N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Wielrennen Mads Pedersen won de achtste etappe van de Tour de France na een lange sprint in Limoges. Zijn collega Mark Cavendish, die deze Tour op het record van meeste etappezeges jaagde, viel en moest afstappen.
Mark Cavendish verliet de Tour de France na een val in de achtste etappe van Libourne naar Limoges. Foto Thomas Samson/AFP
De Deen Mads Pedersen heeft de achtste etappe in de Tour de France gewonnen na een massasprint. In de etappe van Libourne naar Limoges, met een aankomst licht bergop, bleef Pedersen zijn Belgische concurrenten Jasper Philipsen en Wout van Aert voor. De Nederlander Dylan Groenewegen eindigde als vierde in de lange, zware sprint. Jens Vingegaard behoudt de gele trui, op 25 seconden gevolgd door Tadej Pogacar.
De achtste etappe was vooral ook de etappe van de val en het uitstappen van Mark Cavendish. De 38-jarige Britse sprinter van Astana deed mee in deze Tour met als doel het record van de meeste etappezeges in de Tour de France van de Belg Eddy Merckx te verbreken. Beiden staan op 34 dagzeges. Cavendish kwam vrijdag in Bordeaux net tekort voor de vijfendertigste zege, toen hij net achter Jasper Philipsen als tweede finishte. De Brit kondigde eerder al aan na dit seizoen te stoppen.
Etappewinnaar Pedersen loofde na afloop zijn teamgenoten van Lidl-Trek om hun voorwerk. „We zijn kalm gebleven en ondanks de lange sprint had ik de benen om het te af te maken”. Ook had hij mooie woorden over voor zijn collega Cavendish, die hij een hart onder de riem stak. „Het was een genot om met Mark te kunnen racen. Het is treurig dat zo’n legende de Tour op deze manier moet verlaten.”
Gratis geld bestaat niet, zo wil een oude wijsheid. Maar wie het rapport ‘Kansen voor lagere tarieven en beter beleid’ leest dat demissionair staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen (Fiscaliteit, NSC) maandag aan de Tweede Kamer stuurde, komt in de verleiding daar anders over te denken. Kort door de bocht is de boodschap: er ligt voor vele tientallen miljarden aan belastinggeld voor het oprapen, laten we er iets goeds mee doen!
Vooropgesteld: het rapport van de ambtenaren van Financiën is geen uitgewerkt pakket met panklare maatregelen. Het is vooralsnog ook niet de bedoeling dat het demissionaire kabinet er iets van gaat vinden, benadrukt Van Oostenbruggen in een begeleidende brief. Dat is aan een volgend kabinet, na de verkiezingen van eind oktober dus. Tegelijkertijd biedt de vingeroefening van de ambtenaren bergen aan interessant materiaal voor een inhoudelijke verkiezingscampagne: er valt wat te kiezen als het gaat over de inrichting van het fiscale stelsel. En wat te winnen ook.
Tweehonderd regelingen
Het Nederlandse fiscale stelsel is opgebouwd uit ongeveer tweehonderd belastingregelingen – van loonbelasting tot btw en van vennootschaps- tot motorrijtuigenbelasting – die dit jaar gezamenlijk 428,7 miljard euro opbrengen aan belasting- en premieinkomsten. Van die regelingen zijn er de afgelopen jaren er 116 geëvalueerd, waarbij 53 regelingen een negatieve beoordeling kregen. Deze regelingen zijn weliswaar goed voor 85 miljard euro aan belastinginkomsten, maar zijn niet effectief, of bereiken niet tegen redelijke kosten hun doel.
Dat op zich is geen nieuws: de afgelopen jaren is al vaker vastgesteld dat de doelmatigheid van fiscale regels te wensen overlaat. Uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst, een te ingewikkelde opgave voor belastingplichtigen, te hoge uitvoeringskosten of niet doelmatig: de lijst met negatieve kwalificaties is lang.
Ook de roep om daar wat aan te doen klinkt regelmatig, alleen komt een gestructureerd debat over hoe dat dan moet niet van de grond. Dat heeft alles te maken met wat scheidend president Klaas Knot van De Nederlandsche Bank onlangs ook weer opmerkte: het fiscale stelsel is er niet (meer) voor het algemeen belang, maar is vooral een optelsom van deelbelangen. Wie aan één regel komt, benadeelt direct een specifieke groep belastingplichtigen. En dat ligt politiek gevoelig.
Om dat probleem te omzeilen, kozen de ambtenaren van Financiën voor een meer integrale benadering. Ze laten de 85 miljard euro aan negatief beoordeelde regelingen voor wat ze zijn en concentreren zich op vier clusters van maatregelen waar in samenhang gesneden en opgeruimd kan worden. Dat levert in totaal zo’n 35 miljard euro aan geschrapte of aangepaste regelingen op. Geld (omgerekend zo’n 2.000 euro per Nederlander) dat gebruikt kan worden om op andere terreinen de lasten te verlichten.
‘Pas het btw-stelsel aan’
De meeste winst is te behalen uit een aanpassing van het stelsel van de btw. Daar geldt nu een normaal tarief (van 21 procent) en een verlaagd tarief voor een specifieke groep goederen, zoals sommige voedingsmiddelen, cultuur, arbeidsintensieve diensten en openbaar vervoer. De oorspronkelijke bedoeling van een verlaagd btw-tarief, het ondersteunen van minder draagkrachtigen, wordt daarmee niet bereikt, werd al eerder vastgesteld. Ook leidt de btw-wetgeving tot een oerwoud aan uitzonderingsbepalingen, die moeilijk te hanteren zijn en voor verwarring (en hilariteit) zorgen.
Lees ook
De btw: het fiscale duizenddingendoekje dat al een halve eeuw misbruikt wordt
De ambtenaren stellen voor om de 16 miljard aan inkomsten uit het verlaagde btw-tarief (bijna eenvijfde van het totaal aan btw-inkomsten) daarom ‘vrij te spelen’. Dat kan via afschaffing van het verlaagde tarief (waardoor één tarief van 21 procent overblijft). De opbrengst kan gebruikt worden om gericht beleid mee te voeren: een verlaging van de inkomstenbelasting, of specifieke steun aan sectoren. Ook kan gekozen worden voor één tarief van 18 procent, waarbij de opbrengsten van het afschaffen van het verlaagde tarief gebruikt worden om het algemene tarief terug te dringen. Een derde richting kan zijn categorieën fors in te perken waarvoor nu een verlaagd tarief geldt (bijvoorbeeld tot alleen voedingsmiddelen en water) en met gericht beleid de andere sectoren te steunen. Dan resteert 3 miljard voor aanvullende lastenverlichting.
Een ander blok waar vereenvoudiging en schrappen van bestaande maatregelen tot een beter en uitvoerbaar stelsel leidt, is de eigen woning. Eigenwoningbezit wordt jaarlijks met 9 miljard euro gesubsidieerd, constateren de ambtenaren, en dat terwijl de hypotheekrenteaftrek er nauwelijks toe leidt dat meer mensen een eigen woning kopen. Integendeel, zij drijft de huizenprijzen op en laat mensen zich dieper in de schulden steken dan als de aftrek er niet was geweest. Afschaffen is dus het devies in het rapport, en neem daar ruim de tijd voor (twintig jaar, is het advies), want de effecten kunnen groot zijn. Ook zou het eigenwoningforfait, de regeling die een deel van de waarde van de woning optelt bij het inkomen, verhoogd kunnen worden. Ook geleidelijk, om al te grote negatieve inkomensschokken te voorkomen.
De opbrengst, 9 miljard euro in totaal, kan gebruikt worden om de lasten op arbeid significant te verlagen. Daarvan profiteren zowel huizenbezitters als huurders. Ook zal de vermogensongelijkheid met het afschaffen van de subsidies op de eigen woning afnemen.
‘Stop subsidiëren ondernemers’
Het derde blok waar de ambtenaren hun tanden in zetten zijn de ondernemers. Daar valt 8 miljard te halen (omgerekend 3.000 euro per bedrijf), vooral door iemand niet meer te subsidiëren omdat hij of zij ondernemer is, maar alleen te kijken naar wat de onderneming doet. Gevolg van de fiscale maatregelen die nu gelden is dat het verschil tussen een werkende en een ondernemer te groot is, wat verstorend werkt op de arbeidsmarkt.
Ook de landbouwvrijstelling, de bedrijfsopvolgingsregeling in de erfbelasting en de verlaagde accijns voor kleine brouwerijen mogen op de schop
De ambtenaren richten zich vooral op regelingen als de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de verlaagde winstbelasting. Zij rekenen voor dat door meer te sturen op bijvoorbeeld innovatie, duurzaamheid en het gelijk belasten van ondernemers en werkenden er ruimte ontstaat om de winstbelasting te verlagen, het hoogste belastingtarief voor werkenden te verlagen en de werkgeverspremies te verlagen.
Een laatste pakket van 10 miljard euro aan regelingen maakt vooral een einde aan fiscale regels die niet het beoogde resultaat hebben, of te ingewikkeld zijn voor burgers, bedrijven of de belastingdienst zelf. Voorbeelden zijn de reiskostenaftrek voor het OV, de eenmalige schenkingsvrijstelling aan kinderen, de landbouwvrijstelling, de bedrijfsopvolgingsregeling in de erfbelasting, de willekeurige afschrijving zeeschepen of de verlaagde accijns voor kleine brouwerijen.
De voorbeelden maken gelijk helder hoe specifiek sommige fiscale regelingen zijn. Van de meeste regelingen zegt Financiën: afschaffen. De 2,3 miljard die dat oplevert kan gerichter worden ingezet of gebruikt worden voor lastenverlichting op arbeid. Andere regelingen kunnen worden omgevormd of aangepast, waarmee ofwel het doel binnen handbereik komt ofwel geld vrijkomt om lasten op arbeid of voor ondernemers te verlagen.
Wat het rapport vooral laat zien is dat het best kan, een simpeler, effectiever en doelmatiger stelsel inrichten. De ambtenaren erkennen ook dat ze zich met deze voorstellen in een complex politiek speelveld van (deel)belangen begeven. Hun advies is dan ook: creëer eerst maatschappelijk draagvlak voor de gewenste aanpassingen voordat je ze doorvoert. Niet om iedereen tevreden te stellen, dat zal per definitie niet lukken als specifieke voordeeltjes worden afgeschaft. Wel om het bredere belang van een aanpassing of vereenvoudiging uit te leggen.
Tegels uit je tuin halen, planten erin zetten, een groen dak aanleggen… Het zijn allemaal maatregelen die mensen zelf kunnen nemen voor een groenere, koelere en ‘klimaatbestendigere’ tuin. Een andere veelgenoemde maatregel is het ‘afkoppelen’ van je regenpijp. Normaal gesproken leiden regenpijpen het water van je dak naar het riool. Als je de regenpijp afkoppelt, gaat het water naar een regenton, of rechtstreeks naar je vijver of tuin. Zet dat zoden aan de dijk? Of is het een druppel op een gloeiende plaat?
Er zijn twee redenen om je regenpijp af te koppelen, vertelt Paulien van der Geest van voorlichtingsorganisatie Milieu Centraal. „Wanneer je het afkoppelen combineert met het plaatsen van een regenton, dan kun je je tuin regenwater geven in plaats van drinkwater. Nu gebruiken Nederlandse tuinbezitters jaarlijks gemiddeld zo’n 1.100 liter drinkwater om de tuin te besproeien, vaak juist in droge periodes als er drinkwatertekorten dreigen.”
Een gemiddeld huishouden verbruikt jaarlijks zo’n 100.000 liter, dus het níét besproeien van de tuin bespaart heel grofweg 1 procent van het totale waterverbruik. Is dat veel? Relatief misschien niet, maar wel in absolute zin: er zijn ongeveer 5,5 miljoen tuinen in Nederland.
Belasting van het riool
Er is nog een tweede belangrijke reden om je regenpijp af te koppelen, aldus Van der Geest: „Het zorgt ervoor dat regenwater niet meer het riool in stroomt. Het schone regenwater wordt niet onnodig gezuiverd en het riool loopt minder snel over. Dat wordt steeds relevanter, nu we door klimaatverandering steeds vaker te maken krijgen met meer neerslag en hoosbuien.”
Maar hoeveel regen valt er eigenlijk op onze daken? Is dat werkelijk een grote belasting van het riool? We vragen het aan Leon Droppert van advies- en ingenieursbureau TAUW. „Gemiddeld valt jaarlijks grofweg 800 millimeter neerslag”, zegt hij. „Op basis van gemiddeld 60 vierkante meter aan dakoppervlak is dat per huishouden jaarlijks bijna 50.000 liter aan schoon regenwater dat via de daken afstroomt naar de riolering en dus de rioolwaterzuivering. Het afkoppelen van de regenpijpen kan de totale particuliere belasting van de riolering dus met circa een derde verminderen, vergeleken met de 100.000 liter afvalwater per huishouden. Dat is enorme winst – zeker gezien het feit dat de gemiddelde neerslag alleen maar toeneemt.”
Regen valt in de bebouwde kom echter niet alleen op de daken. Het valt ook op de stoepen en straten, en komt dan alsnog in het riool terecht. Hilde Niezen van Stichting Rioned, de „koepelorganisatie voor goede zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater in steden en dorpen”, weet daar meer over. „De Nederlandse gemeenten zijn bezig gescheiden rioleringen aan te leggen”, vertelt ze. „Eén riolering voor afvalwater en één voor hemelwater, speciaal om vermenging met afvalwater en overbelasting te voorkomen, en regenwater lokaal vast te houden. Dat wordt door klimaatverandering steeds relevanter. Bij nieuwbouw is gescheiden riolering nu de norm, en veel gemeenten koppelen het hemelwater tegenwoordig af als bestaande riolering toch vervangen moet worden.”
Niezen verwijst voor getallen naar de Monitor Gemeentelijke Watertaken 2024. „In totaal is er in Nederland 163.000 kilometer riolering”, vertelt ze. „Er is 1.800 miljoen vierkante meter verhard oppervlak in steden en dorpen: daken, wegen en betegelde tuinen. Daarvan is 49 procent aangesloten op gemengde riolering. Zo’n 15 procent wordt vastgehouden in bermen, wadi’s of greppels en infiltreert naar het grondwater. Voor de overige 36 procent is gescheiden riolering aangelegd: het hemelwater stroomt daar door aparte buizen.”
Naar sloten of rivieren
Dat gaat vaak rechtstreeks naar sloten of rivieren. Niezen: „Vaak is er daarbij wel een voorziening om het water van kleine buien wél naar de zuivering af te voeren: daarin zit relatief veel straatvuil, waaronder microplastics en roet van autobanden.”
Een deel van het water dat op de verharde oppervlakken valt, verdampt of zakt weg in voegen. Uiteindelijk komt circa driekwart van het water dat op alle verharde oppervlakken valt, bij de rioolwaterzuivering terecht, rekent Niezen voor. Het overbelastingsprobleem is dus een kwart kleiner dan je op het eerste gezicht zou denken – en het neemt verder af naarmate gemeenten meer gescheiden rioleringen aanleggen, plus wateropvang- en infiltratievoorzieningen.
Dan blijft nog de vraag hoe het dakwater zich verhoudt tot het straatwater. Met een gemiddeld Nederlands dakoppervlak van 60 vierkante meter en 8,4 miljoen huishoudens komen we op heel grofweg 500 miljoen vierkante meter dakoppervlak – dus 28 procent van het totale verharde oppervlak dat is aangesloten op de riolering. Driekwart daarvan is dus de winst die te boeken valt als je al die daken afkoppelt.
En, hoeveel tuinbezitters koppelen hun regenpijpen al af? „Zo’n 37 procent zégt dat ze het hebben gedaan, in ons representatieve onderzoek onder 1.005 Nederlandse tuinbezitters”, zegt Paulien van der Geest van Milieu Centraal. „Maar soms is er een verschil met daadwerkelijk gedrag. Hoe dan ook valt er nog volop af te koppelen. En daar is vaak subsidie voor te krijgen.”
U leest nu deze woorden, en u begrijpt al waar het heen gaat: dit wordt een aflevering in de tip-rubriek van de bijlage Wetenschap die u aan het lezen bent, digitaal of op papier.
Maar hoe kan dat? Hoe kan het dat u weet wat de voorafgaande woorden betekenen en hoe ze moeten worden begrepen? Wat is (of betekent) eigenlijk ‘betekenis’? Die van woorden, een zin, van een ‘taalhandeling’, een verspreking of een belediging?
Het lijken misschien vragen voor op een zondagmiddag in de tuin, met een glas witte wijn, maar meer en minder nuchtere filosofen breken zich er al eeuwen het hoofd over. Dat kan uiteenlopen van bevlogen, bijna-mystieke speculaties tot complexe beschouwingen die nauwelijks nog te onderscheiden zijn van hoogst technische linguïstiek of cognitieve psychologie.
In de analytische filosofie, sinds de twintigste eeuw dominant aan Angelsaksische universiteiten (en steeds meer wereldwijd) is dat uitgemond in het zoeken naar een theory of meaning die moet verklaren dat we begrijpen wat wij (en anderen) zeggen, wat we lezen – of zelfs denken, volgens sommige filosofen die ervan uitgaan dat taal fundamenteler is dan denken. Het heeft geleid tot een uitdijende verzameling filosofische onderzoeksprogramma’s en theorieën, sommige weer verlaten of half uitgeput, andere aan de beademing of nog springlevend en courant.
In Meaning, een nieuw deeltje in de onvolprezen (en veel nagevolgde) reeks ‘ultra-korte inleidingen’ van Oxford University Press, gidsen de Britse filosofen Emma Borg en Sarah Fisher de lezer in heldere taal door het betekenis-labyrint. Continentale stromingen als fenomenologie of hermeneutiek ontbreken, de nadruk ligt uitdrukkelijk op Engelse en Amerikaanse filosofen, ook recente. Al komt uiteraard Gottlob Frege (1848-1925) aan bod, de grondlegger van moderne logica en taalfilosofie, evenals zijn beroemde pupil Wittgenstein.
Achtereenvolgens behandelen Borg en Fisher uiteenlopende theorieën over betekenis en hoe die ontstaat: door verwijzing (woorden verwijzen naar iets in de werkelijkheid), door een verband met waarheid (weten wat een zin betekent, is weten wanneer die waar is) en de gebreken daarvan (zinnen met exact dezelfde waarheidsvoorwaarden kunnen een radicaal verschillende betekenis hebben).
Alternatieve theorieën zijn die over gebruik (weten wat een woord of zin betekent is weten hoe je die moet gebruiken), speech acts (‘taaldaden’) en intentie-theorieën (de bedoeling van de spreker bepaalt betekenis) en mankementen die daar weer aan kleven. Ook ‘toxische’ taal, versprekingen en andere bad language komen aan bod, een groeiend onderzoeksterrein.
Zo biedt Meaning een prettige, up-to-date inleiding in een onderwerp dat te weinig bekend is bij een publiek dat al ruim voldoende freischwebende filosofische meningen krijgt over leven, dood of de actualiteit.