N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Column Universiteiten moeten niet meer samenwerken met de fossiele industrie. De morele bezwaren zijn te groot, schrijft Peter Kuipers Munneke.
Moet een wetenschapper samenwerken met fossiele bedrijven? Bij veel Nederlandse universiteitsbestuurders ligt deze vraag momenteel op tafel. De Universiteit Utrecht organiseert gespreksrondes met studenten en medewerkers, net als de Universiteit van Amsterdam en de TU Delft. Op veel universiteiten is door medewerkers en studenten de afgelopen weken geprotesteerd tegen zulke samenwerkingsverbanden. Terecht, als het aan mij ligt. Moreel is het doen en laten van fossiele bedrijven niet langer aanvaardbaar. Van zo’n partner kun je beter scheiden.
Samenwerking tussen fossiele bedrijven en universiteiten bestaat in allerlei smaken, maar komt er bijna altijd op neer dat zo’n bedrijf meedoet aan onderzoeksprojecten waarvan de resultaten hun toepassing kunnen vinden in het productieproces van het bedrijf. Dat onderzoek kan een heel fossiel karakter hebben. Bijvoorbeeld hoe je olie-extractie kunt optimaliseren of raffinage sneller en goedkoper kunt laten verlopen. Het onderzoek kan ook in de duurzame hoek zitten. Hoe je met kunstmatige fotosynthese brandstof kunt maken uit licht en kooldioxide. Ook voor zulke projecten zijn bedrijven als Shell, BP en Exxon aantrekkelijke partners, omdat zij weten hoe je nieuwe toepassingen kunt opschalen van lab naar fabriek.
Bovendien klotst het geld bij deze bedrijven tegen de plinten, dat is voor de doorgaans armlastige wetenschapper woest aantrekkelijk. Financiële samenwerking tussen wetenschap en bedrijfsleven wordt ook sterk aangemoedigd, met het topsectorenbeleid van de overheid. Vooral in de chemische hoek zijn de banden met fossiele bedrijven sterk.
Gevaarlijk en onverantwoord
Hoewel het geld en de expertise van fossiele bedrijven lonken, heeft samenwerking een keerzijde. Het staat vast dat fossiele brandstoffen de belangrijkste oorzaak zijn van de klimaatcrisis. Klimaatwetenschappers schreven het vorige maand nog maar eens op. Het zijn de broeikasgassen die als afvalproduct vrijkomen bij verbranding van olie, kolen en gas waardoor de wereld nu gevaarlijk en onverantwoord snel opwarmt. Toch is dat niet wat we de fossiele bedrijven kunnen aanrekenen. Wereldleiders sturen al decennia aan op ongebreidelde economische groei zonder oog voor de planeet. Fossiele bedrijven hebben niets anders gedaan dan leveren wat de wereld vroeg.
Waar het fout is gegaan bij de fossiele bedrijven is dat ze ruim veertig jaar geleden zelf inzagen dat hun producten de aarde in groot gevaar brachten en niets met die kennis hebben gedaan. Sterker nog, door twijfel te zaaien en nep-experts in te zetten, tactieken geleend uit de tabaksindustrie, hebben fossiele bedrijven grootschalig desinformatie verspreid om hun winsten veilig te stellen. Deze klimaatontkenning leeft tot op de dag van vandaag voort, tot in de Tweede Kamer aan toe. Ondertussen wordt de wetenschap in groot diskrediet gebracht. Blijvende toenadering van universiteiten tot fossiele bedrijven heeft dan ook iets masochistisch.
Er is meer. De bedrijfsvoering van fossiele bedrijven staat haaks op wat nodig is voor een duurzame samenleving en een gezonde planeet. Als een sprinkhanenplaag komen olie- en gasbedrijven overal ter wereld de grondstoffen uit de bodem halen. Wat na afloop voor de samenleving achterblijft is de milieuschade, de aardbevingen, de corrupte politiek. De obscene winsten in de huidige energiecrisis, ruim 200 miljard dollar in 2022, worden massaal uitgekeerd aan grootaandeelhouders. Dat is modern kolonialisme. Het is niets anders dan het grootschalig herverdelen van arm naar rijk, van de burger aan de pomp naar het grootkapitaal. Ondertussen hoor je de groene ambities vooral in radioreclames, want in de jaarcijfers vind je groene investeringen met een vergrootglas terug. Fossiele bedrijven zijn het toonbeeld geworden van maatschappelijk onverantwoord ondernemen.
Moreel problematisch
Universiteit en fossiele industrie, het is kortom een slecht huwelijk dat voor onderzoekers praktische voordelen biedt maar moreel steeds problematischer is geworden. Ik denk dat het tijd is om in te zien dat de morele bezwaren groter zijn dan de voordelen. Universiteitsbestuurders zouden een moreel kader moeten stellen dat aangeeft met welke partners een wetenschapper kan samenwerken en op welke voorwaarden. Ook moeten universiteiten samen optrekken om de wrange voordelen van samenwerking met fossiele bedrijven te verkleinen. Voor onderzoeksgeld moet de wetenschap niet langer van die industrie afhankelijk zijn. Geen fossiele financiering meer in de topsectoren of andere subsidieprogramma’s, maar een innovatieheffing voor vervuilende bedrijven die ten goede komt aan wetenschappelijk onderzoek.
Niets doen is voor universiteiten geen optie meer. Samenwerking met fossiele bedrijven is niet langer te verdedigen. Een collega-wetenschapper die voorstander van verdere samenwerking is, zei laatst tegen mij: „Ik wilde dat ik aan jouw kant kon staan.” Het is precies die gewetenskwestie waar universiteitsbesturen hun medewerkers van moeten bevrijden.
Lees ook de column van Martijn Katan: Maak benzine net zo duur als een pakje sigaretten