deel is bekend hoe schadelijk ze zijn voor mens en natuur.
Bij de 1.199 chemische stoffen waarop de Duitse onderzoekers screenden, zaten industriële chemicaliën, stoffen die in voeding en huishoudproducten worden verwerkt, en bestrijdingsmiddelen. „De laatste vijf jaar zijn dit soort screeningstechnieken sterk verbeterd”, zegt Vermeulen. Bij de meeste vrouwen troffen de onderzoekers tussen de 38 en 79 stoffen aan. Het vaakst kwamen ze chemicaliën uit de industrie, uit consumentengoederen en verzorgingsproducten tegen. „Maar dat zegt niet meteen iets over schadelijkheid”, zegt Vermeulen. In totaal troffen de onderzoekers 294 verschillende stoffen aan. Daaronder bevonden zich bekende stoffen als caffeïne en pijnstiller ibuprofen. „Maar ook al lang verboden stoffen zoals DDT”, zegt Beate Escher, eerste auteur van de studie, en hoofd van de afdeling Celtoxicologie aan het Helmholtz centrum voor milieu-onderzoek in Leipzig. „Wat we vinden is eigenlijk de hele geschiedenis van chemische productie van de afgelopen honderd jaar”, aldus Escher, die vertelt dat in de publicatie tien jaar werk zit.
Bestrijdingsmiddelen
Vervolgens keken de onderzoekers in hoeverre mengsels van deze stoffen de groei van hersencellen konden remmen of blokkeren. Dat berekenden ze met computermodellen, maar ze maakten zelf ook 63 mengsels (met tussen de 4 en 28 stoffen). „De mengsels laten een cumulatief effect zien, terwijl de concentratie van de individuele stoffen lager is dan het niveau waarop effecten worden verwacht”, zegt Escher. Ze noemt dit het something-from-nothing principe.
Ook Martina Vijver, hoogleraar ecotoxicologie aan de Universiteit Leiden, noemt het een belangrijk onderzoek. Met collega’s houdt zij de Bestrijdingsmiddelenatlas bij, die weergeeft welke middelen in welke concentraties waar zijn aangetroffen in de Nederlandse oppervlaktewateren. In de laatste update, die deze week is verschenen, is voor het eerst ook het effect van mengsels van bestrijdingsmiddelen meegenomen. „Wij zien op heel wat plaatsen dat mengsels extra risico geven, ook al blijven de afzonderlijke stoffen binnen de normen.”
Een volgende stap, zegt Vermeulen, is het effect van mengsels bestuderen op de gezondheid van mensen. Daar zegt dit onderzoek niks over. De schade aan gekweekte zenuwcellen die de onderzoekers zagen, is niet zomaar te vertalen naar het dagelijkse leven.
Afgelopen mei adviseerde de Gezondheidsraad om de aanwezigheid en concentratie van chemische stoffen waaraan de Nederlandse bevolking is blootgesteld, structureel te gaan volgen. Naar voorbeeld van onder meer Duitsland en Vlaanderen. „Dan zou er ook naar het effect van mengsels gekeken kunnen worden”, zegt Vermeulen.
Het was nota bene de VVD die donderdag samenvatte hoe de verduurzaming van de grootste uitstoters van Nederland de afgelopen jaren weinig had opgeleverd. „Er is twee jaar flink op los vergaderd, maar er zijn nul afspraken gemaakt, en een grote pot met geld blijft onaangeraakt”, zei Kamerlid Silvio Erkens, terwijl in het vorige kabinet VVD-minister Micky Adriaansens hiervoor verantwoordelijk was. „De afspraak met Tata Steel moet snel rond”, vervolgde Erkens. „Anders kunnen we de klimaatdoelen op onze buik schrijven.”
Zou het nog lukken? Het vergroenen van de industrie was één van de belangrijkste pijlers van het klimaatbeleid van het vorige kabinet. Het plan: ga om de tafel met de twintig grootste uitstoters van Nederland – van Tata Steel tot plasticproducent Dow tot kunstmestfabriek Yara – en maak afspraken met ze over staatssteun voor vergroening. Zo voorkom je dat deze bedrijven weggaan, behoud je werkgelegenheid en verduurzaam je Nederland.
Het huidige kabinet wil deze aanpak (met een budget van 3 miljard euro) voortzetten – maar Sophie Hermans (VVD), minister van Kimaat en Goene Groei, en de Kamer klonken hier donderdag minder zeker van dan ooit. De onderhandelingen duren en duren, maar er wordt weinig vooruitgang geboekt. Vrijblijvende overeenkomsten zijn met dertien bedrijven onder voormalig minister Adriaansens wel getekend, maar het is nog steeds onduidelijk of die ook tot bindende afspraken komen.
Als er geen serieuze plannen komen, gaan we de gesprekken ook stoppen
Complexer dan verwacht
„Ben ik nou tevreden? Ik had ook gehoopt dat we nu verder waren”, zei minister Hermans donderdag tegen de Kamer. Ze wijst erop dat alles complexer is dan verwacht. „Het is nieuw en er zijn veel partijen bij betrokken, en je zit al snel met Europese staatssteunregels.”
Van alle kanten klinkt de kritiek op de ‘maatwerkaanpak’ luider en luider. „Het tempo ebt weg”, constateerden de twaalf provincies – die de vergunningen voor de projecten moeten verlenen – voor de zomer al in een gezamenlijk statement. De haven van Rotterdam, waar veel van de betrokken bedrijven gevestigd zijn, zei woensdag dat de concurrentiepositie in gevaar is door vastlopende vergroening.
Ondertussen waarschuwde de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) onlangs dat de industrie „minder CO2-efficiënt” is gaan produceren. „Nog geen groene groei industrie”, constateerde de NEa droogjes boven het eigen persbericht.
Binnen politiek en industrie klinken allerlei redenen voor de vastlopende gesprekken: voor bedrijven zijn er veel onzekerheden over bijvoorbeeld de energieprijs, grote multinationals moeten kiezen tussen meerdere landen voor groene investeringen, veel ministeries bemoeien zich met de afspraken, er zijn problemen met capaciteit op het stroomnet, onwennigheid om zaken te doen met de overheid, stikstofproblemen – ga zo maar door.
Donderdag erkende Hermans dat er méér moet gebeuren, en sloeg ze een hardere toon aan dan haar voorganger. Ze waarschuwde dat het aanbod om bedrijven extra te helpen verduurzamen, niet eindeloos op tafel zal blijven liggen. Er moet „tempo” in, zei Hermans, en dat betekent dat het kabinet „aan de vooravond” staat van kiezen bij welke bedrijven het nog realistisch is om tot een afspraak te komen. „Ik kies voor waar serieuze plannen liggen om te verduurzamen. En als die er niet komen, gaan we de gesprekken ook stoppen.”
Het geduld van de Tweede Kamer raakt intussen op. Zowel D66 en VVD zien graag een deadline, bijvoorbeeld eind 2025, om te weten of de maatwerkafspraken nog gaan lukken. Een eerste brainstorm over alternatieven – veelal bestaande subsidieregelingen – volgde. Het lijkt erop dat de minister weinig tijd krijgt om de vastgelopen maatwerkafspraken glad te trekken.
Tata Steel
Het meest controversiële bedrijf dat onder een afspraak moet vallen is Tata Steel, de grootste CO2-uitstoter van Nederland. Niet alleen moet Tata Steel véél minder uitstoten, ook heeft de staalproducent (circa 8.000 werknemers) de taak om de gezondheidseffecten van zijn industrie flink te beperken. Hermans wilde weinig loslaten over de gesprekken, behalve dat zij samen met premier Dick Schoof de Indiase top van het bedrijf had gesproken.
Vermoedelijk zal de Nederlandse staat met name voor Tata Steel flink de portemonnee moeten trekken. In uitgelekte documenten bleek eerder dit jaar dat de overheidssteun voor Tata op zou kunnen lopen tot meer dan een miljard euro. Daarbij zullen ook afspraken gemaakt worden over hoe de gezondheid in de omgeving moet verbeteren, benadrukte Hermans donderdag.
Een deel van de oppositie wilde vastleggen dat de minister daar recente adviezen met gezondheidseisen als harde „randvoorwaarde” meenam, maar daar wilde de minister niet aan. Wel beloofde ze dat er „geen maatwerkafspraken komen zonder gezondheidswinst”.
Eerder dit jaar werd al duidelijk dat als er geen afspraak met Tata Steel komt, er een kans bestaat dat de staat moet opdraaien voor de sanering van de fabrieken in IJmuiden. Kosten werden geschat op 12 miljard. De verwachting is echter dat er dit jaar nog een deal komt met Tata Steel: regering en bedrijf zijn vergevorderd met onderhandelingen.
‘Sterfhuisconstructie’
Als maatwerkafspraken uitblijven, wacht een risicovol scenario. De regering probeert te voorkomen dat bedrijven die veel CO2 uitstoten hier nog lange tijd mee zullen doorgaan, totdat het financieel niet meer kan. De industrie is door het Europese emissiehandelsysteem gedwongen steeds minder uit te stoten: deze uitstootrechten worden steeds schaarser en dus duurder, tot in 2040 de industrie niks meer mag uitstoten (netto nul). Fabrieken zullen sluiten, vrezen sommige partijen, en uit Nederland vertrekken. Voor deze „sterfhuisconstructie” waarschuwde de VVD opnieuw donderdag.
Lees ook
Wat is er terechtgekomen van het klimaatbeleid van Rutte IV?
Met één bedrijf is het in ieder geval al niet gelukt om tot een afspraak te komen, bleek donderdag. Hermans liet zich ontvallen dat de gesprekken met olieconcern BP zijn beëindigd, op verzoek van het bedrijf. Geheel tegen de trend in, is dat niet. BP heeft, net als een aantal andere olieconcerns zoals Shell, onlangs zijn duurzaamheidsdoelstellingen teruggeschroefd. BP zet weer méér in op olie en gas, en verkocht in de Verenigde Staten deelnemingen in windenergie.