Waarom word je de ene keer sneller dronken van alcohol dan de andere keer?

Eating is cheating, zeggen mensen die drinken stoer vinden nog weleens. Want als je eet, word je minder snel dronken, en dat is valsspelen. Wie wel wil drinken maar niet om té dronken te worden, legt een bodempje, zoals dat heet. Hoe werkt dat? En waarom word je soms toch sneller dronken dan anders?

Hoe snel je dronken wordt hangt af van of je man of vrouw bent, dik of dun, klein of groot, oud of jong. Dat bepaalt hoe snel alcohol in je bloed komt en hoe hoog dan de concentratie in het bloed is. Via mondslijmvlies, slokdarm, maag en dunne darm komt alcohol in het bloed. De lever, die het leeuwendeel afbreekt, doet dat beetje bij beetje en slaat niets op. Als het niet meteen verwerkt wordt, bereikt alcohol via het bloed het hele lichaam, ook de hersenen. Dat voel je. En dat voel je sneller als je niet gewend bent aan alcohol, omdat je lever dan minder snel alcoholdehydrogenase (ADH) aanmaakt dan bij gewoontedrinkers, het enzym dat alcohol afbreekt tot het giftige aceetaldehyde waar je zo katerig van wordt.

Er zijn websites die zeggen dat koolhydraatrijk voedsel, zoals pizza, pasta en pannenkoek, de beste bodem is voor een avondje lampenzwaaien. Maar waarom pizza een betere bodem levert dan een gebakken ei? Het is moeilijk om daarvan de onderbouwing te vinden. Waarschijnlijk maakt het niet uit of je koolhydraten, vet of eiwit in je maag hebt. Dát je een bodempje hebt is belangrijker dan wát dat is. Voedsel remt de opname van alcohol, en zorgt dat de alcohol gelijkmatiger in je bloed komt, schrijft Trimbos, het kennisinstituut voor alcohol. In een gevoed lichaam zit bovendien een hoger gehalte ADH-enzymen. Vrouwen hebben minder van die enzymen in maag, darm en lever dan mannen, daardoor blijft alcohol bij vrouwen ook langer in het bloed zitten. Aspirine maakt het nog erger, want die zorgt ervoor dat die enzymen in de maag minder goed hun werk doen.

Vissenkom op een pootje

Dan wát je drinkt. Je zou denken: het maakt niet uit, want in een standaardglas – of het nou voor bier, wijn of sterke drank is – zit 10 gram alcohol. Maar los van het feit dat wijn of gin-tonic tegenwoordig soms in een vissenkom op een pootje worden geschonken, ook het percentage alcohol speelt een rol. In het ‘alcohol ABC’ waar Trimbos aan refereert, staat dat het lichaam alcohol het snelst opneemt als het drankje 20 tot 30 procent alcohol bevat. Een glas sherry (circa 20 procent) geeft verrassend genoeg sneller een hoog promillage dan een glas wodka met 40 procent. Dit komt doordat sterke drank de maaglediging remt. Elders lezen we dat hoge concentraties alcohol de maagspieren irriteren en dat vertraagt de opname.

In kleine experimenten werden proefpersonen sneller dronken van wodka-tonic dan van alleen wodka. Maar stevig bewijs dat je van drankjes met koolzuur sneller dronken wordt, ontbreekt. Dat geldt ook voor de rietjeshypothese. Als je door een rietje drinkt, komt de alcohol meer dan normaal in contact met je verhemelte, en dat is meer doorbloed dan je tong, waardoor een deel van de alcohol daar al wordt opgenomen, volgens verslavingsinstelling Jellinek. Maar of het zo werkt? Ninette van Hasselt van Trimbos stuurt nog een opmerking van onderzoekers die concluderen dat het nooit goed is onderzocht.

En wat heb je aan dit soort weetjes? Veel relevanter, zegt Van Hasselt, is de kennis dat het per persoon en per moment enorm verschilt hoe snel je dronken wordt. „Belangrijk is dat je niet drinkt op een lege maag en zicht hebt op hoeveel je drinkt. Wie telt, drinkt minder.” En een open deur tot slot: „De beste bewezen manier om niet dronken te worden is niet te veel drinken.”