J.L. Heldring had vast en zeker een hekel aan mij. Columns zijn niet om anderen met jouw mening om de oren te slaan, was zijn overtuiging, maar om aan het denken te zetten. Zijn analyses en bespiegelingen schreef hij 52 jaar lang voor deze krant in zijn column Dezer dagen, tot een jaar voor zijn overlijden in 2013.
Ik sla u juist wel graag wekelijks met mijn mening om de oren, ik zie dat zelfs als mijn kerntaak. Ik schrijf met als motto de afsluitende zin van de Huizingalezing van Karel van het Reve: „er moet nu eenmaal af en toe iemand zijn die iets zegt.”
Bij mensen die steeds maar „enerzijds…, anderzijds…” voortkabbelen in hun schrijfsels krijg ik de neiging hen bij de schouders beet te pakken en hen te vragen, nee te smeken, om alsjeblieft toch voor een keer iets te zeggen. Iets op het spel te zetten. Zich te vereenzelvigen met bepaald gedachtegoed, een kant te kiezen.
En zodra Heldring dat doet vind ik het meteen uitermate boeiend. In 1974 publiceert hij – volstrekt tegen de tijd in – een artikel met de titel ‘Lof van het conservatisme’. Afgelopen woensdag organiseerde debatcentrum De Balie samen met De Groene Amsterdammer een avond over dat conservatisme van Heldring, dat niet tegen verandering is, maar dat die verandering in goede banen wil leiden, uit het voortdurende besef van het menselijk tekort, zowel het individuele als het collectieve.
Bij het lezen van het artikel, en van zijn biografie, besefte ik hoezeer wij nu baat zouden hebben bij conservatievelingen van het redelijke, verstandige, gematigde en oersaaie soort van Heldring. Een noodzakelijk anker van tradities, in de wetenschap dat een kudde vrijwel altijd te ver doordraaft op de ingeslagen weg.
Helaas moeten we het in Nederland zonder stellen. De conservatieven van onze eigen tijd zijn – op een uitzondering na – helaas weinig conservatief in hun conservatisme, vlogen uit de bocht en maakten zichzelf daarmee irrelevant. Daarnaast wordt onze christen-democratische partij geleid door karakterloze managers en die schiet mede daardoor steeds weer van het anker los.
Ik ben ervan overtuigd dat een steviger en redelijker conservatieve vertegenwoordiging menig crisis had kunnen voorkomen. Hadden we dan echt de fraudebestrijding bij de kinderopvangtoeslag op zo’n misdadige manier aangepakt? Hadden we echt zo rücksichtslos onze boeren de nek omgedraaid met een model voor stikstofuitstoot in de hand? Hadden we dan echt ingestemd met dat coronatoegangsbewijs dat een marginaal hogere vaccinatiegraad opleverde en daarnaast een leger van afgehaakte Nederlanders? Hadden we dan ambtenaren op verplichte ‘white privilege’-cursus gestuurd? Hadden we de euthanasiepraktijk zo uit de hand laten lopen waarin we tegenwoordig heimelijk het slaapmiddel in de koffie roeren van de kwetsbare en wilsonbekwame oudere?
De redelijke conservatieveling had gezegd: ik ben voor natuurbescherming maar zo doen wij dit niet in Nederland. Ik ben voor euthanasie maar tot hier en niet verder. Ik ben voor vaccineren, maar tegen dwang. Ik maak me kwaad over racisme, maar het is overdreven om elke brave borst een schuldgevoel aan te praten. Gematigdheid, redelijkheid, verstand.
Ook op individueel niveau denk ik dat een dieper geworteld besef van het menselijk tekort ook wat voor de jongste generatie had kunnen betekenen die nu echt in collectieve radeloosheid en wanhoop lijkt te zijn vervallen. Wat als zij ervan overtuigd zijn dat niet alles binnen bereik ligt? Dat ze niet in hun eentje tot alles in staat zijn?
De voortdurende secularisatie heeft niet alleen de teloorgang van de gemeenschapszin tot gevolg gehad maar ook, misschien belangrijker nog, het verlies van de menselijke nederigheid. Een generatie is opgegroeid met het idee dat zij, als individu, alles kunnen bereiken wat ze willen. Zij hebben dus onvermijdelijk een lang traject van teleurstellingen en eenzaamheid voor de boeg. Ik zou willen dat de moderne West-Europese jongere een seculiere imaginaire vorm van een keppeltje opgezet krijgt om hem er steeds aan te herinneren dat hij ook maar mens is, dat er iets groters is boven of buiten hem, dat nederig stemt.
En misschien is het toch tijd om een paar columns van die oerdegelijke saaie Heldring terug te lezen. Als behoudend redelijk medicijn in het losgeslagen heden.
Over drie momenten uit zijn leven kan Danny de Vries niet vertellen zonder het te kwaad te krijgen. Het kampioenschap van FC Twente, in 2001. Zijn radioverslag van de vuurwerkramp, kort na te hebben moeten rennen voor zijn leven. En even later op de redactie, wanneer hij voor het eerst zijn beelden terugziet.
Doodstil was het, in de studio van RTV Oost. De hele redactie had zich in de kleine ruimte verzameld toen het videobandje begon te lopen. De witte rook uit de fabriek. Dan, even later, het vuurwerk dat omhoogknalde. Een eerste dreun, dakpannen die van de huizen afvlogen. En tot slot de tweede, allesverwoestende knal. Het beeld dat op zwart sprong.
De Vries (51) krijgt 25 jaar na de vuurwerkramp in Enschede weer kippenvel, thuis aan de eettafel in Oudewater, het Utrechtse stadje waarvan hij burgemeester is. Hij wrijft zijn ogen droog. De ramp heeft hij verwerkt, maar als dat laatste ogenblik ter sprake komt, wordt hij altijd emotioneel.
Op dat moment in de studio, zegt hij, drong misschien voor het eerst tot hem door waar hij getuige van was geweest. En tegelijkertijd was er, stiekem, een groot gevoel van opluchting dat alles op film stond – hij werkte voornamelijk als radioverslaggever en wist nauwelijks hoe een camera werkte. „Nu konden we laten zien wat er gebeurd was in Enschede.”
De beelden van De Vries, destijds freelancejournalist bij de regionale omroep, gaan de wereld over. Bij de ramp vallen 23 doden, onder wie een collega-journalist met wie hij goed bevriend was; 950 anderen raken gewond. De Enschedese wijk Roombeek ligt in puin. Zelf komt hij er wonderwel zonder kleerscheuren van af.
Lees ook
Vijf weken na de vuurwerkramp hingen overal in Enschede zeefdrukken van Jan Cremer
Een zonnige middag
Op 13 mei 2000 was de 26-jarige De Vries op pad voor Lijn Oost, een programma dat bestond uit korte interviews met passagiers van de bus of de trein. De collega die normaliter de straat op ging was afwezig, en zo gebeurde het dat De Vries die dag wel tien keer met zijn camera de bus op en neer nam van Enschede naar Hengelo.
Tot een vriend belde. Er was een brandje, hij had wat vuurpijlen de lucht in zien gaan. Of Danny niet even moest gaan kijken.
Bij aankomst in Roombeek staat de straat bij vuurwerkfabriek S.E. Fireworks al vol. Het is een zonnige middag, de halve buurt is uitgelopen om te kijken. Er wordt gelachen, af en toe gaan er wat pijlen de lucht in. Zonde dat het nog niet donker is, zegt een toeschouwer, dan hadden we het vuurwerk beter kunnen zien.
Een oorlogsgebied
De sfeer slaat om als opeens een schel geluid weerklinkt. Grote hoeveelheden siervuurwerk schieten vanachter de huizen de lucht in. De camera in de handen van De Vries maakt een draaiende beweging, hij begint de straat uit te rennen. Op het kruispunt gaat hij onder de deurpost staan van het dichtstbijzijnde huis waarvan de voordeur open staat. De ramen schieten uit hun sponningen.
Het aanhoudende gerommel wordt overstemd door een daverende knal. De Vries wordt naar achteren geblazen. Wanneer hij de ogen weer opent, ligt hij achter in de gang tegen het trapgat aan.
Lees ook
Na de wederopbouw is Roombeek mooier dan ooit, maar ‘ons kent ons niet meer’
Aardbevingstraining
Niet lang nadat hij is opgekrabbeld, omschrijft De Vries de situatie live op de radio als een „oorlogsgebied”. De paniek is hoorbaar in zijn stem. Een deel van de wijk is weggevaagd. De huizen zijn verwoest, tot in de wijde omtrek liggen glas, dakpannen, brokstukken. De straat ziet zwart van de rook en het stof.
Wat De Vries achteraf bezien nog het meest wonderlijk vindt: dat hij gewoon door bleef werken, in plaats van het rampgebied te ontvluchten. Dat door hem heen ging: Overijssel moet hiervan horen. De camera was, legt hij uit, „een soort filter. Je registreert het – niet meer dan dat. Je bent er zelf geen onderdeel van.”
Later zal zijn psycholoog uitleggen dat je, wanneer je niet begrijpt wat er gebeurt, je terugvalt op wat je nog wél begrijpt. De Vries kreeg als veertienjarige in de Amerikaanse staat Californië, waar hij een jaar had gewoond, aardbevingstraining. Daar leerde hij dat je onder de deurpost moest gaan staan, het stevigste punt van het huis.
Vervolgens deed hij niet meer dan dat hij gewend was: registreren. Zoals een dokter, zegt De Vries, meteen mensen gaat redden. Hij heeft gewonde mensen in auto’s gezet, met de opdracht ze naar het ziekenhuis te rijden. Waarom is hij zelf niet ingestapt, vraagt hij zich soms af. Hij zat, zegt hij terugblikkend, in een „roes”.
RTV Oost krijgt na de uitzending getergde telefoontjes: of de journalist niet wat kalmer verslag had kunnen doen
Het duurt lang voordat tot de rest van Nederland doordringt wat zich in Enschede heeft afgespeeld. RTV Oost krijgt na de uitzending getergde telefoontjes, of de journalist niet wat kalmer verslag had kunnen doen. En ook De Vries’ vader beseft nauwelijks de ernst van de situatie: hij vraagt of zoonlief niet even kan gaan kijken bij zijn auto. Die stond pal naast de ontplofte opslag.
In de dagen die volgen hoeft hij maar de televisie aan te zetten of hij ziet zijn eigen beelden terug. Lang heeft hij zich schuldig gevoeld. Híj werd in elke talkshow uitgenodigd, híj kon overal zijn verhaal vertellen. Iedereen wist wat híj gedaan had. Terwijl sommigen hun huis waren kwijtgeraakt, of familieleden hadden verloren.
Er waren ook mensen die dachten: die jongen is vast rijk geworden van de ramp. Integendeel: studeren en werken lukten hem niet meer. De beelden van de ramp kreeg hij niet meer van zijn netvlies. Het was nog niet de tijd dat je slachtofferhulp kreeg aangeboden. Twee jaar duurde het voor hij weer rustig kon slapen.
Danny de Vries wilde, toen hij burgemeester was, weten hoe het kon dat vuurwerk in een woonwijk was opgeslagen.
Foto Merlin Daleman
Genoeg ellende gezien
De Vries blijft niet lang meer werkzaam als journalist. Hij had genoeg ellende gezien. De ramp verandert bovendien zijn kijk op de wereld: na 13 mei beschouwt hij elke dag als „een cadeautje”. Zijn tijd wil hij nuttig gebruiken. „Dingen leren, centjes verdienen en daarna iets voor de maatschappij doen”, wordt het credo.
Na een carrière als spindoctor in de crisiscommunicatie wordt hij politiek actief, onder meer als campagneleider in Overijssel voor het CDA. Zonder de ramp had hij deze switch niet gemaakt, denkt hij. Omdat hij daarna had besloten dat hij „alles uit het leven wilde halen”. Maar óók dat hij iets wilde betekenen voor zijn medemens.
De politieke arena, zichzelf in het debat moeten „profileren ten koste van een ander”, is niet voor hem weggelegd. De Vries ziet zichzelf meer als „verbinder”. En dat is, zegt hij, precies wat een burgemeester is. In 2020 kiest de gemeenteraad van Oudewater, een stad die hij dan nauwelijks kent, De Vries uit 45 kandidaten.
Als burgervader hoeft hij zich nooit af te vragen waar hij het voor doet. Want in zo’n stadje gebeurt nogal eens wat. Lief en leed. Hij komt mensen tegen die de ellendigste dingen meemaken. Niet dat hij op zo’n moment altijd iets voor hen kan betekenen. Behalve door te luisteren, een arm om hen heen te slaan.
Oudewater heeft met 11.000 inwoners een bescheiden omvang. Maar zodra je ze beschouwt als 11.000 kinderen, zegt De Vries, dan word je opeens héél druk.
De Vries merkt dat veel mensen niet weten wat ze moeten doen. Zit iemand vast in de lift? Dan wordt hij gebeld
Zelfredzaam
Als burgemeester merkt hij dat heel veel mensen niet weten wat ze moeten doen als er iets onverwachts gebeurt. Zit iemand vast in de lift? Dan wordt hij gebeld. Gaat ergens een alarm af? Hij wordt gebeld. Ergens vindt De Vries het wel mooi: het hoort bij een kleine gemeenschap. Maar het is ook een signaal „dat er iets moet gebeuren”.
In zijn toespraak bij de lokale dodenherdenking heeft hij de vraag onlangs nog aan het publiek voorgelegd: hoe erg is het als we dagenlang zonder stroom komen te zitten? Ben je dan zelfredzaam? Of beter: zijn we dan sámen zelfredzaam? Letten we een beetje op elkaar?
Niet elke Nederlander, zegt De Vries, heeft een ramp meegemaakt. Hij wel. Hij wist wat weerbaarheid inhield vóór het een politiek modewoord werd. En dus ziet hij het in onzekere tijden – of het nu gaat om Russische dreiging, cyberaanvallen of klimaatverandering – als zijn taak de noodzaak daarvan voor het voetlicht te brengen.
Het begint bij een noodpakket, eentje om minimaal 72 uur te kunnen overleven. Maar ook met afspraken met je familie voor als je elkaar drie dagen niet kunt bereiken. Zodat mensen weten hoe te handelen als het erop aankomt. Zoals hij, 25 jaar geleden, wist dat hij onder een deurpost moest staan, omdat hij dat had geleerd.
Is dat leuk? Nee, zeker niet – maar het is nu eenmaal de realiteit, zegt De Vries.
Vuurwerkbunker in de straat
Met alle theorieën en geruchten die in de nasleep van de vuurwerkramp de ronde deden – over landmijnen in de fabriek of ijsfonteintjes als oorzaak van de brand – heeft De Vries zich nooit zo beziggehouden. Wat de ramp precies veroorzaakte, is nooit bekend geworden. Eigenlijk wil hij het ook niet weten.
Wat hem wel bezighoudt, is dat hij nu begrijpt waar het gemeentebestuur in Enschede destijds mee te maken kreeg. Dat je soms ten onrechte verantwoordelijk wordt gehouden voor iets. Of dat je – om maar wat te noemen – als burgemeester niet altijd weet op welke straathoek een vuurwerkopslag zit.
Dat ervoer De Vries zelf, toen hij er net na zijn aantreden achter kwam dat in Oudewater een, inmiddels gesloten, vuurwerkbunker zat. Bij hém in de straat.
De burgemeester wilde weleens weten hoe het kon dat, zoveel jaar na dato, nog steeds bergen vuurwerk middenin een woonwijk liggen. Hij weet het nog goed: hij zat achter de computer en het Teams-scherm was gevuld met deskundigen die hem uitlegden dat hij zich nergens zorgen over hoefde te maken. Die opslag voldeed keurig aan alle veiligheidsnormen.
Zie daar, zegt De Vries, het verschil tussen werkelijkheid en realiteit. De werkelijkheid bestaat uit de afspraken die we hebben gemaakt om alle risico’s op papier dicht te timmeren. „Maar de realiteit is: dit moeten we, 25 jaar na de vuurwerkramp, toch niet meer willen?” Of, zo vraagt hij zichzelf soms af: „Hebben we dan echt niets geleerd?”
Aan de tanuki, de Japanse wasbeerhond, schrijven ze in Japan magische krachten toe. Hij zou van gedaante kunnen wisselen, geluk brengen en daarnaast geweldige humor hebben en van een feestje houden. Kortom: een gezellig dier dat je er graag bij hebt.
Hoe anders wordt er in Nederland naar de Euraziatische wasbeerhond gekeken, een exoot die zich in Nederland heeft gevestigd. Die wordt niet gezien als de brenger van geluk, maar van (ecologisch) ongeluk en mogelijke verspreider van ziektes. De Japanse en de Euraziatische wasbeerhond zijn dan ook twee verschillende dieren. „Ze hebben zelfs een ander chromosoomaantal”, zegt ecoloog en roofdierexpert Jaap Mulder.
De wasbeerhond is een hond (geen beer dus). Hij heeft het formaat van een vos, maar zonder het jachtinstinct en de snelle wendbaarheid. De wasbeerhond is traag, een beetje als een das. Hij is hier terechtgekomen vanwege zijn volle vacht in gemêleerd zwart-bruin-grijs, die zeer geschikt is voor jassen en kragen.
Al in 1981 werd het dier voor het eerst in Nederland gesignaleerd, nadat hij was overgekomen uit Oost-Europa waar hij werd gefokt voor zijn bont. Pas sinds de eeuwwisseling is hij echt blijven hangen. In het noordoosten komt hij voor in alle grote natuur- en waterrijke gebieden. Vorig jaar werd voor het eerst een exemplaar in een park in Amsterdam gevonden – dood –.
„De wasbeerhond is nu echt gearriveerd”, kopte Nature Today vorige maand. „Over tien tot twintig jaar in het hele land”, voegde het AD eraan toe. Daarop volgden andersoortige artikelen. „Jacht op de wasbeerhond geopend: ‘Hoort niet in Nederland’”, aldus een jager bij RTL.nl. Hoe moeten we omgaan met de wasbeerhond?
De wasbeerhond is een traag roofdier. Foto Raimund Linke/ANP
Ecosysteem
Jaap Mulder doet al decennia onderzoek naar in Nederland levende roofdieren. Sinds een jaar of twintig valt daar de wasbeerhond onder. „Het is eigenlijk niet écht een jager, daar is hij te langzaam voor. Hij scharrelt meer en loopt dan soms een prooi tegen het lijf.”
Muizen, padden, kikkers en dode dieren staan op het menu. Soms stuit hij, en dat is waarom zijn komst niet louter enthousiasme oproept, op een nest van bedreigde weidevogels. „Daarom vinden mensen dat hij bejaagd moet worden”, zegt Mulder. „Jagers noemen dat trouwens ‘beheren’, of ‘bestrijden’. Zij hebben het ook over de marterhond, in plaats van de wasbeerhond, dat is Duits. Jagers houden misschien van Duits, maar met een marter heeft het dier niets te maken.”
Het is een exoot, die hoort hier niet
Jager Bjorn van der Veen vindt inderdaad dat „de marterhond” bestreden moet worden, in het belang van het ecosysteem. „Het is een exoot, die hoort hier niet. Daar zijn op internationaal niveau regels en afspraken over gemaakt. Daarbinnen heeft Nederland een Europese verplichting om invasieve exoten te bestrijden.”
Van der Veen is jager, „uit passie, niet als beroep en het is anders dan mensen denken 80 procent van de tijd veldwerk zonder geweer”. Daarnaast runt hij een „adviesbureau op het gebied van biodiversiteit en faunadossiers”. Hij beheert in de buurt van Borger, de hunebedhoofdstad, een landgoed waar ruimte is gemaakt voor landbouw, recreatie in de vorm van een camping én natuurbeheer. Zo is langs de rand van de landbouwgrond een strook aangelegd voor bloemen en onkruid. „De hazenapotheek”, zegt Van der Veen.
Daar, wijst hij, gaan ze struiken planten die bessen en andere vruchten dragen. „Om het ecosysteem sluitend te krijgen en te zorgen dat er voldoende en gevarieerd voedsel is voor de dieren die hier leven.”
De dieren die hier leven, zitten daarbij elkaar en de mens met regelmaat in de weg. Zo is Van der Veen niet bijster blij met de vos en zelfs niet met de beschermde das. Uiteraard behoren ze tot de biodiversiteit, „maar als de balans zoek is, is beheer noodzakelijk”. De wolf is een extremer voorbeeld. Hij wijst naar een boerderij in de verte. „Daar zijn een maand geleden door een wolf in drie nachten zestig schapen doodgebeten.”
Het zand dat de wasbeerhond heeft uitgegraven voor zijn hol.
Foto Sake Elzinga
Faunabeheerder en jager Bjorn van der Veen toont op zijn terrein de sporen en holen van de wasbeerhond.
Foto Sake Elzinga
Opportunist
De wasbeerhond zit de boeren niet op dezelfde manier in de weg, hoewel hij foeragerend ook wel eens wat van het land wil pikken. „Je kan het een opportunist noemen, je kan het ook uitleggen als parasitair”, zegt Van der Veen. In het ecosysteem op het landgoed ziet hij geen ruimte voor de wasbeerhond. Waarbij ook hij specifiek wijst op het beschermen van de weidevogels. „Om de natuur te beschermen moeten we aan faunabeheer doen, dat is onlosmakelijk verbonden aan het behouden van biodiversiteit.”
De weidevogel gaan we niet redden ten koste van de wasbeerhond, daar moeten we heel veel meer voor doen
Maar die klakkeloze bestrijding van deze exoot is wat Mulder betreft overdreven, kortzichtig en zinloos. „Bij de strategie om een diersoort helemaal te laten verdwijnen uit een land moet je je twee dingen afvragen. Eén: kan het? En twee: is het nodig? Op beide vragen is op dit moment het antwoord: nee.” Het is typisch taal van ambtenaren en jagers, zegt hij. „Die leven volgens het motto: exoot moet dood. Hoewel met een ander motief.”
In het moerassige gebied rondom Westbroek (Utrecht), waar de eerste wasbeerhond ook al is gespot, leven veel weidevogels, wijst Mulder. Dat die beschermd worden snapt hij wel, maar „het is in feite stervensbegeleiding”. Natuurbeheer, zegt hij, is het vertragen van de achteruitgang. En de weidevogel is volgens hem het redden voorbij – behalve misschien in natuurreservaten.
„De weidevogel wordt bedreigd door de landbouw, niet door roofdieren. Het weiland van vroeger, met bloemen en insecten, is ‘grasfalt’ geworden, daar kan geen kuiken meer opgroeien. Dát is wat de weidevogel bedreigt.”
Toch mag in het kader van de bescherming van weidevogels op dit moment onder meer de vos actief worden bestreden, ook daar waar helemaal geen weidevogels leven. „Omdat hij zogezegd schade aan de natuur toebrengt, zeggen ze. Hoe kan dat? Hij is zelf onderdeel van de natuur.”
Faunabeheerder en jager Bjorn van der Veen haalt een val uit zijn wagen om deze te plaatsen.
Foto Sake Elzinga
Europese verplichting
Een effectieve opdracht om de wasbeerhond te bestrijden krijgt Van der Veen slechts in zeer beperkte vorm. „Dééd de provincie dat maar meer, ik doe het allemaal zelf binnen de nauwe wettelijke kaders. Het is een Europese verplichting die ik als jager vrijwillig uitvoer.” Uitgaven daarvoor, zoals voor de betonnen val in de vorm van een tunnel waar een wasbeerhond zichzelf vangt door op een wipwap te gaan staan, betaalt hij zelf. „De kosten gaan al snel richting de 1.000 euro voor zo’n val. Een tegemoetkoming vanuit de overheid zou netjes zijn.”
Hij hoopt dat de rol van de jager in het buitengebied „weer meer omarmd” gaat worden, en dat er niet alleen naar de „tekentafelridders” geluisterd wordt om plannen te maken voor natuurbehoud. „Nederland is uit balans. We willen recreatie, snelwegen, een agrarische sector, we willen alles, maar dat is ook in conflict met elkaar. Voor mensen kunnen we daar wetten en regels voor opstellen, dieren kunnen we niet uitleggen waar en wat ze wel of niet mogen eten.”
Een andere zorg rond de wasbeerhond is de mogelijke verspreiding van parasieten en virussen. Bijvoorbeeld de vossenlintworm. Die komt, zoals de naam doet vermoeden, vooral bij vossen voor en is zonder behandeling dodelijk voor mensen. De kans op besmetting is echter heel laag. Ook rabiës kan verspreid worden door de wasbeerhond, hoewel de Voedsel- en Warenautoriteit de kans daartoe in Europa „klein” acht, het virus is immers in heel West-Europa uitgeroeid.
Toch beschrijft de autoriteit in de factsheet Wasbeerhond „de overdracht van ziekten” als „het meest schadelijke effect van deze invasieve exoot in Europa”. En de reden dat hij op de lijst staat van soorten die bestreden moeten worden. Dat de wasbeerhond in verband gebracht wordt met de markt in de Chinese stad Wuhan en het ontstaan van de coronapandemie, helpt zijn ziekteverspreidende imago niet.
Mulder haalt zijn schouders op. Zolang de wasbeerhond niet op het menu staat en artsen in risicogebieden voor de vossenlintworm opletten, is er wat betreft die ziekteverspreiding echt niet zoveel aan de hand. „De enige reden om de wasbeerhond te willen bestrijden is vanwege de vreemde kunstmatige situatie waarin we de weidevogel willen behouden. Maar die gaan we niet redden ten koste van de wasbeerhond, daar moeten we heel veel meer voor doen.”
Volgens Mulder biedt de Europese verplichting om de wasbeerhond te bestrijden alle ruimte om dat alleen te doen waar het haalbaar en zinvol is, bijvoorbeeld rond weidevogels. „Want hij heeft hier allang zijn eigen niche gevonden, we krijgen hem niet meer weg.”
Volgens de Duitse Bondkanselier Friedrich Merz „ligt de bal nu bij Poetin”, en inderdaad: nog geen dag nadat een topzware Europese delegatie in Kyiv Rusland de wacht had aangezegd, voelde de Russische president zich gedwongen te reageren.
Om half twee ’s nachts lokale tijd verscheen Poetin voor de camera’s en schopte hij de bal met een ferme trap terug naar de Europese helft van het veld. De Russische president ging niet in op de belangrijkste eis die de regeringsleiders van Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Polen tijdens hun bezoek aan de Oekraïense president Zelensky hadden genoemd: een onmiddellijk staat-het-vuren van dertig dagen. In plaats daarvan stelde Poetin voor zo snel mogelijk te beginnen met onderhandelen. Komende donderdag al, in Istanbul.
Poetin stelde geen voorwaarden aan het begin van de besprekingen, maar hij gaf ook geen enkele indicatie dat hij bereid is zijn eerder geformuleerde eisen af te zwakken. Rusland wil geen bezet gebied teruggeven, wil niet dat Oekraïne lid wordt van de NAVO en eist dat president Zelensky vertrekt. Die eisen, zo weet Poetin maar al te goed, zijn voor Kyiv niet acceptabel. Zijn voorstel om te gaan onderhandelen over „een duurzame vrede” lijken dan ook vooral gericht op zo veel mogelijk uitstel.
‘Niet genoeg’
De Franse president Emmanuel Macron was niet onder de indruk. „Het is een eerste stap, maar het is niet genoeg”, zei de Franse president. „Een onvoorwaardelijk staakt-het-vuren wordt per definitie niet voorafgegaan door onderhandelingen.” President Zelensky zei dat hij bereid was naar Istanbul te gaan om te praten, maar dat wat hem betreft de wapens vanaf maandag zouden moeten zwijgen. „Er is geen enkele reden om het doden ook maar één dag voort te zetten.”
Een onvoorwaardelijk staakt-het-vuren wordt per definitie niet voorafgegaan door onderhandelingen
Zo is het einde van de nu al drie jaar slepende oorlog nog niet direct in zicht, maar lijken de verhoudingen in de afgelopen 48 uur wel enigszins te zijn verschoven. Afgelopen vrijdag nog demonstreerde Poetin tijdens de traditionele overwinningsparade op het Rode Plein dat hij geenszins geïsoleerd staat in de wereld. Niet alleen de Chinese president Xi Jinping, maar ook de Braziliaanse president Lula da Silva en de leiders van Servië en Slowakije zaten op de eretribune.
Lees ook
Met militaire pracht en praal wil Poetin laten zien dat hij niet alleen staat in de wereld
Toch staat Rusland er minder gunstig voor dan het lijkt. In de afgelopen weken heeft Washington steeds duidelijker laten blijken dat de VS hun geduld beginnen te verliezen met de Russische leider, die ondanks intensieve Amerikaanse shuttle-diplomatie nog altijd niet van zins lijkt concessies te doen. De Amerikaanse strategie om het Rusland naar de zin te maken en vooral druk uit te oefenen op Kyiv heeft in de afgelopen maanden niet tot een doorbraak geleid.
Afgelopen zondag hield Donald Trump op zijn platform Truth Social de moed erin. „We verwachten dat Rusland een staakt-het-vuren – volledig, duurzaam, betrouwbaar – zal afkondigen vanaf maandag 12 mei”, jubelde de Amerikaanse president. Op zondag was van die vermeende goede bedoelingen nog niets te merken: de Oekraïense autoriteiten meldden Russische drone-aanvallen op Kyiv en andere steden, waarbij schade werd aangericht aan huizen en er tenminste één gewonde viel. De vraag is wanneer voor Trump de maat definitief vol is en de VS hun handen aftrekken van het conflict.
Europese eensgezindheid
Daar staat tegenover dat Europa sinds het aantreden van Merz als bondskanselier zijn stem weer gevonden lijkt te hebben. Het bezoek van Merz, Macron, de Britse premier Keir Starmer en de Poolse premier Donald Tusk was een krachtige demonstratie van Europese eensgezindheid. De vier regeringsleiders dreigden met extra sancties, als Rusland geen gehoor zou geven aan de oproep tot een bestand. Nu Trumps pogingen om vrede te stichten op niets lijken uit te lopen, trekt Europa het initiatief naar zich toe, en dat is geen goed nieuws voor Poetin, die de Amerikanen handig aan het lijntje hield.
Gezien de vertoonde Europese eensgezindheid kan Poetin beter proberen de Amerikanen aan boord te houden
Hoe zwak de Amerikaanse diplomatie opereert, werd nog eens pijnlijk duidelijk door een onthulling van de Bulgaarse onderzoeksjournalist Christo Grozev, die met behulp van AI kon aantonen dat de tolk die vertaalde voor de Amerikaanse gezant Steve Witkoff tijdens zijn laatste bezoek aan Moskou, een ambtenaar is van het Russische ministerie van Buitenlandse Zaken.
Europa zit heel anders in de wedstrijd. Zo hebben de grote Europese landen al duidelijk gemaakt dat de Russische annexatie van de Krim niet zal worden erkend en dat er geen sprake kan zijn van verzwakking van de Oekraïense strijdkrachten. Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk smeden een ‘coalition of the willing’ van landen die troepen willen leveren voor een vredesmacht in Oekraïne. Afgelopen vrijdag waren de Europese regeringsleiders ook nog aanwezig in Lviv, voor de oprichting van een tribunaal dat de ‘agressie’ van Moskou moet berechten. Poetin, kortom, kan de Amerikanen beter aan boord houden.
„Wat is hier mis mee”, zei hij tijdens zijn toespraak in het Kremlin over zijn voorstel tot directe onderhandelingen met Kyiv. „Wie daadwerkelijk voor vrede is, kan dit onmogelijk níet steunen.”
Poetin is „op zoek naar een uitweg”, zei de Franse president Emmanuel Macron toen hij zondag in het Poolse Przemysl van de trein stapte. „Maar er is altijd een verlangen van zijn kant om tijd te winnen.”