N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ieder scheikundig element heeft zijn eigen plek in het Periodiek Systeem. Ieder element heeft ook een bijzonder verhaal.
Het witte poeder dat de gymleraar erbij pakt als de brug tevoorschijn wordt gehaald, dat zal voor veel mensen de eerste keer zijn dat ze het woord magnesium horen. Het voorkomt zweethanden en geeft grip, en je kunt er heel goed de gymles mee verstoren. Maar de eerste kennismaking met het aardalkalimetaal is het niet.
Magnesium zit in je bloed, in je botten – in elke cel van je lichaam. Noten, granen en groene groenten (spinazie!) zijn een bron van magnesium. En het komt in grote hoeveelheden voor in de mineralen magnesiet en dolomiet die je bijvoorbeeld kunt vinden in Spanje en – jawel – de Dolomieten, in Italië. Magnesium is te onedel om in de vrije natuur te vinden, maar allesbehalve zeldzaam. Mg, atoomnummer 12, staat hoog in het rijtje van de elementen die het meest voorkomen op aarde, en maakt circa 13 procent uit van de massa van onze planeet.
Toch werd het pas laat in zijn zuivere vorm ontdekt en dankt het zijn naam aan zijn verschijning in een andere vorm. In Magnesia, een regio in Griekenland, werd het gevonden als een kalkachtige stof. Het werd op één hoop gegooid met calciumoxide, en ongebluste kalk genoemd, magnesium heette het nog niet. Pas halverwege de achttiende eeuw zag Joseph Black dat het om twee aparte stoffen ging. Nog later, in 1808, werd voor het eerst over magnesiet gesproken. Maar het was Sir Humphry Davy die als eerste doorhad dat ze al die tijd naar de geoxideerde versie van een metaal hadden zitten kijken. Met elektrolyse wist hij, na andere metalen, ook magnesium vrij te maken. Hij noemde het magnium. Want magnesium werd al gebruikt voor mangaan. Uiteindelijk ging hij toch om: in 1812 stond het woord in zijn boek Elements of Chemical Philosophy. Nog eens twee decennia later kon het op grotere schaal gemaakt worden, door magnesiumchloride met kalium te laten reageren.
Omarmd door de oorlogsindustrie
De eeuw was nog niet voorbij of magnesium werd op grote schaal geproduceerd, en zoals dat met veel metalen is gegaan, door de oorlogsindustrie omarmd. Al was het maar omdat het zo licht is, veel lichter dan ijzer, lichter zelfs dan aluminium. Niet zo gek dus ook dat al sinds het prille begin van de magnesiumproductie gedroomd wordt over auto’s van magnesium, die zouden veel minder brandstof nodig hebben. Maar veel verder dan de wielen en wat onderdelen zijn ze nog niet gekomen. Kosten staan in de weg. En de neiging tot roesten.
Voor puntenslijpers is magnesium dan weer wel heel geschikt, omdat een magnesiumlegering ervoor zorgt dat het stalen mesje minder snel roest. Dit principe heet kathodische bescherming en wordt ook veel toegepast in de bouw: het ene metaal wordt als het ware opgeofferd voor het andere.
Nog even terug naar het lichaam. Dat magnesium belangrijk is voor gezonde botten en spieren en voor de overdracht van zenuwprikkels staat buiten kijf. Maar je kunt de heilzame werking ook overdrijven. Zo zou dobberen in magnesiumbaden de bloedsomloop verbeteren en helpen tegen stress en slapeloosheid. Internist Marcel Levi kreeg er de slappe lach van, schreef hij in zijn column in Het Parool. Het deed hem denken aan de zoetstofwisselingskliniek van geneesheer-directeur dr. F. Jacobo en dr. Theodoor van Essen (Koot en Bie). „Zelfs als je zou verdrinken in een tobbe gevuld met magnesiumcrème neemt het magnesiumgehalte in je lichaam nauwelijks toe.”