Waterpolo-bondscoach Eva Doudesis: ‘Ik moest leren om respect te tonen aan de speelsters’

Het gesprek is nog maar net begonnen, of waterpolocoach Eva Doudesis zegt al dat er nog een afspraak nodig is. NRC nodigde Doudesis uit om te praten over zijn vak, voor een nieuwe interviewserie met topcoaches. We vertellen dat de gesprekken zullen gaan over wat ‘de sleutel tot succes’ is, als die al bestaat. Over de werkwijze van een coach, hoe je mensen beter maakt. Over leiderschap en teamgevoel.

Doudesis veert op, de reikwijdte van het interview lijkt hem nu pas volledig duidelijk te worden. „Ik denk dat we het er nog een keer over moeten hebben”, zegt hij. Het uur dat is gepland, vindt hij te kort. „Dat is een goede tijd voor een introductie.”

Eva, een afkorting van Evangelos, Doudesis (38) won in juli een gouden medaille bij het WK met de Nederlandse waterpolovrouwen, na een zinderende wedstrijd tegen Spanje, die eindigde in een strafworpenserie. Het is de eerste wereldtitel voor de Nederlandse vrouwen sinds 1991.

Doudesis is nog niet zo gek lang coach. Tien jaar geleden, hij spreekt inmiddels vloeiend Nederlands, kwam hij vanuit Griekenland naar Nederland. In eerste instantie om waterpolo te spelen bij Polar Bears in Ede, naast zijn studie sportmanagement aan de Johan Cruyff Academy. Twee jaar later kreeg hij bij die club zijn eerste baan als coach.

Hij kwam er vrij snel achter dat Griekenland „anders is dan Nederland”, als het gaat om de rol van een coach, de manier waarop die zich opstelt. „In Griekenland zijn we harder.” Hijzelf ook, in zijn eerste tijd bij Polar Bears. „De coach is een dictator, dacht ik. Die zegt: jij gaat dit en dit doen, en klaar. Zo was ik in het begin. Tot het moment dat ik me realiseerde: ik werk niet met robots, ik werk met mensen.”

Was dat een plotseling inzicht of is dat gegroeid?

„Het is gegroeid. Maar er was ook een incident. Een vader van een jonge speelster kwam naar me toen en zei: je bent tactisch en technisch echt de beste, maar je weet niet wat je doet met mensen.”

De vader vertelt hem dat zijn dochter „verdrietig” naar huis gaat. Doudesis schrikt ervan. „Ik heb er superveel respect voor dat die man mij dit heeft verteld. Hij heeft me echt geholpen.” Het was zijn „eerste en belangrijkste les als coach.”

Foto’s: Koen van Weel/ANP

Wat is er toen veranderd in je manier van werken?

„Ik besefte: als ik het zo blijf doen, dan ga ik mensen kwijtraken, beschadigen misschien wel. Dus ik ging luisteren, overleggen, heb geleerd om samen te werken. Ik moest leren om respect te tónen.”

Hoe laat je dat zien?

„Ik luister naar de speelsters. Op sommige momenten stel ik duidelijke kaders: als we een wedstrijd spelen, tijdens trainingen. Maar daarbuiten ben ik van mening dat sporters opties moeten hebben om keuzes te maken.”

Bijvoorbeeld om te studeren, zegt hij. Of om in het buitenland te spelen. Zoals keeper Laura Aarts, die stopte bij het Nederlandse team omdat Doudesis’ voorganger Arno Havenga haar geen ruimte gaf om ook bij haar Hongaarse topclub te waterpoloën en daarnaast haar studie fysiotherapie te doen.

Als Doudesis in 2021 de promotie van assistent naar bondscoach maakt – kort na de teleurstellende Spelen van Tokio, waar de waterpolovrouwen zesde werden – nodigt hij Aarts uit voor een pannenkoek. Om te peilen of ze terug wil keren naar het Nederlandse team. Aarts gaat met een aantal „eisen” dat gesprek in, vertelt ze later aan het AD. „Studie, meer bewegingsvrijheid, spelen in het buitenland.” Maar ze hoeft haar eisen niet eens uit te spreken. „Eva gaf in het eerste gesprek uit zichzelf aan dat hij het anders wilde aanpakken. Hèhè.”

Wat je daar als coach voor terugkrijgt, zegt Doudesis, is dat speelsters „rustiger in hun hoofd zijn, meer gefocust. De vrijheid die je geeft creëert vertrouwen en een veilige cultuur.”

Een vader van een jonge speelster kwam naar me toen en zei: je bent tactisch en technisch echt de beste, maar je weet niet wat je doet met mensen

Er zijn meer voorbeelden. Zoals aanvoerder Sabrina van der Sloot (32). „Zij zei vorig jaar tegen me: ik moet echt stage lopen. Ze wil lerares worden. We hebben afgesproken dat ze tot december in Nederland zou blijven, terwijl we een druk seizoen hadden met een EK en een WK. Ze heeft in die periode echt weinig getraind.”

Het lijkt risicovol: stel dat zij minder fit was geworden door die stage.

„Ik zeg ook niet: we gaan stoppen, alleen maar studeren, een weekje trainen en worden wereldkampioen. Nee. Ze begrijpen de balans. Nu zou het niet kunnen, in een olympisch seizoen.”

Wat vaak over jou gezegd wordt, is dat je wil dat speelsters gelukkig zijn.

„Ik heb gezegd: ik wil dat iedereen gelukkig is, maar je zult niet altijd blij zijn. Wij hebben onze droombaan, maar soms heb je geen mooie dag. We moeten soms om acht uur ’s ochtends trainen, of onze tegenstander maakt ons kapot. We hebben selectiemomenten, het slechtste moment van elk team. Maar ik probeer steeds te relativeren: wat gebeurt er in de wereld? Iemand zei een tijdje geleden tegen me: ik ben supermoe. Ik zeg: ja, meid, ik begrijp het, maar in Oekraïne vechten ze nu. En wij hebben het erover dat het vroeg is.”

En wat draagt nog meer bij aan gelukkig zijn?

„We hebben een groep van achttien écht goede speelsters. Van die achttien gaan er dertien naar de Spelen, vijf niet. Maar alle mensen hebben een superbelangrijke bijdrage in het proces. En dat moeten ze weten.”

Hoe zorg je ervoor dat die vijf die niet mee mogen zich na zo’n selectiemoment even belangrijk voelen?

„Dat is heel moeilijk. Een collega, de Canadese bondscoach, zei een keer tegen me: ‘This is the reason we get paid. Anders zou het een hobby zijn.’ Kijk, de meiden weten: we zijn goed, het is geen schande om niet geselecteerd te worden. Maar het blijft pijnlijk. Je moet nadenken over manieren om het niet nog pijnlijker te maken. Na elke selectie praten we met alle meiden die niet geselecteerd zijn. Wij doen dat niet met berichtjes, zoals ik gelezen heb over andere teams. Face to face, om respect te tonen.”

In zijn team, zegt hij, is respect voor elkaar een eis. „Ik heb vanaf het begin gezegd: niemand is belangrijker dan het team. Niemand. Ik ook niet. Dat helpt ook, hoor. Van de jongste tot de oudste, ze hebben serieus respect voor elkaar.”

Grenzen verleggen hoort bij topsport, maar door de maatschappelijke discussies over grensoverschrijdend gedrag vragen sommige coaches zich af hoe ze dat nog kunnen doen.

„Het zit constant in mijn hoofd. Hoe was ik vandaag? Heb ik te veel gedaan, was het too much? We zeggen ook tegen de meiden: wees alert, wees eerlijk, je mag het zeggen als er iets aan de hand is, je kan alles bespreken. Ik vind coaches op dit moment superkwetsbaar, want als ik iets zeg, komt het dan over zoals ik het bedoel?”

Ik wil dat iedereen gelukkig is, maar je zult niet altijd blij zijn

Vind je het eng?

„Af en toe wel. Als er iets gebeurt in een andere sport, als ik erover lees. Dan probeer ik me voor te stellen: wat kan er zijn gebeurd? Hoe kan zoiets misgaan? Ik denk dat we in een transitieperiode zitten, waarin we hier veel over moeten praten. Dat is ook goed.”

Na een uur verexcuseert Doudesis zich haastig. Hij moet echt gaan.

Een week later spreken we elkaar weer. Op dezelfde plek, in het restaurant van de KNVB in Zeist. Verderop, verscholen achter de bomen, ligt het zwembad waar de waterpolovrouwen trainen.

Veel van hen heeft hij zien opgroeien. Bij Polar Bears, of als assistent van het Nederlands (jeugd)team. Met speelsters als Nina ten Broek, Simone van de Kraats en de zussen Bente en Lieke Rogge werkt hij vanaf het begin, een deel van hen was toen pas veertien, vijftien jaar. „We hebben echt niet out of the blue goud gewonnen. We hebben samen veel tijd geïnvesteerd.”

Van jou bestaat een filmpje van het WK in Hongarije, vorig jaar. Jullie spelen tegen Zuid-Afrika, staan ver voor …

Doudesis haakt in. „Ik weet wat je bedoelt. Over respect.”

Wat gebeurde er?

„In het waterpolo geldt: als je beter bent, dan win je. Het kwaliteitsverschil kan heel groot zijn op zo’n WK. In die wedstrijd waren er momenten dat we niet gefocust waren. En ik hoef die wedstrijd niet met 30-1 te winnen, maar er zijn ook dingen die ik irritant vind. We blijven nederig.”

Je hebt het over ‘een beetje fucking zelfrespect’.

„Ja, maar ik was ook superkalm hoor. Ik heb het teruggekeken.”

Je zei het rustig. Maar het was wel duidelijk dat dit niet zo kon doorgaan.

Hij lacht: „Die meiden maken hier grapjes over, hoor. Dat moeten jullie wel weten.”

Kun je ons eens mee terug nemen naar het WK in Fukuoka, waar jullie goud wonnen. En dan vooral die strafworpenserie in de finale. Hoe zit je daar als coach?

Doudesis begint, enthousiast, eerst met de laatste fase van de wedstrijd. „Oké, dus we staan voor.”

Met nog twintig seconden op de klok, het is 12-11, maakt Aarts eerst een belangrijke redding, maar kort daarna maakt Spanje alsnog gelijk. Strafworpen.

Tot de derde gaat het gelijk op. Spanje is weer aan de beurt. Doudesis ziet dat reservekeeper Sarah Buis en Aarts een aanzet doen om te wisselen – in het waterpolo mag dat ook tijdens een strafworpenserie. „Dus ik denk: oké, ze gaan wisselen. Ze hebben iets gezien, gedacht. Sarah gaat richting het doel. En de speelster van Spanje, Beatriz Ortiz, wacht met de bal. Dat kost echt veel energie. Het is een superspannend moment. Je kunt alleen maar verliezen. Als je scoort, heeft niemand het erover.”

Dan zeggen Aarts en Buis iets tegen elkaar, en blijkt de wissel toch niet door te gaan. „Laura gaat weer terug naar het doel.” Kort daarna mist Ortiz. Aarts weet de bal met een zetje van haar rechterhand uit het doel te houden. Een beslissend moment: de rest van de strafworpen gaan er aan beide zijden in.

Jij wist dit niet?

„Ik wist het niet. Dat is het initiatief van de sporter. Het was echt superslim.”

Dat zegt veel over de vrijheid die speelsters ervaren.

„Ja, superleuk hè? Bij ons is dat normaal. De kaders zijn duidelijk, maar verder hebben ze veel vrijheid om zichzelf te zijn.”

Wat verwacht jij van ervaren, leidende speelster in jouw team?

„Verantwoordelijkheid nemen, jongere speelsters helpen. Eerlijk tegen mij zeggen wat ze denken. Ze hebben het soms moeilijk met mij, moeilijker dan de rest, want ik heb hoge verwachtingen.”

Doudesis pakt zijn telefoon erbij. „Ik ga hier een poster van laten maken om in het zwembad te hangen.”

Wat hij laat zien is een foto van Simone van de Kraats, gemaakt in de halve finale tegen Italië. Daarnaast staan verschillende van haar statistieken in die wedstrijd: passes, onderscheppingen. „Ze is topscorer van het team. Valt jullie iets op?”

Er staan geen doelpunten bij.

„Ja. Die meid is de beste shooter ter wereld. Tijdens de halve finale is ze uitgeroepen tot speelster van de wedstrijd. Maar nul keer gescoord. Van leiders verwacht ik dat ze bijdragen aan het team. Zij heeft daar álles gedaan wat ze kon in de verdediging.”

Stuur jij dat aan als coach?

„Dat is niet nodig. Omdat je erop voorbereid bent. Voorbereid om ook op je slechtste dag te presteren. Dat is niet makkelijk. Daar hebben we veel aandacht aan besteed. We zijn streng geweest.”

Hij pakt opnieuw zijn telefoon en laat een high intensity-training zien, die elke woensdag op het programma staat. „Er zijn oefeningen op de zijkant, meiden zijn bezig met erin en eruit te springen, daar krachttrainig, elastieken. Hier een andere oefening, echt heel intensief.”

Hij stopt zijn telefoon weer weg. „Na die oefeningen gaan wij onze tactiek trainen, dingen waar je echt concentratie voor nodig hebt, terwijl iedereen hélemaal kapot is. Maar stoppen accepteer ik van niemand. Dat kan niet. Zo bouw je karakter. Want er komen momenten in de wedstrijd waarin je weet: jongens, we hebben dit al gedaan, we zijn er klaar voor.”