Ze is haar eigen trainer, haar eigen mental coach en haar eigen diëtist. Dat is behoorlijk uniek in een sport waarin steeds grotere begeleidingsteams zich buigen over elk detail van het leven van een sporter – ook bij de vrouwen. Maar wereldkampioen wielrennen Lotte Kopecky (28) doet alles zelf. Ze raadpleegt zo nu en dan de performance analist van de wielerbond. En ze praat regelmatig met een sportpsycholoog. Maar dat is het.
„Ik heb liefst zelf controle over mijn eigen lichaam, ik vind het moeilijk om dat uit handen te geven”, vertelt de 28-jarige Belgische met een lachje. „Natuurlijk weet ik niet alles zeker, maar ik ga liever met mezelf in discussie dan met iemand anders.”
De Belgische werd er vorig jaar wereldkampioen mee, in het meest succesvolle en tegelijkertijd verdrietigste jaar van haar leven. Ze reeg de eendagszeges aan elkaar, werd door een razendsterke beklimming van de Tourmalet tot verrassing van de wereld én zichzelf tweede in het algemeen klassement van de Tour de France Femmes en bekroonde het seizoen met het winnen van de regenboogtrui, in Glasgow.
Vorig jaar overleed ook haar opa, maakte haar broer een einde aan zijn leven, en liep haar relatie stuk.
„Journalisten vragen er nog steeds naar. Hoe vaak moet ik daar over blijven praten, denk ik dan. Het was een jaar waarin ik mezelf heb verbaasd hoe ik ondanks alles kon blijven presteren, maar nu wil ik het afsluiten. Ja, mij interesseert de persoon achter de atleet ook altijd enorm. Maar neen, ik wil niet telkens op iets blijven terugkomen dat heel persoonlijk is. Bovendien gaat alles wat ik zeg zo onder het vergrootglas.”
Wat laat je wel en niet van jezelf zien: het is een worsteling. Niemand wordt wielrenner om zijn privéleven op straat te gooien. Tegelijkertijd wil Kopecky tonen wie ze is, als sporter én als mens. Maar mensen trekken snel conclusies, merkt ze.
„Iedereen heeft zo snel een mening. Reageer ik wat terughoudend, dan ben ik stuurs. Win ik niet, dan zijn mensen teleurgesteld. Win ik wel, dan is mijn ploeg SD Worx-Protime te dominant. Eigenlijk is het nooit goed. Het lukt me steeds beter de negatieve commentaren van me af te laten glijden, maar soms kruipen ze nog wel onder mijn huid.”
Wat helpt, is dat ze bij SD Worx-Protime in een ploeg met enkel wereldtoppers rijdt, die allemaal met ongeveer hetzelfde te maken hebben. „Het is fijn om lastige dingen af en toe eens te bespreken. Maar vooral ook om ook heel veel dingen niet te hoeven bespreken, en niet alleen de wereldkampioen maar gewoon mezelf te kunnen zijn.”
Sneller dan de jongens
Kopecky is de vrouw die houdt van winnen, maar meer nog een renner die verliezen tot in haar vezels haat. Ze was het kind dat niet per se wielrennen wilde. Voetbal, judo, basketbal, skiën: dat deed ze liever. Maar haar broer koerste, en daarom vroeg zij ook om een fiets. Ze was een jaar of tien, en op internet vond haar moeder een een oud, loodzwaar racefietsje.
Trainen deed ze toen nog liever niet, het spelletje in de wedstrijden vond ze leuker. Als ze maar won. Later, op de middelbare school in Gent, liep ze nog steeds alle jongens eruit tijdens de Coopertest. Als zij maar de snelste was. Maar wielrennen is een sport waarin je meer verliest dan wint. „Ik vind verliezen nog altijd niet leuk, maar ik heb me erbij leren neerleggen. Ik ben nu ook echt blij als een ploeggenoot wint, en niet ik.”
Kopecky is met de jaren completer geworden als renner. „In 2017 proefde ik voor het eerst: ik kan meer dan sprinten. Ik werd toen vijfde in de Ronde van Vlaanderen, en een week later werd ik samen met Jolien D’Hoore wereldkampioen koppelkoers, op de wielerbaan. Ooit ga ik naar de Ronde om te winnen, besloot ik toen. Het ging wel meteen mis. Ik trainde teveel en rustte te weinig, en botste daardoor met mijn hoofd tegen de muur.”
Echt overtraind wil ze het niet noemen, maar het duurde twee seizoenen voor ze terug op het niveau van 2017 was. Dat was een goede leerschool. De wereldkampioen durft nu veel beter te kiezen voor rust. Op de topsportopleiding in Gent leerde ze trainingsschema’s maken, en toen de relatie met de man die niet alleen haar vriend, maar ook haar coach was, stuk liep, besloot ze alles zelf te gaan doen. Het was het begin van de meest succesvolle periode in haar carrière tot nu toe.
Kopecky gedijt het best bij haar eigen gang gaan, merkte ze – meteen een van de belangrijkste redenen om tot 2028 bij te tekenen bij SD Worx-Protime: „De ploeg geeft me veel vrijheid in hoe ik train, wat ik eet, of ik wel of niet op hoogtestage ga. Ik heb wel eens met een diëtist gewerkt, maar ik werd er gek van dat ik dan alles moest afwegen. En hoogtestages zijn niet echt wat voor mij, ik verveel me na drie dagen al kapot. Ik ben heel graag thuis.”
Selfies met iedereen
Voor het grote publiek brak Kopecky door met haar zege in de Strade Bianche van 2022. Ze loste tot ieders verbazing favoriet Annemiek van Vleuten op de steile Via Santa Caterina, vlak voor de finish op het plein in Siena. Zelf was ze minder verrast. Een dag voor de koers kondigde ze tegenover ploeggenoten – en geregistreerd op camera – al aan dat ze zou gaan winnen. „Het is heel eng om dat hardop te zeggen, maar in onze ploeg moet je je kans pakken. Anders doet een ander het.”
Voor Kopecky was haar optreden in de editie van een jaar eerder een grote verrassing. „Op de laatste grindstrook, de Tolfe, ging Annemiek aan – en ik kon haar volgen. Dat had ik nooit verwacht. Toen dacht ik: als ik hier terugkom en een goede dag heb, kan ik deze koers winnen.”
Concurrent Van Vleuten was in 2022 op haar sterkst, ze won alle drie de grote rondes – wat de zege van Kopecky in de Strade Bianche nog meer glans gaf. „Er zijn van die momenten in je carrière waarop het ineens in elkaar klikt, en je ervaart: aha! Zo moet het dus!”
Een maand later schreef ze ook de Ronde van Vlaanderen op haar naam door alweer Van Vleuten te verslaan, en kon ze in België niet meer normaal over straat. „Van kinderen tot oude omaatjes, iedereen wilde ineens een selfie. Dat was en is nog steeds heel surrealistisch.”
Als de buitenwereld haar overweldigt, past ze toe wat ze ooit van haar sportpsycholoog leerde. ‘Taakgericht’ denken noemt ze dat: focussen op jezelf, en op het hier en nu – en je niet laten meeslepen door negatieve gedachtes. Dat klinkt eenvoudig, maar Kopecky heeft het moeten leren, een „proces van jaren”, zegt ze.
„Vroeger had ik vaak last van mijn rug op de fiets, en als ik moest plassen tijdens de koers raakte ik een beetje in paniek en kon ik alleen nog maar daaraan denken. Van mijn psycholoog leerde ik een trucje: ik keek dan naar de derailleur van de renster voor me, en probeerde te zien op welke versnelling ze reed. Daarmee leidde ik mijn aandacht af van mijn rug of het plassen, en zo dacht ik er niet meer aan.”
Van haar rug heeft ze tegenwoordig geen last meer, en inmiddels durft ze tijdens de koers te gaan plassen als ze moet – maar het trucje gebruikt ze nog steeds. Dat, samen met haar gegroeide ervaring, kracht en uithoudingsvermogen, hebben Kopecky op bijna elk terrein zo goed als onverslaanbaar gemaakt – alleen haar ploeggenoot Demi Vollering steekt er in het echte klimwerk nog ver bovenuit. Ook daar legt ze zich niet zomaar bij neer.
Kopecky is erop gebrand de nog ontbrekende titels aan haar palmares toe te voegen. Parijs-Roubaix staat bovenaan het lijstje – met Luik-Bastenaken-Luik zal Kopecky ook niet ontevreden zijn. Maar haar ambities reiken inmiddels verder.
Ze komt steeds meer te boek te staan als iemand die óók heel goed kan klimmen. Haar overtuigende optreden op de Tourmalet tijdens de Tour afgelopen zomer, en haar overwinning aan het begin van het seizoen op tien kilometer beklimming van de Jebel Hafeet in de Emiraten: het smaakt naar meer.
„Het is spannend dat er nog iets in het wielrennen onontgonnen terrein is. Ik weet niet of ik er goed op ga om flink te vermageren, maar het prikkelt me om te gaan uitvinden wat voor klimmer er in mij zit. Niet nu meteen, maar ooit wel.”