N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Column Een paard dat kan rekenen? Het dier kon vooral menselijke lichaamstaal lezen – wat nog veel knapper is, vindt Mariska Kret.
Vanochtend zat ik op de bank mijn zoontje Splinter te voeden. Ik vroeg mij af hoe het zou zijn om dat op z’n kop te doen. In een knus, stikdonker holletje samen met honderd andere vrouwen die tegen mij aangeplakt zitten en tegen hun kind kletsen. Ik probeerde me in te beelden wat het zou betekenen om een vleermuis te zijn.
In 1974 publiceerde de Amerikaanse filosoof Thomas Nagel een invloedrijk essay met de titel What is it like to be a bat. Nagel stelde dat het als mens onmogelijk is om te ervaren hoe het is om een vleermuis te zijn, want met ons mensenlichaam zijn we niet in staat om uren op onze kop te hangen, te vliegen, of met behulp van echolocatie insecten uit de lucht te happen.
Kunnen we een dier enkel doorgronden als ons lichaam dezelfde vorm heeft als dat van het dier? Gregor Samsa, de hoofdpersoon in het beroemde verhaal Die Verwandlung van Franz Kafka, overkwam het: op een dag werd hij wakker als insect. De familie had moeite met de gedaantewisseling en besprak manieren om van het „vieze beest” af te komen. Dat stilletjes aanhorende, besloot Gregor om zijn familie van zijn aanwezigheid te verlossen, en te sterven. In zijn hoofd bleef Gregor ‘mens’, maar de familie begreep hem niet meer. De verbinding tussen hen was verbroken, omdat Gregors uiterlijk te afwijkend was.
Bonobo en chimpansee
Het is doorgaans het makkelijkst om ons in te leven in anderen die op ons lijken. Als dat andere dieren betreft, dan zijn dat in ons geval de mensapen, met name onze nauwste verwanten: de bonobo en de chimpansee.
Charles Darwin publiceerde in 1872 The Expression of the Emotions in Man and Animals. In dit boek benadrukte hij de continuïteit tussen mensen en andere diersoorten in hoe zij hun emoties uiten. Als twee individuen van verschillende soorten dezelfde gezichtsexpressie laten zien, dan is de kans groot dat dit een uiting is van dezelfde emotie. Deze waarschijnlijkheid neemt toe naarmate de twee soorten sterk aan elkaar verwant zijn, zoals mensen en chimpansees, muizen en ratten of kraaien en raven.
Sommige onderzoekers zijn bang om menselijke eigenschappen, bijvoorbeeld het gevoel van blijdschap, toe te schrijven aan andere dieren. We noemen dit antropomorfisme. Maar als de gezichtsexpressie en lichaamstaal tussen chimpansee en mens hetzelfde zijn en passen bij de context, neem in dit geval bijvoorbeeld spel, dan sla je als wetenschapper de plank mis door níét van blijdschap te spreken. De wetenschapper maakt zich schuldig aan antropodenial, een door primatoloog Frans de Waal bedachte tegenhanger van de eerdergenoemde term. Als we hetzelfde gedrag waarnemen in twee verschillende diersoorten, dan is het belangrijk om dezelfde termen te gebruiken, zeker wanneer het naast verwante soorten betreft. Als je bij mensen spreekt van blijdschap en bij chimpansees over het omhoog trekken van de mondhoeken, dan staat dat een eerlijke vergelijking in de weg.
Grote belangstelling
Toch is antropomorfisme wel iets om op bedacht te zijn, want diergedrag is niet altijd wat het lijkt. De publicatie van Charles Darwin stimuleerde de interesse in dierlijke intelligentie. Aan het begin van de 19de eeuw trok de Duitse wiskundeleraar Wilhelm von Osten bekijks met zijn paard, bekend onder de naam Slimme Hans. Het was wereldnieuws dat Hans geleerd zou hebben om op te tellen, af te trekken, te vermenigvuldigen, te delen, met breuken te werken, en nog meer.
Von Osten zou Hans bijvoorbeeld vragen: „Als de achtste dag van de maand op een dinsdag komt, wat is dan de datum van de volgende vrijdag?” Hans antwoordde dan door elf keer met zijn hoef te tikken. De grote belangstelling voor Slimme Hans bracht de Duitse onderwijsraad ertoe de zaak te inspecteren. Na lang onderzoek kwam de aap uit de mouw: op het moment dat de laatste, juiste, tik van de paardenhoef klonk, maakte Von Osten onbewust een opwaarts knikje met zijn hoofd. Hans begreep dat signaal, stopte met tikken en had daarmee het juiste antwoord te pakken.
Dat dit paard, met een compleet ander lichaam dan het onze, menselijke lichaamstaal zó goed kon lezen, vind ik nog veel knapper dan het oplossen van de sommen. Nog belangrijker: Hans liet zien dat Thomas Nagels stelling niet helemaal klopt, wat me hoopvol stemt over mijn eigen onderzoek.
Wat gaat er om in het koppie van een dier? Om daarachter te komen en antropomorfisme te vermijden, probeer ik bij het observeerbare gedrag het mechanisme bloot te leggen. Met de moderne meetapparatuur die ik gebruik, hadden we Hans’ oogbewegingen kunnen volgen, of hersenactiviteit kunnen meten en eerder kunnen ontdekken dat hij een sociaal intelligent in plaats van een mathematisch intelligent dier was. Wat een ander voelt zullen we nooit compleet kunnen doorgronden, maar we kunnen het wel zo goed mogelijk proberen te benaderen. Steeds dichter bij het gevoel van de ander komen, of het nu gaat om een chimpansee, een mens of een vleermuis, vormt de grote uitdaging van mijn werk als wetenschapper en als moeder.