N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Maandagochtend zei mijn telefoon dat Wim de Bie was overleden. 83 jaar. In mijn koffietentje ging een zachte schok door alle klanten. Herinneringen vlogen door het café. Allemaal met maar één unanieme slotsom: wat waren ze goed. Koot & Bie. De mannen worden altijd in een adem genoemd. Onlosmakelijk van elkaar.
Binnen een paar uur liep mijn mobieltje vol, sterker nog: hij stroomde over. Filmpjes, filmpjes en nog eens filmpjes. Klisjeemannetjes, Keek op de week, Juinen, Het Gat van Nederland, de Tegenpartij, de Positivo’s met Doe Maar in Carré. Allemaal even goed en geestig. De scène waarin Bie aan Koot vertelt dat hij in 2023 dood zal gaan kreeg ik, net als iedereen, wel twintig keer. Curieus stukje kippenvelcabaret. Toeval bestaat dus. Of denkt u dat Wim helderziende was?
Als je het dertig jaar geleden opgenomen filmpje over de Spermasociëteit bekijkt dan denk ik toch dat de heren bepaalde gaven hadden. Dat ze konden voorspellen. Dit gaat namelijk keihard over nu. Over het zaad van Jan Karbaat en al die andere knakkers die met hun kwakkie hebben lopen strooien en een paar honderd kinderen op deze planeet hebben gezet. Dat zagen ze dus dertig jaar geleden al. Om over de Tegenpartij nog maar te zwijgen.
Wim is weg. Dat is verdrietig, maar door al die filmpjes werd het op de een of andere manier een heerlijke week. Ik zat op een hotelkamer in het Zeeuwse Veere, maar was weer even helemaal terug in mijn studentenkamertje aan het Amsterdamse Singel. Daar las, keek en luisterde ik in de jaren zeventig van de vorige eeuw alles van Koot en Bie. Mijn hele generatie deed dat. De langspeelplaten kende ik bijna woordelijk uit mijn hoofd, hun Bescheurkalender had ik op 2 januari al geheel verslonden en in discussies met mijn vrienden werden de heren steevast een keer of vijf geciteerd.
Sowieso is het heerlijk dat er nergens een lachband onder zat. Het werd nog gemaakt in de tijd dat je zelf bepaalde of je wel of niet ergens om moest lachen. Elke week zagen we vertrouwde types, maar we werden ook telkens verrast door een of twee nieuwe. Mensen waar je in eerste instantie nog nooit over had nagedacht, maar daarna zag je ze vijf keer per dag overal lopen. Bij de bakker, de slager en de supermarkt. Van Mémien Holboog tot Carla tot Hekking tot professor Akkermans en de heerlijke Cor van der Laak. Nee, ik vergeet de Vieze man niet.
Deze week werd ik het vrolijkst van Wim de Bie die een goedlachse VVD-wethouder uit de gemeente Laren speelt. Een opgeruimde politicus die asielzoekers bij de gemeentegrens opwacht en joviaal de weg verspert. In deze wethouder zat trouwens al een vleugje Mark Rutte. Misschien komt het omdat ik in die contreien ben opgegroeid en dat ik daarom dat soort mensen te goed ken, maar het mooie van deze wethouder is dat Wim er geen karikatuur van heeft gemaakt. Hij speelde de echte man. Half Laren is namelijk zo. Dat maakt het zo dodelijk en godvergeten geestig. En dat je hem dan meteen daarna als de gefrustreerde zoon met zijn moeder ziet zwieren op het ijs of als burgemeester van Juinen die wat lullige maatregelen moet afkondigen of als zwerver hoort schelden of toch nog een keer bezig ziet binnen het Simplisties Verbond.
Ik kreeg heimwee. Heimwee naar de tijd dat we met alle vrienden iedere zondagavond smulden van deze twee mannen, die door meestergrimeur Arjen van der Grijn wekelijks werden omgetoverd tot de raarste idioten. Ineens was ik weer even 25. Jongens waren we, maar aardige jongens die, aangevuurd door Kees en Wim, zo hard om iedereen moesten lachen. Met alle ijdelheid werd meedogenloos afgerekend.
Wim is weg. De titel van een van de liefste Gouden Boekjes. Maar Wim de Bie is dat niet. Hij is zeker niet weg. De filmpjes en albums van Koot & Bie zullen nog jaren worden bekeken en gedraaid. In elk geval door mij.