‘Zoals de Amstel van Rembrandt is geworden, zo zullen de rivieren in de Betuwe altijd even aan een ets van Den Ouden doen denken”, schreef kunstjournalist Marianne Vermeijden in 1999 in NRC Handelsblad naar aanleiding van een overzichtstentoonstelling van de schilder en graficus Willem den Ouden, die maandagavond op 97-jarige leeftijd overleed.
Inderdaad is Den Ouden bekend geworden als landschapschilder, en dan met name van het landschap langs de Waal bij zijn woonplaats Varik – al waagde hij zich ook ooit aan de Lek. Maar eind jaren vijftig, na zijn studie aan de Rijksakademie in Amsterdam, was hij nog vast voornemens portretschilder te worden. Het begon veelbelovend toen hem in 1958 de Koninklijke Prijs voor de Schilderkunst werd toegekend voor een sterk portret van de jonge schilderes Ferry Alink, met wie hij een jaar later in het huwelijk zou treden.
De portretopdrachten bleven echter uit. „Dat lag ook aan mijzelf”, zei hij daarover later. „Je moet als portretschilder sociaal zijn, gemakkelijk in de omgang. Dat miste ik volkomen.” Wel kreeg hij in 1961 een aanstelling als lector figuur- en portrettekenen aan de Rijksakademie.
In zijn vrije werk richtte hij zich, in en om zijn woonplaats Amsterdam en tijdens vakanties in het buitenland, steeds meer op het landschap. In 1963 maakte hij een fietstocht naar het zuiden van Nederland en kwam hij via Lek en Linge bij de Waal terecht. „De Waal is van een ongelooflijke weidsheid”, zei hij in 1999 in een interview in Trouw. „Zo’n rivierenlandschap in een vlak land zie je nergens ter wereld, dat is uniek.”
Filosoferende koeien
In 1967 kon het echtpaar Den Ouden een huis aan de voet van de dijk in Varik kopen, en hoewel hij tot 1982 als academiedocent in Amsterdam werkzaam bleef, wijdde Den Ouden sindsdien al zijn vrije tijd aan het Waallandschap. In tekeningen, aquarellen, etsen, litho’s en schilderijen legde hij bomen, struiken en gras langs de dijk en in de uiterwaarden vast, koeien die „tot hun knieën in het water zo’n beetje staan te filosoferen” en de rivier zelf met kribben, binnenvaartschepen, stroomlijnen en lichtreflecties.
In de jaren tachtig kwam Den Ouden veelvuldig in het nieuws omdat hij protesteerde tegen de ongenuanceerde manier waarop Rijkswaterstaat de Waaldijk tussen Waardenburg en Tiel wilde verzwaren: hij ontkende niet dat dijkverbetering nodig was, maar het kon volgens hem veel subtieler, met meer aandacht voor de bebouwing en begroeiing op en om de dijk. Dankzij de inspanningen van Den Ouden – en die van kunstenaarsvrienden als de dichter Willem van Toorn en de grafisch vormgever Gerrit Noordzij – werd de dijkverzwaring op veel punten wat genuanceerder uitgevoerd.
Maar Den Ouden bleef naar het landschap kijken met de vroegere situatie in zijn achterhoofd, die hij als tekenaar en schilder tot in de details had leren kennen. Hij werkte daarom niet langer in het land, maar op de rivieroever, waardoor zijn landschappen alleen nog uit water en lucht bestonden. „Sinds ik langs de rivier werk ben ik nog niet zo blijmoedig geweest als nu”, zei hij in 1997 in een Marathoninterview op de VPRO-radio, „omdat geen enkele overheid het stromen van het water kan tegenhouden, of de wolken kan veranderen. Hier gebeurt godzijdank helemaal niks mee.”
Kort na de eeuwwisseling werd hij te oud om nog met een schilderkist vol paneeltjes en verftubes de uiterwaard in te trekken. Hij begon de Waal te schilderen vanaf het balkon van een bevriende buurman. Al gauw zaagde hij zo’n vijf centimeter van de onderkant van zijn pleinair-studies af, die hij er aan de bovenkant weer aan lijmde. Zo verdwenen het balkon en de dijkhelling uit zijn landschappen en kwam er boven in de composities ruimte bij voor de lucht.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131195867-c6cc5c.jpg|https://images.nrc.nl/GAhYcIVGuHbVCBQMLZ-BY5Vx_8s=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131195867-c6cc5c.jpg|https://images.nrc.nl/0eUK8LoyFvM_2v__8lQzT-dMfVo=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131195867-c6cc5c.jpg)
Beeld Collectie Museum Henriette Polak, Zutphen
Overweldigende landschappen
Landschapschilderen is ruimte suggereren op een plat vlak. Als geen andere hedendaagse Nederlandse landschapschilder kreeg Den Ouden dat voor elkaar: hij doorgrondde het perspectief in het land, maar ook in het stromende water en in de lucht erboven – een soort omgekeerd land van wolken. Wie voor zijn laatste grote landschappen staat, wordt erdoor overweldigd. Er is meer ruimte in weergegeven dan je in één oogopslag bevatten kunt, en toch is er geen fisheye-effect, geen foto-achtige vertekening. Den Ouden werkte nooit met een camera, maar altijd buiten, naar de directe waarneming – of binnen in het atelier naar buiten gemaakte studies. Zo wist hij de ervaring van het buiten zijn in verf te vangen.
Na zijn tachtigste ging hij fysiek zo achteruit dat ook een dagelijkse gang naar het balkon aan de dijk te inspannend werd; bovendien wilde hij thuis blijven voor zijn vrouw, die in 2013 overleed. Maar toen landschapschilderen niet langer mogelijk was, keerde hij terug naar het genre waarin hij was begonnen. Hij ging weer portretten schilderen, van vrienden en vooral van zichzelf, want wie alleen is en beperkt in zijn bewegingen, kan altijd nog voor zichzelf poseren via een spiegel.
Zo voegde Den Ouden in de laatste vijftien jaar nog een epiloog van zo’n twintig zelfportretten aan zijn oeuvre toe, waarin hij behalve over houding, gezichtsuitdrukking en lichtval ook vaak iets vertelde over zijn hoge leeftijd: hij hield een hand aan zijn oor vanwege zijn doofheid, verwerkte een afnemende maan in een donkere achtergrond of toonde tevreden lachend de alarmknop van de thuiszorg aan zijn pols.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131195594-946517.jpg|https://images.nrc.nl/nH1pN849vxY05CDaZ76v5zDxbOE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131195594-946517.jpg|https://images.nrc.nl/GqKup1W3UJgUeifj2EVgAnBCcos=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131195594-946517.jpg)
Foto Rob Melchior
Late zelfportretten
In 2020, nadat hij als 92-jarige nog een coronabesmetting had doorstaan, schilderde hij een zelfportret met een mondkapje voor. Als zijn huisarts vroeg hoe het ging, antwoordde Den Ouden dat hij het leven de moeite waard bleef vinden zolang hij kon schilderen. Bij zijn overlijden stond een paar meter van zijn bed de opzet voor een nieuw zelfportret op de ezel.
Een necrologieschrijver moet een neutrale toon aanslaan, maar ik heb met Willem den Ouden een persoonlijke geschiedenis. Zonder hem zou ik geen kunstjournalist zijn geworden. Als middelbare scholier raakte ik met hem en zijn vrouw bevriend; ze maakten mij wegwijs in de kunst en later schreef ik twee boeken over zijn werk. Toen het eerste boek in deze krant was besproken, nodigde de recensent mij uit om zelf voor NRC over kunst te gaan schrijven.
Dat doe ik nu ruim twintig jaar, en het is een ongeschreven regel dat je als kunstrecensent niet schrijft over bevriende kunstenaars. Ik noemde Den Oudens naam nog wel eens, maar besprak nooit tentoonstellingen van zijn werk, hoe goed ik ze ook vond. Den Ouden had daar alle begrip voor. „Maar als ik dood ben”, zei hij op een keer, „dan mag je toch wel een stukje schrijven?”
