N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Wielrennen Tijdens Parijs-Roubaix lijkt je fiets te veranderen. „Het begint te piepen en te kraken”, zegt oud-winnaar John Degenkolb. NRC volgde in Noord-Frankijk de fiets van de Duitser, die na een valpartij in de slotfase als zevende eindigde.
Op het centrale plein van het Noord-Franse gehucht Pierrefonds, naast het statige hotel de ville en tegenover de plaatselijke charcuterie, staat een racefiets met een waarde van zo’n 12.000 euro tegen een gietijzeren hekje. Het is er een van het Zwitserse merk Scott, type Foil, in zwart en blauwe kleuren gespoten. In de voorzichtige voorjaarszon schittert de lak alsof er sterretjes op het frame zijn aangebracht.
De eigenaar van de fiets zit binnen, in het lokale café, en drinkt er een cappuccino. Hij heeft niet door dat de fiets, en zes soortgelijke exemplaren die ernaast staan, buiten veel bekijks trekken. Wielertoeristen komen uit alle windrichtingen aanfietsen en stappen af voor een foto. De slager stapt er speciaal voor naar buiten, en bestudeert in zijn witte werkkostuum het stuur. Hij is groot wielerfan en fietst elke week een rondje, zegt hij. Kan iemand hem vertellen van wie deze fiets is?
Dan stapt de eigenaar naar buiten. John Degenkolb is een van de gezichten van Team DSM. De 34-jarige Duitser won in zijn carrière twee van de vijf wielermonumenten en etappes in elk van de drie grote rondes. Hij is bij de Nederlandse ploegde kopman voor Parijs-Roubaix, de wedstrijd die de volgende dag op de agenda staat. Glimlachend gaat Degenkolb met de slager en ieder die wil op de foto. Dan tilt hij zijn fiets op en rommelt wat aan de remschijf van zijn voorwiel. Hij geeft het een draai en concludeert na een paar omwentelingen: nu loopt-ie goed. Degenkolb stapt op. „Let’s go.”
Er zijn weinig wedstrijden in het jaar waarin de fiets zo’n belangrijke rol speelt als de ‘Hel van het Noorden’, de wielerklassieker die voert van Compiègne naar de beroemde vélodrome in Roubaix en daarbij het peloton over 24 stroken kasseien stuurt. Piet Rooijakkers, de research & development-expert van Team DSM, noemt het een materiaalslag. „In geen enkele andere wedstrijd kun je zo eenvoudig het verschil maken met je materiaal. Je hoeft maar één keer lek te rijden, en dat kost je gewoon dertig tot veertig seconden.” Zelf zegt Degenkolb: „Voor elke race is je fiets belangrijk, maar voor Parijs-Roubaix net ietsje meer.”
De Duitser kan het weten: hij won het monument in 2015. Hij heeft de fiets van toen ongewassen aan de muur in zijn huis gehangen. In 2018 won hij ook de kasseienetappe in de Tour de France. Op het parcours ligt zelfs een kasseienstrook die naar hem is vernoemd; een slingerend stuk vol granieten keien tussen de dorpjes Hornaing en Wandignies met een lengte van 3,7 kilometer, de langste strook op het parcours.
Een renner en zijn fiets zijn meer dan enkel een sporter en zijn materiaal, zegt Degenkolb. „Het is een strijdmakker. Je moet blind erop kunnen vertrouwen, je hebt elkaar nodig.” Je fiets moet een goede vriend zijn, zegt ook Rooijakkers, anders kun je er niet het maximale uithalen. „Je moet elkaar heel goed kennen, precies weten wat je wel en niet kan. Kijk naar iemand als Tom Pidcock. Hoe hij daalt, met meer dan 80 kilometer per uur door de bochten, dat kan alleen als je één bent met je fiets.”
Paasei
Een paar uur na het koffieritje van Degenkolb en zijn ploeggenoten, staat zijn fiets ontmanteld op de parkeerplaats van een hotel in Compiègne. Het frame staat vastgeschroefd in ‘de bok’, zoals mecanicien Maarten ter Heijden de standaard noemt die 360 graden kan draaien waardoor hij overal bijkan. De wielen zijn eraf, de ketting bungelt los. Met een hogedrukspuit verwijdert Ter Heijden het zand en vuil.
Ter Heijden en zijn collega’s zijn de hele middag bezig met de laatste afstellingen. Elke renner van Team DSM heeft drie wedstrijdfietsen die, als het goed is, perfectie kopieën van elkaar zijn. Ze hebben ook nog een identieke trainingsfiets en twee tijdritfietsen. De fietsen zijn na een bikefitting in het begin van het jaar, toegesneden op het figuur en de houding van elke renner. Ter Heijden laat op zijn telefoon het Excel-bestand zien waarin alle afmetingen zijn opgenomen: bijvoorbeeld hoe hoog de zadels moeten staan, onder hoeveel graden, en of de renners extra draadloze schakelaars op hun stuur willen.
In het verleden werd er voor een wedstrijd als Parijs-Roubaix nog wel eens een speciaal frame gebruikt; op zo’n fiets won Degenkolb in 2015. Maar tegenwoordig volstaan de frames die aan het begin van het seizoen zijn gebouwd. Het verschil wordt nu gemaakt door aanpassingen aan de andere onderdelen.
Het team is maanden geleden al begonnen met de materiële voorbereidingen voor Parijs-Roubaix. In het najaar heeft Degenkolb verschillende banden en bandenspanningen getest, als ervaren renner krijgt hij daartoe als een van de eersten de kans. Hij vond toen de afstelling waarop hij deze zondag gaat rijden: met tubeless banden van 32 millimeter breed, veel breder dan de normale banden van 26 millimeter. Dat moet voor meer grip op de kasseien zorgen. Dankzij de tubeless band (zonder binnenband) is de rolweerstand op de vlakke stukken minder.
Afgelopen maandag zijn de fietsen per truck vertrokken uit Deventer, waar het hoofdkantoor van Team DSM zit. „Normaal komen de fietsen pas een dag van tevoren aan, maar nu hebben we ze eerder gestuurd zodat de mecaniciens meer tijd hebben om de fietsen klaar te maken”, zegt operationeel manager Kim Bekhuis.
Donderdag, daags na de Scheldeprijs waar Team DSM ook reed, zijn de mecaniciens aan de slag gegaan. De fietsen hebben een speciale, flexibelere zadelpen gekregen, die moet zorgen voor meer comfort. De bidonhouders zijn van metaal in plaats van carbon, zodat de kans kleiner is dat ze kapot gaan. Ze kunnen iets worden gebogen, zodat de bidons steviger op hun plek zitten. En er gaat een dubbele laag lint om de sturen. Degenkolb tapet zijn polsen extra stevig in om zijn gewrichten te beschermen en draagt handschoenen. „Anders krijg ik blaren”, zegt hij.
Na de verkenning op vrijdag en het laatste ritje de ochtend erop, worden op zaterdag de laatste details afgesteld. Ter Heijden checkt voor de zekerheid nog eens de remschijven, en omdat er rugwind wordt verwacht, gaat er bij Degenkolb een groter kettingblad op. Onder zijn stuurlint gaat wat extra demping, op het frame plakt Ter Heijden een ingekleurd, papieren paasei. „Van zijn kinderen.” Een traditie, zegt Degenkolb. Zijn familie zal hem, net als de vorige tien edities waar hij aan meedeed, bij de finish opwachten. „Het geeft me nog wat extra motivatie.”
Mentaal spel
De volgende ochtend staat de bus van Team DSM pal naast de gouden toegangspoort van Chateau de Compiègne. Met 3D-geprinte houdertjes bevestigt Ter Heijden de wedstrijdnummers onder de zadels. Daarna zet hij de banden onder de juiste druk, voor elk van de renners tussen de 3,5 en 4,0 bar, voor Degenkolb 3,7 bar – véél minder dan normaal. Als Degenkolb de bus uitstapt, stuitert hij een paar keer met het voorwiel op de grond. Hij knijpt in zijn achterwiel, knikt goedkeurend en rijdt dan richting de start.
Tijdens de koers lijkt je fiets te veranderen, zegt Degenkolb. „Het begint te piepen en te kraken. Geen enkele olie ter wereld blijft de hele dag zitten. Het is een mentaal spel om dan niet je vertrouwen te verliezen. De fiets is nog steeds hetzelfde.” Dat is niet helemaal waar, zegt Rooijakkers, die zelf ook renner is geweest. „Tijdens zo’n dag over de kasseien verandert alles langzaam. Je wielen worden vierkant, tandwielen slijten af. Ik ben wel eens afgestapt in de veronderstelling dat alles hetzelfde was. Toen ik een week later weer wilde opstappen, bleek dat mijn zadel 15 graden was verzakt.”
Team DSM heeft al een aantal jaar weinig last van mechanische pech in deze klassieker; één lekke band in drie jaar tijd, zegt Rooijakkers. En ook in deze editie laat zijn fiets Degenkolb niet in de steek. Hij is attent als de Belg Wout van Aert op 101 kilometer van de streep demarreert, en daarmee de aanstichter is van de kopgroep die 80 kilometer verderop nog steeds op koers ligt om uit te maken wie de winnaar gaat worden.
De kopgroep rijdt op een van de zwaarste kasseienstroken, Carrefour de l’Arbre, als de Belg Jasper Philipsen en Degenkolb vooraan rijden. Tussen hen in zit een gaatje, Mathieu van der Poel ziet zijn kans. Maar dan zwenkt Philipsen plots naar rechts , Van der Poel moet uitwijken en hij raakt Degenkolb, wiens fiets daarop blijft haken bij een toeschouwer. De Duitser vliegt over de plots tot stilstand gekomen fiets heen. Weg zijn de kansen op een nieuwe, stoffige fiets aan de muur. Van der Poel stuurt even later solo het vélodrome op en wint zijn tweede monument van het jaar.
Degenkolb wordt nog zevende, op 2 minuten en 35 seconden. Aan zijn fiets ontbreekt het wedstrijdnummer – hij heeft na zijn val voor de zekerheid een reservefiets gekregen. Uitgeput ligt hij minuten op zijn zij. „Alles klopte vandaag, mijn vorm, mijn materiaal, mijn fiets. Het was zo’n dag waarop er iets speciaal had kunnen gebeuren”, zegt hij terwijl een traan over zijn neus rolt. „Ik ben erg teleurgesteld dat er niet meer uitgekomen is.” Dan draait Degenkolb zich om, hij moet naar de dokter voor wat check-ups en heeft veel last van zijn linkerschouder.
Bij de bus is de sfeer bedrukt. „Het had zo’n mooie dag kunnen zijn”, zegt Ter Heijden, die zichzelf in een regenbroek heeft gehesen en nu de fietsen staat schoon te spuiten. Omdat hij achter de kopgroep reed, was hij al snel bij de finish en kon Johns fiets als eerste worden schoongemaakt. Inmiddels hangt hij verticaal in de truck, het voorwiel gedemonteerd. Het is nu een zaak van schoonmaken en oliën, zegt Ter Heijden, daarna heeft het team twee dagen vrij. „We gaan woensdag in Deventer grondig kijken of er niks kapot is.”
Schoongespoeld en wel blinkt het frame van de Scott Foil alweer alsof er niks gebeurd is. Nog een herinnering resteert aan deze zo desastreus geëindigde dag: op het frame zit nog het paasei.