Wie minder gaat werken, denkt daarbij amper aan de gevolgen voor het pensioen

Mensen die besluiten minder te gaan werken, houden niet of nauwelijks rekening met de invloed die dat heeft op hun pensioenopbouw. 69 procent van de Nederlanders die recent minder zijn gaan werken hebben geen onderzoek gedaan naar de gevolgen voor hun pensioen: zij kijken vooral of ze op dit moment nog steeds rond kunnen komen als ze minder dagen werken. Dat blijkt uit een dinsdag gepubliceerd onderzoek op initiatief van het ministerie van Financiën, uitgevoerd door I&O Research. Daarvoor peilde het bureau een representatieve steekproef van ruim 1.500 mensen.

Dat het pensioen vaak niet wordt meegenomen in de afweging om minder te gaan werken, vindt Lisa Brüggen, hoogleraar financiële dienstverlening aan de universiteit van Maastricht, zorgelijk, schrijft zij in het rapport. „Stel dat je als werknemer in de bouw op je 32ste besluit om één dag per week minder te gaan werken, betekent dit dat je ongeveer 27.000 euro minder pensioen opbouwt. Concreet betekent dit dat je ongeveer 120 euro netto per maand (10 procent van het aanvullend pensioen) minder te besteden hebt bij pensionering. Dit kan op dat moment net het verschil zijn tussen wel en niet goed kunnen rondkomen.”

Deeltijdwerken is populair in Nederland: bijna de helft van de beroepsbevolking (45 procent) werkt minder dan 36 uur per week. Omdat vooral vrouwen in deeltijd werken — 67 procent, tegenover 28 procent van de mannen — zijn zij extra kwetsbaar, zegt Brüggen. Volgens haar blijkt uit onderzoek dat veel vrouwen financieel niet onafhankelijk zijn, en dat zij ook niet weten hoe hun financiële en pensioensituatie eruitzien. „Dat baart me wel zorgen. Want hierdoor bouwen ze veel minder pensioen op dan mannen. In de Europese Unie heeft Nederland na Cyprus de grootste pensioenkloof tussen mannen en vrouwen, ruim 40 procent.”