Zes islamitische scholen – de emancipatie van het voortgezet onderwijs

Islamitische scholen In één klap van drie naar zes islamitische middelbare scholen. Met dank aan een nieuwe wet: meer ruimte voor nieuwe scholen.

Leerlingen van het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam aan het werk.
Leerlingen van het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam aan het werk. Foto David van Dam

Een speelveld dat decennialang nagenoeg op slot zat, is deze week opengebroken. In één klap komen er drie islamitische middelbare scholen bij; in Den Haag, Amsterdam en Amersfoort. Opmerkelijk, niet alleen omdat het concurrentie betekent voor het veelbekritiseerde Amsterdamse Cornelius Haga Lyceum, dat al twee jaar kampt met een leerlingentekort en een bekostigingsstop boven het hoofd hangt.

In een klap komen er drie islamitische middelbare scholen bij – in Amsterdam, Den Haag en Amersfoort

Maar ook omdat het einde van een langdurige impasse is bereikt. Met het Avicenna College in Rotterdam en een eerder goedgekeurde aanvraag in Utrecht krijgt Nederland ineens zes islamitische middelbare scholen. Vanwaar deze plotseling aanwas? En hoe kan het dat de boel zo lang vastzat?

Het antwoord op die vragen kiemt net na de eeuwwisseling, als de eerste islamitische middelbare scholen hun deuren openen, in Rotterdam en Amsterdam. Na een rustige start ontstaat in 2005 tegen het decor van een verhit islamdebat een storm van media-aandacht en teruglopende prestaties en leerlingenaantallen.

Haga Lyceum

Na grootschalige examenfraude maakt het Rotterdamse Ibn Ghaldoun een doorstart als het Avicenna. Het Islamitisch College in Amsterdam moet sluiten, waarna de hoofdstad het hoofdtoneel wordt van de islamitische middelbare-schoolstrijd. Uit vrees voor te orthodox en opnieuw gebrekkig onderwijs blokkeren het onderwijsministerie en het Amsterdamse gemeentebestuur jarenlang de komst van het Haga Lyceum. Maar rechters wijzen hen telkens terecht: de wet biedt geen ruimte voor eisen vooraf.

Het stichten van nieuwe scholen wordt dan immers nog altijd geregeld door een uit de verzuiling stammende wet: wonen genoeg groep-achters met een bepaald geloof in een regio, dan móét de onderwijsminister een middelbare school die een beroep doet op dat geloof financieren – no questions asked.

Dat levert twee problemen op: de minister kan schoolbesturen vooraf niet toetsen. En vooral: de boel zit op slot. Kleine religies of pedagogische ideeën zoals Jenaplan worden niet als zelfstandige richting erkend of zijn te klein, en van de grote geloven is het leerlingenpotentieel vaak op.

Die patstelling zorgt nog even voor creativiteit. Zo sticht een initiator van kleinschalig onderwijs in 2015 een hindoeïstische-humanistische-reformatorische-islamitische-algemeen bijzondere-gereformeerd vrijgemaakte school, alleen maar om volgens die archaïsche wet voldoende leerlingen te trekken.

Maar als Haga-oprichter Soner Atasoy dit voorbeeld volgt in de hoop in één klap in meerdere steden islamitische scholen te stichten, sluit de Raad van State ook die laatste maas in de wet.

Lees ook:Haga Lyceum nog niet uit de gevarenzone

Voldoende handtekeningen

Om de boel los te trekken, wordt een nieuwe wet opgetuigd: meer ruimte voor nieuwe scholen. Verzamel voldoende handtekeningen van geïnteresseerde ouders en lever een plan in dat de toets van de Onderwijsinspectie overleeft en je mag een school openen. Oók als in je dorp of stad al een school van jouw richting staat. Maar, als die wet in 2022 voor het eerst wordt ingezet, doet hij zijn naam alles behalve eer aan. Minister Wiersma (VVD) schiet nagenoeg alle plannen voor middelbare scholen af, waaronder vijf islamitische.

Het probleem? De plannen voor burgerschap schieten tekort. Die moeten scherper, samenhangender. Nieuwe wetgeving biedt de minister óók meer handvatten om te controleren of scholen leerlingen voldoende bijbrengen over heersende normen en waarden (man-vrouwverhoudingen, lhbti-acceptatie, voorliefde voor democratie).

Wiersma’s afwijzingen stuitten de islamitische initiatiefnemers – veelal gevestigde basisschoolbestuurders – tegen de borst. Ze voelen zich gestigmatiseerd. Het bestuur in Utrecht tekent bezwaar aan en krijgt alsnog gelijk. Drie andere initiatiefnemers schuren en schaven, soms met hulp van externe burgerschapsbureaus, en krijgen dan – deze week – het verlossende woord: met hun aangescherpte plannen hebben ze nu wél kunnen overtuigen. Zo lijkt nu, ruim een eeuw na ingang van de wetten rond bijzonder onderwijs – om katholieken en protestanten te emanciperen – en járen nadat het islamitisch basisonderwijs gemeengoed werd, de emancipatie van het islamitisch voortgezet onderwijs ingezet.