N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Durf te vragen De meeste huisjesslakken „leven van dood blad, algen en schimmels en maar heel af en toe van groene planten”.
Mooi is dat. Heb je net op je balkon driehoog-achter aardbeien en jonge slaplantjes neergezet in je moestuinbak, blijken de slakken er opeens van gegeten te hebben. Waar komen die vandaan? En, nog intrigerender: hoe wisten ze dat juist dáár wat te halen viel?
Er zijn volgens de online ‘soortzoeker landslakken’ van Naturalis Biodiversity Center 95 soorten op land levende huisjesslakken in Nederland. Daarnaast zijn er, afgaand op een zoekkaart van de Nederlandse Malacologische Vereniging, 25 soorten naaktslakken.
Het zijn vooral de naaktslakken die een slechte naam hebben als het op het eten van tuin- en balkonplanten aankomt. Ze hebben het dan vooral voorzien op de „zachtere plantdelen en jonge kiemplanten”, staat te lezen op de website van de Belgische organisatie Natuurpunt. Dat ook huisjesslakken vaak groene planten eten „is een beetje een fabeltje”, laat evolutiebioloog en Naturalis-onderzoeker Menno Schilthuizen weten. „De meeste soorten leven van dood blad, algen en schimmels en maar heel af en toe van groene planten, en dan eigenlijk alleen het jonge blad of door de mens eetbaar gemaakte cultuurgewassen, waar alle afweerstoffen uitgekweekt zijn.”
Kleverige slijmlaag
Zo eet ook de tuinslak, Cepaea nemoralis, vooral algen en korstmossen – onder andere op bomen óf balkons. Want de tuinslak is „een echte boomslak die met gemak twintig, dertig meter hoge bomen in klimt, en dat dus ook met gebouwen kan doen”, zegt Schilthuizen. Ook de segrijnslak Cornu aspersum is een klimmer, en kan dan op balkons terechtkomen. „Andere huisjesslakkensoorten, zoals de heesterslak Arianta arbustorum, zijn veel meer aan de grond gebonden en vind je ook in het bos zelden hoger dan vijftig centimeter boven de grond.” Van de naaktslakken kunnen evenmin alle soorten klimmen. Goede klimmers zijn onder andere de rode en de zwarte wegslak en diverse soorten kielslakken. Dankzij de kleverige slijmlaag op hun onderlijf vallen ze niet naar beneden.
Slakken kunnen ruiken met de antennes op hun kop. In een artikel uit 2017, in het tijdschrift Invertebrate Neuroscience, onderstreept de Hongaarse bioloog Tibor Kiss het belang van het slakkenreukorgaan bij het zoeken naar voedsel. Wel lijkt het erop, benadrukt hij, dat slakken voedsel alléén met hun reukorgaan kunnen traceren als ze de desbetreffende plant, alg of korstmos al eens eerder gegeten hebben. Bovendien is de afstand waarover ze voedsel kunnen ruiken hoogstwaarschijnlijk gering. Een experiment uit 1999 waarbij een slak op de geur een doekje met ethanol of een stukje appel kon opsporen, werd uitgevoerd over een afstand van zes centimeter – nu niet bepaald vergelijkbaar met de afstand van de begane grond tot een balkon.
Warme grond vermijden
Wat wel kan meespelen, is de zoektocht naar een koele, vochtige plek, zeker op hete en droge dagen. In het artikel ‘Snails in the sun’, dat in 2019 in Ecology & Evolution stond, schrijven Duitse onderzoekers dat slakken in al dan niet artificiële objecten klimmen om de warme grond te vermijden. Hoewel ze tijdens zo’n klim soms juist in sterkere mate aan de zon zijn blootgesteld, is de luchttemperatuur een eindje boven de grond zoveel lager dat het daadwerkelijk de moeite loont, concluderen de biologen. En als ze dan eenmaal op een koel balkon zijn, kunnen ze daar bij toeval eten tegenkomen.
Tot slot: niet elke slak hoeft te klimmen. Sommige individuen liften met de potgrond of de balkonplanten mee, en slakkeneitjes kunnen zelfs via vogelpoep worden verspreid.