Wat je echt sloopt

Ellen Deckwitz

Vorige week liep ik, in een poging om een plas te ontwijken, bijna een kleuter omver. Mijn broer trok me net op tijd aan de kant. „Kan je niet uitkijken?” zei hij boos. „Mijn linkerzool is lek”, zei ik. Hij keek omlaag naar mijn compleet afgetrapte schoeisel.

„Sinds wanneer heb je die?”

„Zomer 2021?”

„Meekomen jij”, zei hij, en sleepte me mee naar de dichtstbijzijnde schoenenwinkel.

„40,5, brede wreef en ongetwijfeld een doorgezakt voetbed”, brulde hij tegen de verkoper.

Een halfuur later stond ik buiten op verse sneakers.

„Ik snap niet waarom je altijd zo lang wacht met vervangen”, bromde mijn broer. „Je verpest je voeten.”

„Ik was gehecht aan mijn oude paar. En ik houd gewoon niet van inlopen, het is gedoe, ik voel nu al waar ik morgen stijf zal zijn.”

„Ontstoken peesbladen en een hernia, dat is pas gedoe”, mopperde hij. „Weet je nog die voeten van Özcan?”

Oeh, ja. Een vriend groeide op in een gezin dat het niet breed had, waardoor hij de schoenen van zijn oudere broers moest aflopen. Tegen de tijd dat hij ze doorgeschoven kreeg, was de zool al dunner dan een vloeitje. Om het nog erger te maken, groeiden zijn voeten keihard, waardoor ze maandenlang opgesloten zaten in veel te krap schoeisel. Het resulteerde in scheve wreven met taps toelopende hamertenen, likdoorns, littekens van ingegroeide nagels en een absurd bolle voetholte.

Inmiddels heeft hij een Tesla, woont hij in een monumentaal pand met daarin meer dan tweehonderd paar designergympen, maar met zijn voeten komt het nooit meer helemaal goed. Hij zal de rest van zijn leven afhankelijk blijven van steunzolen, fysiotherapie en pijnstillers. „Özcan zou een moord voor jouw voeten doen”, zei mijn broer streng. „Ga ze nou niet verpesten.”

De volgende dag had ik overal spierpijn omdat mijn knieën en onderrug weer moesten wennen aan een correcte lichaamshouding. Mijn buitenste teentjes hadden barokparels aan blaren, mijn middenvoetsbeentjes voelden verkrampt. Een week later waren de schoenen ingelopen en was alle pijn verdwenen.

„Fijn om te horen”, zei mijn broer toen ik hem dankte voor zijn assertiviteit. „Voor je het weet waren je voeten niet meer te repareren.”

„En toch mis ik mijn oude paar schoenen nog een beetje, ze zaten zo vertrouwd”, mompelde ik.

„Maar dat is juist het probleem”, zei hij en schopte een steentje aan de kant. „Het vertrouwde zal ons, als we niet uitkijken, helemaal slopen.”

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.