Als hij rent hangt Mats Wieffer een beetje naar voren met zijn schouders. Hij weet niet beter, het is gaandeweg zo gegroeid. Voor een topvoetballer oogt het niet erg sierlijk en dynamisch. Wieffer zou het wel willen, een iets mooier loopje. Hij zou er misschien iets aan kunnen doen, al weet hij dat het weinig uitmaakt. „Je gaat er niet veel harder van rennen.”
Toch is het die typische tred die extra opvalt, een woensdagochtend half augustus. Voor trainingscomplex 1908, op loopafstand van stadion de Kuip op Rotterdam-Zuid, staat een lange rij met Feyenoord-fans. Op het veld houdt coach Arne Slot een balletje hoog. Onder de felle zon schieten sproeiers aan om het gras vochtig te houden. Het is zeldzaam ontspannen bij Feyenoord, drie maanden na het behalen van de landstitel.
Eén speler zit niet helemaal lekker in zijn vel. Wieffer sjokt, hoofd naar beneden. Twijfel is onmiskenbaar in hem geslopen, na twee mindere duels. Het is te zien in zijn acties, zijn aannames, zijn passing. Hij schreeuwt als zijn team de bal verliest in een klein partijspel. „Rust!”
Als hij zelf de bal verspeelt en even zijn frustratie toont, roept Slot: „Come on Mats, neem ze mee. Ze hebben energie nodig nu!”
Vanuit het niets groeide Mats Wieffer (24) dit jaar uit tot een van de sleutelspelers bij landskampioen Feyenoord. Bij de huldiging op de Coolsingel in mei stond hij, een wat ingetogen jongen uit het Twentse Borne, te hossen op het bordes van het Rotterdamse stadhuis.
Elf maanden eerder kwam Wieffer, toen nog onbekend bij het grote publiek, voor een klein bedrag over van Excelsior. Inmiddels staat hij naar verluidt in de belangstelling van Europese topclubs. FC Barcelona, Atlético Madrid en Napoli worden genoemd. Dat hij zover zou komen, werd lang niet voor mogelijk gehouden. Het was zelfs de vraag of hij het zou redden in het profvoetbal – in 2020 zat hij nog op een zijspoor bij FC Twente.
De afgelopen maanden sprak NRC meerdere keren met Wieffer. Hoe redde hij zich in de jeugd als ‘laatrijper’? Hoe werd hij fysiek en mentaal klaargestoomd bij Feyenoord? Waarom is hij zo nietsontziend in zijn zelfkritiek?
Hij groeit niet
1 meter 78. Zo lang gaat Mats Wieffer worden, vertelt een medewerker van de GGD hem bij een gezondheidstest op school. Het is een tegenvaller voor de tiener. Door zijn geringe lengte heeft hij het in het voetbal soms lastig tegen langere leeftijdsgenootjes. „Daar klopt niks van, niet naar luisteren”, reageert vader Erik, als Wieffer het nieuws thuis vertelt. „Jij wordt langer dan dat.” Die late groei zit in de familie. Dat was bij hem en zijn broer zo, net als bij een paar neven.
Hoewel klein, valt Wieffer op in de jeugd bij voetbalclub RKSV NEO in Borne. Als spits scoort hij veel. Het talentje staat bijna altijd op de goede plek, hij heeft gevoel voor ruimte en vrijlopen. Het valt zijn vader op dat hij een „sociale speler” is: het maakt hem niet zoveel uit of hij of een teamgenootje scoort.
Als jong ventje is hij een typische Twentenaar, zien zijn ouders, beiden geboren en getogen in het nabijgelegen Hengelo. Een beetje schuw, eerst de kat uit de boom kijken, daarna losser.
Zijn jeugd in het katholieke dorp is goed – veel buitenspelen, vaak voetballen. Hij leert makkelijk, doorloopt de havo zonder grote problemen. Hij is de middelste van drie, tussen broer Rens, Mats en zusje Bente zit steeds twee jaar. Hun ouders – moeder Stefanie werkt in de zorg, vader Erik in het speciaal onderwijs – proberen hun structuur bij te brengen, al krijgen ze ook veel vrijheid.
Zijn ouders kiezen voor de naam Mats nadat ze die op bekers zien staan, op vakantie in Denemarken. Als wordt gevraagd hoe hun zoon heet, verduidelijken ze (omdat hij vaak Max wordt genoemd): „Mats, van Mats Wilander”. De Zweedse oud-toptennisser. Zijn oom geeft hem bij zijn geboorte een mini-tennisracket in de hoop dat er een tennisser in hem schuilt.
Hij is een beetje verlegen, maar wel gedreven. Als een duel vanwege slecht weer wordt afgelast, kan hij boos worden. En loopt hij het veld op. „Kijk”, zegt hij dan. „Het veld is niet zacht, het is droog, het regent niet meer, vanmiddag kunnen we voetballen.”
Als voetballer wordt hij hard gemaakt door zijn broer. Op een veldje dicht bij hun ouderlijk huis, spelen ze veel één tegen één. Zijn broer is een verdediger. „Echt een zager. Vol erop. Dan schopte hij me vaak”, zegt Wieffer. „Zeiden mijn ouders: doe nou maar rustig, straks schop je hem nog kapot.”
FC Twente scout hem, nodigt hem uit voor testdagen. Op zijn elfde komt hij in de jeugdopleiding van de club waarvan hij dan supporter is. Het is niet dat hij hardop droomt van een bestaan als profvoetballer. In die jaren lijkt bouwvakker hem eigenlijk wel een mooi beroep. Voetbal vindt hij prachtig, maar vooral omdat hij het leuk vindt om bezig te zijn en op te trekken met zijn team.
Het idee dat hij prof kan worden, ontstaat pas later in de opleiding, als het eerste elftal langzaam in beeld komt. Maar dan begint zijn lengte een probleem te worden. „Ik bleef heel klein, heel iel ook.”
1 meter 65 is hij, rond zijn zestiende. Hij realiseert zich: nu moet ik een keer gaan groeien, anders wordt het lastig richting het eerste elftal. Wat niet helpt, is dat hij nog lang een hoog kinderstemmetje heeft, duidelijk te horen als hij teamgenoten coacht.
Mede door zijn fysieke achterstand zit hij een seizoen veel op de bank bij de B-junioren. Zijn vader Erik, die zelf in de jeugd van FC Twente speelde en vrijwel alle duels van zijn zoon bezoekt, ziet dat er met het oog op de sportieve resultaten voor sterkere jongens wordt gekozen. „Mats was zestien, maar had de fysieke leeftijd van een veertienjarige.” Dat seizoen is het spannend of hij mag blijven.
Alles draait in die jaren om voetbal: hij zit op een speciale topsporttalentschool in Enschede, hij gaat om zeven uur van huis en komt rond half acht ’s avonds thuis, en tijdens het stappen drinkt hij geen alcohol.
Tot zijn opluchting mag hij door. Dat hij nog niet volgroeid is, speelt mee in dat besluit. Die geringe lengte in zijn jeugd heeft ook voordelen. Persoonlijke duels kan hij op basis van kracht niet gauw winnen, dus wordt Wieffer gedwongen andere oplossingen te zoeken. Tegen grotere jongens leert hij technisch te spelen: slim positie kiezen, snel wegdraaien.
Precies zoals zijn vader voorspelde, komt hij rond zijn achttiende in een groeispurt. „Die eerste paar weken kon ik bijna niet normaal voetballen. Ik had opeens zulke lange benen.” Even is hij bang dat hij té lang wordt. Maar het blijft bij 1,89 m, vrij lang voor een middenvelder.
Een doorbraak bij FC Twente blijft uit. In het seizoen 2018-2019 (als de club kampioen wordt in de eerste divisie) traint hij mee met de selectie, speelt zeventien minuten, maar valt na dat jaar af. Een uitleg blijft uit. Terwijl hij in zijn beleving het niveau van de trainingen makkelijk aan kan. Maar coach Gonzalo Garcia en technisch directeur Ted van Leeuwen zien het niet in hem zitten.
Wat de positie van Wieffer niet beter maakt, is dat hij binnen de club de reputatie van een zeurkous heeft. Dat is volgens hem maar net hoe je het ziet. Als jonge speler houdt hij zich niet in met kritiek op tactische en technische zaken, wat dan als „irritant” kan overkomen. Wieffer, nu: „Dan krijg je snel: je moet gewoon luisteren. Terwijl ik wel een beetje kijk heb op het spelletje.”
Hij wordt teruggezet naar Jong FC Twente. Daar traint hij apart met een groepje van zo’n acht man, onder wie ook Ramiz Zerrouki, nu ploeggenoot bij Feyenoord. En hij speelt zijn wedstrijdjes in een competitie waar je als prof niet wil belanden – de beloften eerste divisie.
Door zijn onzekere toekomst in het voetbal begint Wieffer in 2019 een studie civiele techniek, maar stopt na een maand al: het is lastig te combineren. Thuis wordt er uitgebreid over gesproken, wat wil hij? Zijn ouders leggen hem voor: ga nog twee jaar vol voor het profvoetbal. Als je dan niet verder bent, ga je studeren. Die afspraak maken ze.
Na een „klotejaar” bij de beloften wil Wieffer voorjaar 2020 weg bij FC Twente. Hij mist perspectief. Hij moet de transfermarkt op. Maar online bestaat hij amper. Clubs moeten hem wel kunnen vinden, kunnen zien – wat door de pandemie tijdelijk onmogelijk is. Met hulp van zijn broer monteert Wieffer een compilatie van wedstrijdbeelden. Met zijn zaakwaarnemer bespreekt hij welke acties ze belangrijk vinden om uit te lichten: zijn handelingssnelheid, onderscheppingen, duelkracht, dieptepasses.
Dat videobestand sturen ze naar enkele geïnteresseerde clubs, waaronder Excelsior. Daar raakt coach Marinus Dijkhuizen zó overtuigd, dat hij Wieffer maar blijft bellen. Juni 2020 kopt RTV Oost: Mats Wieffer na tien jaar van FC Twente naar Excelsior: ‘Mooie tijd geweest’.
Heel veel eten
Een maandagmiddag, begin augustus 2023. Mats Wieffer zit aan een tafeltje in het perscafé van de Kuip te wachten op een interview, als in de ruimte ernaast de Japanse recordaankoop Ayase Ueda wordt gepresenteerd. Er is een tolk ingehuurd, de perspresentatie wordt live gestreamd, algemeen directeur Dennis te Kloese van Feyenoord kijkt achterin de zaal enthousiast toe. ‘Welkom Ueda’, staat in het Engels en Japans op een groot scherm.
De aankondiging van de komst van Wieffer, bij zijn overstap van Excelsior in juni 2022, bleef beperkt tot een persbericht en een interviewtje met RTV Rijnmond. Wieffer, droogjes: „Het was niet zoals bij hem dat heel Japan uitloopt, nee.”
Wieffer was de eerste aankoop die zomer en voor veel Feyenoord-fans een onbekende speler uit de eerste divisie. Ongeveer een miljoen werd betaald aan Excelsior, waar hij in twee jaar was uitgegroeid tot dragende speler. Scouts van Feyenoord volgden hem intensief en waren unaniem overtuigd van de middenvelder: hij doorziet het spel, heeft een groot loopvermogen en een geweldige mentaliteit. Die observaties werden bevestigd door zijn statistieken.
Maar binnen Feyenoord weten ze ook dat hij fysiek nog flink ontwikkeld kan worden, om mee te kunnen in het moderne topvoetbal. Met name zijn bovenlichaam vergt aandacht. ‘Bambi’, was niet voor niets zijn bijnaam bij Excelsior – hij lag regelmatig op de grond. Bij Feyenoord maakt de performance-afdeling, die de fysieke prestaties begeleidt, een plan om hem lichamelijk op topniveau te krijgen.
Hoe hij op zijn voeten staat, is een van de eerste onderdelen. Wieffer heeft vaak last van zijn enkels. Het is geen toeval dat hij in zijn tweede wedstrijd, een oefenduel, uitvalt met een dubbelgeklapte enkel en bijna twee maanden moet revalideren. Om zoiets in de toekomst te voorkomen, volgt hij oefeningen om zijn enkels stabieler te maken en sneller te kunnen draaien en afzetten. Daarbij moet hij meer vanuit zijn tenen bewegen, en minder vanuit de gewrichten in zijn midden- en achtervoet. Zo is de belasting meer in balans. En hij krijgt nieuwe steunzooltjes, de oude bleken niet goed.
Kort na zijn komst zegt de performance afdeling tegen Wieffer: als je in duel komt met zeer fysieke tegenstanders, word je omver gelopen. Om sterker te worden volgt hij vanaf medio oktober 2022, hij is dan nog reservespeler, een bulk-programma om meer spierkracht te creëren. De methode: veel eten, met name eiwitten, in combinatie met krachtoefeningen.
„Na het opstaan at ik havermout met broodjes ei en zalm. Voordat ik ging trainen at ik een proteïnereep. Na het trainen: kip en zalm. Thuis at ik dan ’s middags als snack vaak broodjes met tonijn. Vervolgens het avondeten. Ik moest tussen de 160 en 180 gram proteïne per dag binnenkrijgen, verdeeld over de dag. Voordat ik naar bed ging at ik nog kwark.”
Hoewel hij „heel moeilijk” aankomt, houdt hij door de vele uren in de gym wel kracht vast. „Ook toen ik weer afviel.” Als het programma na twee maanden stopt, zakt hij terug naar zijn ideale lichaamsgewicht van 81 kilo – het was even 85 kilo.
Maar hij moet ook verfijnder worden. Het spel in de kleine ruimte is bij Feyenoord van belang, doordat tegenstanders zich vaak compact terug laten zakken. Om daar doorheen te spelen verlangt coach Slot van een middenvelder dat die snel voetenwerk beheerst en snel de oplossing ziet. Daar heeft Wieffer het in zijn eerste maanden moeilijk mee, Slot ziet dat hij soms nog ruziet met de bal.
Hij moet beter om zich heen kijken, weet Wieffer. Scannen, in jargon. Het zijn korte knikjes vóór hij de bal krijgt, om te zien waar tegenstanders en medespelers lopen, waar de ruimtes liggen. „Als je van te voren weet wat er gebeurt, dan maakt het niet uit hoe traag je handelingssnelheid is, dan ben je snel in het denken, waardoor je al een stap eerder bent.”
Tot een paar jaar terug kon hij „op geluid” anticiperen. Bij duels van Jong FC Twente zat bijna geen publiek, dan hoorde hij de tegenstander rechts van hem komen en draaide hij links weg. „Maar dat gaat in de Kuip niet.”
Hij scant al veel, maar soms niet, zoals in die ene seconde van teleurstelling wanneer hij de bal niet krijgt. Terwijl in de tussentijd al veel veranderd is in het veld. „Dat zijn dan net…”, hij knipt met zijn vingers, „van die momenten waar topspelers wel nóg een keer op de laatste seconde kijken.” Dat is de frequentie die hij nastreeft.
Mentaal wordt er meer van hem gevraagd. „Je moet alle duels winnen, niet bang zijn dat je een bal verkeerd speelt en niet te veel ontzag hebben”, zegt Slot in een gesprek in de winterstop, vorig seizoen. Hij is soms „te sociaal in het veld”, zegt Wieffer. Als spelverdeler Orkun Kökcü „heel hard schreeuwt om de bal”, geeft Wieffer af, terwijl hij het ook zelf kan. „Waarom geef je die bal nou?”, zegt Slot tegen hem. „Jij speelt ook bij Feyenoord, jij moet dat gewoon zelf doen.”
Dat Slot zo op hem inpraat is een signaal. Na een half seizoen met invalbeurten lonkt een basisplek. Middenvelder Quinten Timber raakt die winter geblesseerd en het lukt de club dan nog niet Zerrouki te kopen van FC Twente. Wieffer weet: nu moet hij het laten zien. „Als je dan twee duels slecht speelt, kan het ook zo afgelopen zijn.”
Zijn kans komt snel. De opbouw in duels is ideaal. Basisdebuut in de KNVB-beker tegen eerstedivisionist PEC Zwolle. Hij is gevaarlijk, scoort, geeft een assist. Drie dagen later FC Groningen-uit, weer een assist. Het vertrouwen groeit, in aanloop naar Ajax-thuis. Ook dat gaat goed. Daarna speelt Mats Wieffer, gehaald voor de breedte en die zijn transfer terugblikkend „een gokje” noemt, vrijwel alles.
Hij brengt stabiliteit en spelintelligentie op het middenveld, laat aanvoerder Kökcü beter spelen. Met Wieffer in de basis is Feyenoord na de winterstop een machine, mentaal en fysiek. Met een bekertje Bacardi-Cola staat hij RTV Rijnmond te woord, na het kampioensduel in een dampende Kuip tegen Go Ahead Eagles op 14 mei. En zegt: „Het is wel krankzinnig wat er allemaal met mij gebeurt.”
Helemaal de weg kwijt
„Tegen PSV ging alles fout.”
„Ik was gewoon helemaal de weg kwijt.”
„Het was één grote klotewedstrijd van mij.”
„Elke keer als ik die bal kreeg, dacht ik: wat moet ik ermee?”
Met Twents dialect: „Het was gewoon helemaal niks, nee.”
Het is drie dagen na de verloren strijd om de Johan Cruijff Schaal tegen PSV, begin augustus. Wieffer wil er eigenlijk niet te lang op doorgaan, maar zegt nog vier keer dat hij „echt slecht” speelde. Het is wennen, een andere afstemming op het middenveld, met Zerrouki in plaats van de vertrokken Kökcü. Wieffer moet nu iets verder naar voren spelen, daar heeft hij nog moeite mee.
Als hij zich later die week, na opnieuw een ongelukkig optreden tegen Fortuna Sittard (0-0), ontevreden toont voor de camera van ESPN worden die uitspraken nieuws. „Ik struikel over de bal, ik handel te traag”, zegt hij tegen de sportzender.
Diezelfde week zit Wieffer aan een houten tafel in het spelershome van de Kuip. Foto’s van het kampioensjaar hangen aan de wanden, net als een papieren kampioensschaal. Het herinnert aan mooie tijden – maar nu kent hij voor het eerst terugslag bij Feyenoord.
Hij zit er „persoonlijk heel erg mee”, zo’n minder optreden. Dan kan hij stil worden, thuis in Dordrecht. Geïrriteerd tegen zijn vriendin. „Vaak tot 24 uur erna.” Dan moet het ook wel klaar zijn, vindt hij. „De jongens in mijn team zeggen ook: jij bent daar veel te veel mee bezig.”
Zijn onverbloemde zelfkritiek zit Wieffer soms in de weg. „Bij Mats is het glas over het algemeen niet halfvol”, zegt Slot. Daarom spreekt hij met Wieffer, na het mediastormpje volgend op het ESPN-interview. „Iedereen speelt mindere wedstrijden, maar jij accepteert het minder van jezelf”, houdt Slot hem voor. Wieffer realiseert zich dat hij dit een volgende keer „slimmer” kan aanpakken, nu heeft hij de onrust „zelf gecreëerd”.
Een paar milliseconden
Met een voorzichtige grijns staat Wieffer in de catacomben van de OPAP Arena in Athene, half oktober. De vormdip ligt al een tijdje achter hem. Eerder op de avond speelde hij solide bij Oranje, dat Griekenland in een cruciaal duel verslaat, waarmee plaatsing voor het EK in 2024 vrijwel zeker is. Tijdens het vorige EK, in de zomer van 2021, zat hij nog bij Excelsior.
Zijn nieuwe werkelijkheid begint normaal te worden. Het spelen van dit soort grote duels in grote stadions. „In het begin dacht ik wel, ‘wow dat ik hier sta’… dat begint nu te wennen.” Zoals het ook vanzelfsprekend wordt dat hij bij Oranje zit, waar hij na zijn debuut tegen Gibraltar in maart nog tegen journalisten zei: „Je zit in het hotel ’s avonds spelletjes te doen met allemaal jongens die je altijd op televisie zag.”
Wat niet went, is spelen tegen Antoine Griezmann. Dit jaar eenmaal met Oranje tegen Frankrijk en twee keer in de Champions League tegen Atlético Madrid. Hij vertelt hoe dat precies gaat, bij een moment thuis tegen Atlético, als Griezmann naar links uitwijkt. Wieffer moet zijn bewaking overgeven aan de back, maar dan is Griezmann alweer weg en moeten de centrumverdedigers hem oppakken. „Je moet constant praten. En precies in die milliseconden krijgt hij de bal, dan ben je hem kwijt.” Bijna niet te verdedigen.
In alles iets beter
Het is geen grootse wedstrijd, maar ook het laatste optreden van Wieffer in 2023, in de KNVB-beker tegen FC Utrecht op 20 december, laat zijn groei zien. Hij wijst, coacht, maakt slidings, biedt zich veel aan, schakelt terug, loopt gaten dicht, zet aanvallen op, sluit aan, creëert ruimte voor anderen. En scant veel, soms drie tot vier keer in twee seconden.
Hij is in bijna alles een stapje beter geworden, zegt Slot die avond. Fysiek, in intercepties, in anticiperen, in zijn spel aan de bal. Wel kan hij „nog meer de leider van het elftal” worden.
Wieffer profileerde zich op Champions League-niveau, ondanks de uitschakeling van Feyenoord. Naast een goal en een assist, viel hij op in andere statistieken – zo had hij op één speler na de meeste onderscheppingen: vijftig, in zes duels. Daarom ook die interesse van Europese topclubs. Daar is hij kort over: „Ik heb eerder dit jaar nog mijn contract verlengd dus we zien het later allemaal wel.”
Dit jaar bracht hem veel: basisspeler bij Feyenoord, de landstitel, scoren in de Champions League en Europa League, debuut én scoren in Oranje. „We hebben dat nou allemaal afgevinkt”, zegt hij.
En nu? „Gewoon zo doorgaan.”