Weer goud, maar dan ‘bevrijd’ – gaat dat lukken voor de hockeysters?

„Kun jij vangen of niet?” Paul van Ass (63), bondscoach van de Nederlandse hockeysters, staat op en pakt een flesje water. Hij gooit het naar de verslaggever die de fles met gemak – maar toch ook met enige opluchting – te pakken heeft.

„Nu ga ik iets anders doen.” Van Ass wijst naar zijn koffiekopje. Serieuze blik: „Je moet hem niet laten vallen, hè! Echt niet laten vallen! Komt-ie.”

Daarna: „Wat gaf meer stress?”

Die laatste natuurlijk. „Omdat dit een verhaal wordt.” Die waarschuwing vooraf, het feit dat zo’n kopje kapot kan vallen.

Zo is het met de Olympische Spelen, zegt Van Ass. Ook een verhaal. De druk daarvan kan zo groot worden, dat het de prestaties ondermijnt.

Het is donderdagochtend 18 juli. Van Ass, gekleed in een oranje polo en een korte broek, zit in de lounge van het Wagenerstadion in het Amsterdamse Bos. De hockeyvrouwen beginnen straks aan een van hun laatste trainingen voor ze naar Parijs vertrekken. Maar zo’n training, zegt Van Ass, is nu helemaal niet zo belangrijk meer. Want met de fitheid en het spel zit het goed, zegt hij. „Dat hebben we wel bewezen.”

Een groter probleem is die mentale druk. „Oké, je bent geselecteerd, wow! Gaaf dat je erbij bent. Maar in één keer realiseer je je ook dat er een verantwoordelijkheid is. Dan ga je, en dat is te begrijpen, in een modus van: ik wil geen fouten maken.”

Van Ass heeft er de afgelopen tijd veel aandacht aan besteed, praten met z’n allen, over de druk die speelsters zichzelf opleggen. Wat hij niet wil, is dat ze verkrampt raken. Van hem mogen ze wel fouten maken. Hij wil dat de hockeyvrouwen op het veld staan in een staat van, en dit is een echte Van Ass-term, „bevrijding”.

Begrijp hem niet verkeerd. Bevrijding is niet: kijk maar wanneer je komt trainen, hoe je gaat spelen, doe maar lekker. Eerst komen discipline, structuur, een goed tactisch plan, een miljoen trainingsuren op je naam. Maar dan, dan kun je loslaten zegt Van Ass. Dat is die bevrijding. „En dan verliezen we nooit van onszelf. Dan kan het alleen zijn dat iemand anders toevallig een keer beter is. Maar dat verwacht ik niet.”

Halve finale

Er zijn maar weinig ploegen zo kansrijk voor olympisch goud als de Nederlandse hockeyvrouwen. Ze zijn de heersend olympisch, wereld- en Europees kampioen en wonnen onlangs opnieuw de Pro League, de competitie van sterkste hockeylanden wereldwijd.

Ook het olympisch toernooi kende tot nu toe weinig echte tegenstand. Alles werd als vanouds gewonnen, al was het spel niet altijd even goed. Deze woensdag volgt de eerste echte test: de halve finale tegen Argentinië in het Yves du Manoir-stadion ten westen van Parijs.

Ondanks het sportieve succes komt het vrouwenhockey uit een crisis. Het goud van Tokio verloor snel zijn glans, door verhalen die uitlekten over een ‘angst- en zwijgcultuur’ onder toenmalig bondscoach Alyson Annan. In januari 2022 werd ze ontslagen. Paul van Ass, eerder bondscoach bij de mannen, werd aangesteld in september van dat jaar, nadat interim Jamilon Mülders de hockeysters kort daarvoor nog succesvol door het WK had geloodst.

NRC volgde Paul van Ass en sprak meerdere malen met hem gedurende zijn twee jaar als bondscoach en met verschillende Oranjespeelsters. Hoe verander je de sfeer in een team? En wat is eigenlijk een prettig sportklimaat?

Bondscoach Paul van Ass vorige maand tijdens een van de laatste trainingen in Amstelveen voor vertrek naar Parijs.
Foto Olivier Middendorp

‘Het vált niet mee’

In zijn eerste maanden als bondscoach wist Paul van Ass nog maar weinig over de periode-Annan. Het onderzoek, waaruit bleek dat meer dan de helft van de speelsters de sfeer slecht of zeer slecht vond, wilde hij niet lezen, omdat het was geanonimiseerd. Alleen met een handvol speelsters die zichzelf hadden gemeld, had hij het erover gehad.

Maar bij zijn eerste trainingsstage, in januari 2023, besluit Van Ass dat hij toch met zijn hele selectie wil praten.

En hij moet toegeven: die gesprekken hebben zijn ogen geopend. Een paar weken later, in maart, vertelt hij erover, bij een broodje zalm in Amsterdam. „Eerst dacht ik: het zal ergens wel meevallen. Maar na die gesprekken heb ik teruggekoppeld: het vált niet mee. Ik heb meerdere malen gezegd: jezus, dat je hier nog zit.”

Hij neemt zich voor de groep te „beschermen”: hij wil zo nodig de buitenwereld laten weten dat het géén gezeur is van een generatie die niets meer kan hebben. Hij stelt zelfs voor om een journalist uit te nodigen, aan wie ze één keer hun verhaal kunnen doen. Maar dat plan haalt het niet: er is weinig animo om alles op te rakelen.

Sowieso is de ploeg altijd een vrij gesloten bolwerk gebleven. Op anonieme basis is wel wat naar buiten gekomen – over een heel hard prestatieklimaat, pesterijen van Annan, speelsters die niet zichzelf durfden te zijn – maar veel is het niet. Speelsters zijn elkaar naar buiten toe nooit afgevallen.

Maar impliciet zeggen de veranderingen die Van Ass wil doorvoeren al veel: ze gaan over vrijheid, zelf keuzes kunnen maken, jezelf kunnen zijn. Die vrijheid hebben zijn speelsters op het veld: Van Ass wil aanvallend, creatief spel. Het publiek vermaken met veel doelpunten. Het streven is minimaal vijf per wedstrijd. Dat er dan ook weleens iets fout gaat, een tegendoelpunt valt, dat hoort erbij.

Daarbij wil hij zijn selectie minder opleggen, bijvoorbeeld over hoe ze hun trainingen invullen. „Het begint te werken. Een paar meiden zeggen: ik doe extra looptraining. Anderen doen toch krachttraining.” Van Ass zelf is niet overtuigd van het nut van veel krachttraining, vertelt hij. „Maar dat mag ook. Ik durf niet te beweren wat goed en niet goed is.”

Ook mag er van hem ook ruimte zijn voor ontspanning. „Het idee is: je bent 365 dagen, 24/7 topsporter. Daar ben ik het niet helemaal mee eens. Ik vind dat je best een keertje met vriendinnen op stap kunt. In de downtime, niet voor een groot toernooi.”

Hockeyfamilie

Paul van Ass, welbespraakt, met een keurig accent, is bijna het clichébeeld van een hockeyer. Zo iemand die er volkomen natuurlijk uitziet in zowel een polo als een pak. Hij komt ook uit een echte hockeyfamilie: zijn vader hockeyde, hijzelf, zijn vrouw, zijn kinderen. Zijn zoon Seve (32), in Parijs bezig aan zijn derde Zomerspelen, is met afstand de meest ervaren kracht in de ploeg van bondscoach Jeroen Delmee, die dinsdagmiddag met gemak de finale van het olympische hockeytoernooi bereikte.

Naast functies in het hockey – hij was coach en voorzitter van zijn oude club HGC, en bondscoach van de hockeymannen tussen 2010 en 2014 – heeft Van Ass altijd in het bedrijfsleven gewerkt. Hij heeft een investeringsfonds waarmee hij bedrijven opkoopt om ze te reorganiseren en later weer te verkopen. Hij geeft ook trainingen aan ondernemers.

De positie van bondscoach heeft hij niet nodig voor „het geld” of „de status”, zegt Van Ass. „Ik doe het omdat ik een bijdrage kan leveren in een sport die me heel dierbaar is. En ik vind het een interessant project.”

Hockey, sport in zijn algemeenheid, zijn more than a game voor hem, zegt Van Ass vaker. „Je kunt zeggen: joh, elf tegen elf, get a life. Maar sport is een snelkookpan van het leven.”

Het is ook zeker een interessante tijd in de topsport, nu een prettig sportklimaat en grensoverschrijdend gedrag bovenaan de agenda staan. Van Ass – die voorzitter is van NLCoach, de club van Nederlandse coaches – ergert zich aan, vaak anonieme, beschuldigingen in de media. „Daar moeten we ongelofelijk voorzichtig mee zijn.” Daarbij, zegt hij, „moet je de geschiedenis niet naar het heden trekken.”

Maar aan de andere kant zijn de tijden ook veranderd, zegt hij. „Je kunt het daarmee oneens zijn, maar dan moet je geen coach blijven. Als je je niet aanpast, dan ben je mentaal met pensioen.”

Overleg tussen bondscoach Paul van Ass en aanvoerder Xan de Waard in het Wagenerstadion in Amstelveen.
Foto Olivier Middendorp

Van Ass kent de kritiek op deze generatie sporters. „Dat ze geen leiding kunnen ondergaan. Alles moet maakbaar zijn, transparant, eerlijk. Nou ja, de wereld ís niet eerlijk, maar als je in het westen geboren bent, denk je misschien van wel. En de generatie van nu kan er ook niets aan doen dat ze geen oorlog of armoede hebben gekend. Hun wereldbeeld is zo gevormd. Het is aan jou om dat te kanaliseren.”

Zelf vraagt hij „meer inspraak” dan vroeger. „De groep challenget je ook iets meer. Die willen snappen: waarom trainen we zo? Je moet opener zijn. Niet van: godverdorie, dat bepaal ik.” Tot op een zekere hoogte, althans. „Op een gegeven moment, als dat gedaan is, moet iemand wel de beslissing maken. En dan moet dat ook geaccepteerd worden.”

‘Een mooi mens’

Met een wapperende staart staat Xan de Waard, aanvoerder van de Oranje-vrouwen, in een guur windje langs de zijlijn in het Wagenerstadion. Er wordt getraind: partijtjes van vier tegen vier. De Waard, net gewisseld, leeft zo intens mee dat het haar bijna fysiek moeite lijkt te kosten om niet het veld op te rennen. „Goed zo! Voor je houden! Kom maar Fré, achter de bal! Goed, Yib!” roept ze vanaf de zijkant naar haar teamgenoten.

De Waard (28), middenvelder bij SCHC, debuteerde in 2013 bij Oranje en heeft alle grote prijzen op haar naam staan. Eind vorig jaar werd ze gekozen tot beste hockeyster ter wereld door wereldhockeybond FIH. Van Ass noemt haar „een heel mooi mens”. „Ze spreekt zich uit, heeft iets wereldverbeterachtigs.” En ze is ontzettend betrokken op het veld. „Voor Xan is hockey ook more than a game”, zegt Van Ass.

Toen hij haar vroeg als aanvoerder, moest De Waard daar even over nadenken, vertelt ze in een café in Amsterdam. Ze vroeg zich af of ze wel geschikt was, omdat ze op het veld zo fanatiek is. ‘Rood’ noemt ze het zelf, een label uit de DISC-persoonlijkheidstest. Rood staat voor dominant, daadkrachtig, competitief, doelgericht.

Terwijl ze hier aan tafel praat, maakt De Waard juist een heel bedachtzame indruk, ze praat rustig, formuleert zorgvuldig. Mensen vinden soms dat ze twee persoonlijkheden heeft, vertelt ze. Zelf ziet ze dat niet zo. „Wat heb ik vandaag te winnen? Maar bij dingen als examens kan ik ook heel ‘rood’ zijn. Wanneer ik iets van mezelf vraag. Ik heb geen half.” Met een lachje: „Het zou wel lekker zijn.”

Haar rol aan aanvoerder noemt ze „een zoektocht”. Ze denkt veel over haar positie na. „Ik probeer het niet alleen te doen. Ik weet wat mijn kwaliteiten zijn en wat niet.” Ze weet ook dat ze in het heetst van de strijd bot kan overkomen. „Ik probeer me wel iets in te houden met mijn fanatisme. Maar in de wedstrijd kan dat niet altijd. Hoe ben ik binnengekomen, vraag ik me dan af. Daar moet ik wel even op terugkomen.”

De Waard is zich bewust van de machtsposities in de sport, zo ook die van haarzelf. „De aanvoerder heeft vroeger ook een rol gehad. En dan niet de persoon die hem invulde, maar meer hoe ernaar gekeken werd. Dat is nog steeds zo, ook in de buitenwereld merk je dat. Terwijl: hoezo kijken we zo naar die positie? Dat vullen we zelf in. En dat is zo met alle posities in het team, ook de posities binnen de bond zelfs.”

Hoe gaat het nu met de sfeer in de groep? Er is „extreem hard” gewerkt aan het prestatieklimaat, zegt De Waard. „We checken als team echt bij elkaar in. Vorige week zijn we ook met z’n allen uit eten geweest. Als je er niet bij kon zijn was dat ook prima, maar uiteindelijk was het een supergrote groep.” Op dat moment, in april, is de competitie nog in volle gang en de olympische selectie nog niet bekendgemaakt: niet het makkelijkste moment voor een nationaal team. „Ik denk dat het een enorme winst is als je dat in deze tijd kunt doen.”

Groot-Brittannië is met 3-1 verslagen, Nederland kan zich opmaken voor de halve finale tegen Argentinië.
Foto Adnan Abidi/Reuters

Een paar maanden later zegt De Waard dat ze „superpositief” is over de groepsdynamiek. „We wilden gewoon een ander sportklimaat. En ik denk dat dat heel goed gelukt is. Het voornaamste is dat iedereen zichzelf kan zijn, en ook durft te zijn.”

Ballonnen in de kleedkamer

Daar staat Paul van Ass dan, ballonnen op te blazen voor in de kleedkamer. Net voor de halve finale van het Europees kampioenschap, vorig jaar augustus in Mönchengladbach. Later in de week winnen de hockeyvrouwen hier goud, maar Van Ass is niet tevreden: hij voelt spanning in de ploeg trekken.

Hij besluit: weg met de tactische voorbesprekingen. Hij gaat er iets gezelligs van maken, met die ballonnen en met muziek. „Zo van: we staan er nu, laten we het vieren”, blikt hij een paar weken later terug. „De criticasters zullen zeggen: ja, ze staan toch altijd in de halve finale? Maar toch is het een halve finale. Je zal er maar eens een keer níet staan.” En het komt Oranje ook heus niet aanwaaien, zegt Van Ass: ze werken er keihard voor. „Dus laten we het gewoon vieren en met een smile op ons gezicht, die wedstrijd spelen.”

De ploeg is soms „zo kritisch” op zichzelf, zegt Felice Albers (24), middenvelder van Oranje. „We willen het zo goed doen en dat moet ook als je al zo lang de beste bent, maar we vergeten soms dat we ook gewoon lekker mogen genieten. Ik denk dat dat bedoeld werd bij die halve finale.”

Het eerst toernooi onder de nieuwe coach was wel even wennen, zegt De Waard. „We moesten elkaar leren kennen onder onze stress, en ook Paul zijn stress.” Want Van Ass voelde ook spanning, zegt De Waard. „Omdat hij dacht dat wij het spannend vonden.” Zelf was ze minder zenuwachtig, zegt ze. „Ik dacht: je groeit gewoon dat toernooi in.”

Ook voor de finale, 3-1 gewonnen van België, doet Van Ass iets ongewoons. Hij bereidt voor iedereen een paar zinnen voor en spreekt ze uit voor de groep. Hij vertelt waarom hij speelsters heeft geselecteerd, dat ze trots mogen zijn dat ze erbij zijn.

De toespraakjes vlak voor de finale vond ze „wel heel leuk”, zegt De Waard. „Normaal is een coach erg op het teamproces gericht. Paul zelf ook. Dus om het opeens zo persoonlijk te maken, dat deed heel veel speelsters erg goed.” Wat hij tegen haar zei? „Nou volgens mij hoe goed ik kan hockeyen en dat hij trots was.”

Net na die finale vorig jaar zegt routinier Margot van Geffen voor de camera van de NOS dat ze dit bij geen enkele andere coach heeft meegemaakt. „Hij is anders dan andere coaches.” Van Geffen is „een heel open, opgeruimd mens met veel ervaring”. Dat is goed voor de groep, zegt hij. „Het was een plus om haar mee te nemen naar het EK. Maar hockeyend merkte ik dat ze voorbij gestreefd werd.”

In april van dit jaar maakt Van Ass bekend dat Van Geffen niet langer deel uitmaakt van de selectie, net als Eva Drummond-De Goede. Eerder was ook Lidewij Welten ook al afgevallen. Het trekt best wat aandacht. (Al is het niets bij de mediastorm toen Van Ass in 2012 als mannenbondscoach ‘hoge bomen’ Taeke Taekema en Teun de Nooijer liet afvallen.)

Vooral Drummond-De Goede is verbonden met het Annan-tijdperk. Als toenmalig aanvoerder „werd ze natuurlijk intern gezien als een verlengstuk van Alyson”, zegt Van Ass. Maar het verleden is geen reden om afscheid te nemen van de drie routiniers. Dat dat soms wel wordt gesuggereerd vindt hij „een smetje”.

Argumenten als ‘grote staat van dienst’, daar kan Van Ass niks mee. „Als je je opnieuw inschrijft, dan doe je mee aan de selectie. En we moeten ook door, hè. Als ik deze drie meiden mee had genomen, hadden drie anderen straks geen olympische ervaring.” Uiteindelijk kiest hij voor een jonge ploeg, met negen olympische debutanten.

Met een lach op het veld

Vlak voor aanvang van de Spelen blijkt de boodschap van Van Ass goed geland, als NRC op een persmoment in juli spreekt met Albers en Frédérique Matla (27), die er allebei ook in Tokio al bij waren.

Albers vertelt over de vrijheid die ze op het veld ervaart en hoe prettig ze dat vindt. „Paul zegt gewoon: ga lekker hockeyen, acties maken. Ik ben ook een liefhebber van het spelletje, het zou zonde zijn als ik me geremd zou voelen.”

Van Ass „vindt het allerbelangrijkst dat je plezier maakt, dat je met een lach op het veld staat”, zegt Matla. „En er zijn echt momenten geweest waarbij dat ver weg geweest is. Bij mij ook, en dat ligt ook aan mezelf. Maar dat wil je voorkomen. We staan hier om het beste uit onszelf te halen, maar wel omdat we het leuk vinden. Hij herinnert je aan dat kleine meisje in jezelf dat op hockey is gegaan.”

Toch lijkt het in Parijs tot nu toe nog niet altijd vanzelf te gaan. Op de uitslagen is niets af te dingen: alles gewonnen, vaak met ruime cijfers. Maar het spel is lang niet alleen maar sprankelend of overtuigend. Met name de poulewedstrijd tegen Duitsland, waarin Oranje op achterstand komt, is een worsteling (2-1). En ook de gewonnen kwartfinale tegen een taai Groot-Brittannië (3-1) verloopt bij fases stroef.

We kunnen meer, vat verdediger Pien Sanders na afloop samen tegen hockey.nl. Tegelijkertijd komt de ploeg nooit echt in de problemen. Maar op de vraag of dat voldoening geeft, antwoordt Sanders veelzeggend: „Ik denk dat we als Nederland nooit echt voldoening hebben, maar we kunnen wel tevreden van het veld. Voldoening geeft het pas als we een tien halen.” Voor de besten van de wereld ligt de lat het allerhoogst.

Hoe gaan de hockeysters deze woensdag de halve finale in? Lukt het Van Ass om zijn ploeg ‘los’ te krijgen, zoals bij de mannen in Londen (2012) die in de halve finale Groot-Brittannië met 9-2 verpletterden. (De finale tegen Duitsland ging verloren.)

Het verloop tegen Argentinië, en de finale die naar verwachting zal volgen, is ook voor de toekomst van Van Ass van belang. Zijn contract is nog niet verlengd, zegt hij vlak voor de Spelen. Dat wil hij alleen „als het eruit komt.” Als de ploeg in die staat van bevrijding dat toernooi doorkomt. „Dan wordt het iets heel moois, onafhankelijk van het resultaat.”

Zo niet, dan moet hij iets anders gaan doen, zegt hij. „Je kunt moeilijk de groep eruit doen, dat zijn de beste hockeyers van Nederland, van de wereld.”