N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Coronapandemie Zonder de voortdurende aanwezigheid van de mens nemen wilde dieren meer ruimte in, blijkt uit volgonderzoek tijdens lockdowns.
Wilde zwijnen die de straten van Sardinië bevolkten, kasjmirgeiten die vanuit een natuurgebied een dorp in Wales binnenwandelden… In de eerste maanden van de coronapandemie doken er met regelmaat verhalen op over dieren die van de menselijke lockdowns profiteerden. Maar altijd ging het om anekdotes, en soms zelfs om broodje-aap-verhalen – bijvoorbeeld over dolfijnen die in de kanalen van Venetië zouden opduiken.
Nu publiceert een internationaal onderzoeksteam, geleid door ecoloog Marlee Tucker van de Radboud Universiteit, een grootschalig wetenschappelijk onderzoek in Science naar de omzwervingen van landzoogdieren in 2020, tijdens de beginperiode van de pandemie. Van 43 soorten verzamelden ze gps-gegevens, en ontdekten zo dat wilde dieren tijdens de lockdowns langere afstanden aflegden en dichter bij wegen kwamen.
Wetenschappelijk bewijs
Een ‘anthropauze’ werd het ook wel genoemd: het gebrek aan menselijke mobiliteit als gevolg van het Sars-CoV-2-virus. Omdat uit ecologisch onderzoek al langer bekend was dat de aanwezigheid van mensen invloed heeft op het gedrag van wilde dieren, lag het voor de hand dat de afwezigheid ook een rol zou spelen. Maar aan wetenschappelijk bewijs ontbrak het tot nu toe.
Met hun Science-publicatie willen de 175 biologen daar verandering in brengen. De onderzoekers verzamelden alle gps-data van dierlijke omzwervingen uit februari tot en met half mei 2020, en vergeleken die met gegevens uit dezelfde periode in 2019. In totaal ging het om de bewegingen van 2300 individuele dieren, verdeeld over 43 soorten, waaronder poema’s, bruine beren, olifanten, giraffes en stekelvarkens.
Minder vluchtbewegingen
De biologen keken zowel naar de afstand die de dieren aflegden als naar hun positie ten opzichte van de dichtstbijzijnde weg. Over het algemeen bleek dat dieren zich in kortere 1-uurs-intervallen juist mínder verplaatsten; mogelijk omdat ze door de afwezigheid van mensen minder vluchtbewegingen hoefden te maken. In periodes van tien aaneengesloten dagen legden de dieren daarentegen langere afstanden dan normaal af: tot wel 73 procent langer dan het jaar daarvoor in gebieden met een strikte lockdown. In gebieden waar de lockdown niet strikt was, namen de afstanden juist af, vermoedelijk omdat daar veel mensen gingen wandelen of fietsen en zodoende voor verstoring zorgden.
Daarnaast bleek dat de dieren gemiddeld 36 procent dichter bij wegen kwamen, waarschijnlijk omdat die minder druk waren. Door dat gebrek aan verkeer waren de wegen ook makkelijker te kruisen, wat de grotere actieradius zou kunnen verklaren. Uit eerder onderzoek bleek al dat er gedurende de lockdowns minder dierlijke verkeersslachtoffers waren dan normaal.
Hoewel de onderzoekers benadrukken dat de gegevens vooral uit Noord-Amerika en Europa afkomstig zijn en dus niet wereldwijd te extrapoleren zijn, beschouwen ze de resultaten wel als hoopgevend. Zo concluderen ze dat zoogdieren al lang hebben moeten leven met menselijke verstoring, maar dat uit dit onderzoek blijkt dat populaties nog altijd op adequaat en snel op veranderingen in menselijk gedrag kunnen reageren. Bescheiden aanpassingen in ons eigen gedrag zouden dus al een groot effect kunnen hebben op dierlijk gedrag.